Eindelijk een behoorlijk grafje voor Imran

Al eerder maakte ik iets moois van zijn grafje. In het eerste jaar had ik zijn hele grafje bedekt met prachtige bloeiende dahlia’s. Om onduidelijke redenen waren die na verloop van tijd weggehaald. Daarna bedekte ik het heuveltje van zijn graf met grote witte kiezels, wat ook heel mooi was, omdat je al van verre zijn grafje zag schitteren. Ook deze kiezels werden verwijderd.
Na 10 jaar werd zijn grafje verplaatst naar een andere locatie, omdat dat de locatie was voor graven die telkens verlengd konden worden. Omdat het op naam stond van mijn ex, wist ik lange tijd niet precies welk nummer zijn grafje had. Ik heb toen jarenlang staan bidden bij het grafje van een ander kindje (nr. 147).
Pas nu is het graf op mijn naam gezet en opnieuw verlengd en nu weet ik dat het nummer van zijn graf 83 is.

Ahmad en ik hebben een mooie ‘grafsteen’ bedacht voor hem. Het idee is van mij, maar het is volledig uitgevoerd door Ahmad, die een tijd lang als hobby pyrografie had en daarvoor nog het gereedschap had. We hebben een dikke weersbestendige plank gekocht van hard hout en die heeft Ahmad bewerkt met een mooi ontwerp van twee hoppen (vogelsoort). Daarna heeft hij het afgelakt met een weerbestendige beits. De plank is vastgeschroeft aan twee bakstenen die hij heeft ingegraven in de grond van het grafje aan het hoofdeinde.

Adil was zo lief om ons naar de Kovelswade in Utrecht te rijden, de begraafplaats waar de stoffelijke restjes van Imran zich bevinden. Het viel me direct op dat de begraafplaats een stuk minder goed onderhouden wordt dan een tijd geleden. Zowel op het islamitisch gedeelte als op in de rest van de begraafplaats waren de graven en hun omgeving overwoekerd door onkruid. De kindergrafjes die eerst op zijn minst te herkennen waren door een ijzeren prikker aan het hoofdeinde met het grafnummer erop hadden nu grotendeels geen nummer meer. We moesten dus gaan aftellen vanaf grafje nummer 80 om te bepalen waar ongeveer grafje 83 moest liggen. Waren de grafjes vroeger van elkaar onderscheiden, omdat ze elk een klein heuveltje vormden, nu was dat niet meer zo. Alle grafjes op een rij vormden één langgerekte reep zand.

Noëlle vond het moeilijk lang stil te zitten in de auto en ook in het tuincentrum (waar ik beplanting voor op het graf kocht) wilde ze liever lopen dan in de buggy. Op het kerkhof zag ze bij de kindergrafjes veel speelgoed en knuffels die haar aandacht trokken. Het was niet gemakkelijk voor Kim en Adil om met Noëlle op te trekken en haar rustig en tevreden te houden. Daarom waardeer ik het enorm dat ze het mij en Ahmad gegund hebben om daar Utrecht te rijden voor dit voor ons noodzakelijke karwei.

Waarom ik niet?

Laatst lag er weer zo een envelop in mijn deurmat. Mijn dochter raapte hem op. ‘Je moet weer, mam.’ Zij dacht dat het ging om het periodieke onderzoek naar borstkanker, dat vrouwen desgewenst kunnen ondergaan. Maar het was wat anders. Het bleek de uitslag te zijn van een onderzoek naar eventuele symptomen van darmkanker dat ook periodiek bij mensen wordt afgenomen die daaraan willen deelnemen. Ik had de test een week of twee ervoor gedaan. Je moet dan met een staafje wat ontlasting wegnemen uit een zojuist verrichte grote boodschap. De test lag al een paar dagen in de weg op mijn gangkastje, compleet met een uitgebreide instructie en verpakt in veel plastic. Hij nam daar veel plaats in beslag en ik wilde hem zo snel mogelijk weghebben uit mijn huis. Ik ging dus naar de WC met het staafje in aanslag, maar het lukte me niet om te poepen. Daarom besloot ik het staafje in te brengen in mijn poepgaatje en op die manier wat ontlasting te verzamelen. Ik wilde het ding zo snel mogelijk mijn huis uit hebben. Zo gezegd zo gedaan. De envelop was snel gepost. Daarna vergat ik de test.
Tot deze brief ineens op mijn deurmat lag…..Er was bloed gevonden in mijn ontlasting en daarom werd ik opgeroepen voor verder onderzoek. Een onderzoek waarbij ik al bij het lezen ervan de creeps kreeg. Men zou met een vingerdikke slang mijn anus binnengaan en dan met een camera mijn hele binnenkant verkennen. Eventuele poliepen en kankergezwellen zouden dan direct ook worden weggenomen. Er zat wel een risico aan het onderzoek. Ik zou kunnen blijven zitten met een darmperforatie en dat zou betekenen dat ontlasting in de bloedbaan terechtkwam en dan was een onmiddellijke operatie noodzakelijk. O Lord, no!!!!!
Het onderzoek zou vandaag plaatsvinden in de Amalia Kliniek in een een mij onbekende laan. Waarom niet gewoon in een ziekenhuis, dacht ik direct wantrouwig. Zouden die mensen echt het belang van een lang leven voor mij op het oog hebben of ging het hier om harde euro’s?
Ik vertrouwde de test, zoals ik die bij mezelf had afgenomen, niet. Het kon best zijn dat ik met het staafje een adertje had geraakt en dat dit het bloed in de kruimel ontlasting die ik verzond had veroorzaakt. Ik belde dan ook de volgende dag naar het kantoor van het bevolkingsonderzoek met de vraag om een nieuwe test. Legde uit waarom.
Maar…….zo een test wordt niet tweemaal verstrekt als de uitslag eenmaal bekend is. Ik zou voor een tweede test naar mijn huisarts moeten gaan.
Dat deed ik. De volgende dag kon ik het formulier en een potje ophalen bij de assistente. Thuisgekomen kon ik het direct vullen met een nieuwe kruimel van mijn uitwerpselen en ik bracht het enthousiast terug. ‘Nee, mevrouw, wij doen deze test hier niet. U moet de ontlasting naar de afdeling bloedafname brengen in het ziekenhuis.’ Karamba! Dezelfde dag nog moest ik dat gaan doen.
De dagen erop zat ik een beetje in spanning. Hoe zou de uitslag zijn van deze tweede test? Ik hield alles voor mogelijk en dacht daarbij: ‘Mijn leven is nu fantastisch. Ik geniet met volle teugen. Wat ik nu gehad heb, neemt niemand me af, maar aan alles kan een einde komen. En waarom niet voor mij.’ Ik had er al een beetje vrede mee en overdacht in mezelf alvast wat ik zou doen als mij opties werden voorgelegd als wegsnijden, chemo, enz.
Dinsdag zou de uitslag bekend zijn en kon ik mijn huisarts bellen. Enigszins met het hart in de keel belde ik. De uitslag was er nog niet. De volgende dag belde ik weer, nu iets minder zenuwachtig. Ik was immers voorbereid op het ergste. Weet dat ik gewoon mazzel heb dat ik tot mijn huidige leeftijd ben gekomen zonder grote mankementen.
De uitslag was negatief. Geen bloed gevonden dit keer in mijn ontlasting! Opgelucht belde ik de mensen van het bevolkingsonderzoek om mijn afspraak voor het vervolgonderzoek af te zeggen.
Het is net of ik opnieuw een kans heb gekregen voor een nog wat langer leven…….Het lichaam is zo fragiel…..

Wat heb ik er nou van geleerd

Ik ben opgegroeid met ouders uit een zogeheten ‘beter milieu’. Mijn moeder was de dochter van de directeur van Philips Indië en zij was opgegroeid met bedienden. Mijn stiefvader was officier bij de luchtmacht en bracht het tot generaal. Van kleins af aan heb ik me afgezet tegen snobisme. Ik hield veel meer van kinderen uit armere gezinnen. Ik vond hun ouders veel hartelijker en liever en ik vond het gezellig om in hun huizen te komen.
Toen ik na een aantal vriendjes bleef hangen aan mijn eerste man, waren mijn ouders niet blij en dat kan ik wel begrijpen. Hij was niet alleen Pathan (kwam uit het grensgebied van Afghanistan en Pakistan), maar hij was ook analfabeet. Ikzelf was net afgestudeerd als psycholoog toen ik de relatie met hem begon. Hij werkte als sorteerder in een Joodse kledingfabriek in Amsterdam.
Het moet een klap zijn geweest voor mijn moeder, dat ik uitgerekend met deze man ging trouwen. Zij weigerde dan ook om op de bruiloft te komen. (Er was overigens verder ook niemand aanwezig, buiten twee getuigen. Dat waren twee collega’s van mijn ex.)
Ik heb voor mijn toenmalige echtgenoot een baan weten te regelen als leerling schilder en uiteindelijk ontwikkelde hij zich tot een volleerd en goed betaald schilder. Hij heeft me altijd voorgelogen over zijn salaris. Ik kreeg van hem 60 gulden per week boodschappengeld en de rest hield hijzelf. Van die 60 piek pikte hij ook nog geld om hasj te kopen uit mijn portemonnee. Ik heb geld nooit belangrijk gevonden en ik ben ook nooit rijk geweest. Ik heb nooit carrière kunnen maken in mijn vak, omdat ik kostbare jonge jaren verloren heb laten gaan.
Toch ben ik uiteindelijk gelukkig geworden. Ik had eerder bij hem weg kunnen gaan en dan was me veel leed bespaard gebleven. Maar dan had ik ook mijn vier lieve kinderen niet gehad. Mijn zwakte is medelijden en ik zal deze zwakte altijd houden. Nu is dat niet meer erg, omdat ik nu een man heb die daar nooit misbruik van zou maken. Integendeel. Hij geeft mij de liefde die ik nooit in mijn leven heb gekend, buiten die van mijn broer. En nu krijg ik ook heel veel liefde van mijn kinderen.
Misschien was ik te slap en had ik eerder moeten doorpakken. Maar ik geloof in ‘eind goed, al goed’. En ‘what comes around goes around’.
Als je de hele story wil lezen van begin tot eind, kan je gewoon terugscrollen in dit weblog. Ik heb mijn verhaal verteld vanaf het einde naar het begin.
Dat krijg je als het weer buiten wat minder is. Dan heb je daar ineens tijd voor 😉

Hij was ineens zoek

Het wantrouwen dat hij al vanaf het begin had nam toe bij de geboorte van ons eerste kind. Zij was heel blank, nog blanker dan ik, en zij leek uiterlijk in niets op hem. Dat kon hij niet begrijpen. Meteen de eerste dag al zei hij: ‘Dit kind is niet van mij’. Hij had altijd gedacht dat alle kinderen een exacte kopie van hun vader zijn. Kennelijk begreep hij niets van x en y chromosomen. Ik nam zijn reactie in het begin nog niet zo serieus.
Maar zijn wantrouwen nam steeds wanstaltiger vormen aan. Hij was ervan overtuigd dat ik het ‘deed’ met andere mannen, misschien wel 50 op een nacht. Het bewijs had hij gevonden door een sigarettenvloeitje tussen de voordeur te steken. Dat was volgens hem elke ochtend op de grond gevallen. Dat bewees dat ik ’s nachts op pad was geweest.
Ik begreep niets van zijn verdenkingen, maar had toen nog het vertrouwen dat het wel goed zou komen. Er klopte immers niets van en ik vertrouwde erop dat de waarheid vanzelf wel aan het licht zou komen.
Op een dag zei hij dat hij een trui zou gaan kopen. Toen hij in de avond maar niet terug kwam, terwijl ik met eten op hem zat te wachten, begon ik me zorgen te maken. Wat was er gebeurd? Om 23 uur in de avond werd ik gebeld door mijn moeder, die woonde in de Achterhoek. ‘Hij zit hier, hoor,’ zei ze. ‘En hij wil scheiden.’ ‘Maar waarom dan?’ vroeg ik. Ik kreeg daarop geen antwoord en ik kreeg hem ook niet te spreken. ‘Haal het niet in je hoofd om met je kind hierheen te komen,’ zei mijn moeder. ‘Jij blijft daar.’
Ik snapte er niets van. Die dag kwam hij niet thuis en de erop volgende dagen ook niet. Mijn ouders namen de telefoon niet op. Op een goed moment zag ik ineens zijn auto geparkeerd staan op de Oude Gracht, langs het water. Hijzelf was nergens te bekennen.
Ik belde de politie. Dat hij vermist was. Misschien had hij zich wel verdronken in de gracht. Hij kon niet zwemmen. De politie maakte zich niet druk. ‘Als hij niet gevonden wil worden blijft hij weg, mevrouw. Maar als hij weer terug wil komen staat hij zo voor je neus.’
Ik was op dat moment er nog niet aan toe om van hem af te willen. Ik hield toen nog van hem en dacht dat al zijn wantrouwen berustte op een misverstand, dat opgelost kon worden. Er was dus toen nog geen haar op mijn hoofd die dacht aan scheiden. Integendeel, ik huilde om zijn afwezigheid.
Na een paar maanden kwam hij terug. Hij had van mijn ouders een oprotpremie gehad. Ze hadden hem geld gegeven voor een visum naar Amerika. Hij moest beloven nooit weer terug te keren. Er werd een notaris bijgehaald en hij moest tekenen dat onze dochter aan hen zou worden toegewezen in het geval er met mij iets zou gebeuren. Dat heeft hij gedaan en hij heeft het geld aangenomen.
Hij is naar Italië gegaan en heeft daar geleefd, op zoek naar een meisje dat ik daarvoor had ingehuurd om hem Nederlandse les te geven aan huis. Zij was naar Italië afgereisd en hij wilde haar opzoeken. Toen het geld op was, belde hij mij en vroeg hij mij of ik wilde dat hij terugkwam.
Toen hij terug was, heb ik de grootste fout gemaakt van mijn leven. Ik heb al zijn beschuldigingen ‘bekend’, omdat hij me beloofde dat hij er daarna nooit meer op terug zou komen. Dat bleek niet waar, want daarna volgden de jaren van ondervragingen, waarin hij me uithoorde over de details van mijn ‘bekentenissen’.
Zo kwam ik ongewild terecht in een doolhof van leugens waaruit ik niet meer kon komen. Het is hij dood of ik dood, heb ik vaak gedacht, in al die jaren dat ik geen uitweg zag. Maar er was wel een uitweg…….

Overgehaald

De rust duurde niet zo lang. Op een dag kwam ik thuis met met fiets, toen ik werd aangesproken door een maatschappelijk werkster van de gevangenis waar mijn ex verbleef. Ze had bij mij aangebeld, maar mij niet thuis aangetroffen, maar nu had ze mij toch ’te pakken’. ‘Waarom zoekt u uw man niet op in de gevangenis?’ vroeg ze mij streng. ‘Omdat ik daar geen enkele behoefte aan heb. Weet u wel wat hij met mij heeft gedaan?’ Dat kon wel wezen, vond de ijverige hulpverlener. Mijn man had recht om zijn kinderen te zien en zij vond dat ik het aan hem verplicht was om hem op te zoeken met mijn kinderen.
Ik was in die tijd nog absoluut niet assertief. Al snel begon een schuldgevoel bij mij te knagen. Misschien had die vrouw gelijk en was het egoïstisch van mij om onze kinderen bij hem weg te houden.
Dus ik ging weer naar hem toe. Helemaal wandelend vanaf mijn huis met de tweelingwagen. Elke twee weken haalde ik mijn oudste dochter daarvoor vroeg uit haar klas. Hierdoor miste ze telkens een rekenles, het vak waar ze toch al niet zo sterk in was. In de gevangenis leek mijn ex een metamorfose te hebben ondergaan. Van wantrouwige zenuwpees had hij zich veranderd in een ogenschijnlijk rustige man. Hij deed net of hij niets meer wist van de ondervragingen die hij mij liet doorstaan in het verleden. Misschien had hij het daadwerkelijk gewist uit zijn geheugen. Hij was zo gewiekst dat hij zich in de gevangenis inmiddels een speciale positie had weten toe te delen. Hij schilderde de hele gevangenis en kreeg als beloning daarvoor een privé cel met privileges die de anderen niet hadden. Hij was een voorbeeldige gevangene. Hij wist mij ook zo om de tuin te leiden, dat ik dacht dat hij wel weer thuis kon komen.
Na een jaar verloor hij zijn hoger beroep. Hij moest zich toch laten opnemen in een psychiatrische inrichting. Hij werd verwezen naar het Willem Arntsz Huis, gelegen in de stad Utrecht. Daar gedroeg hij zich als een gezellige huisgenoot voor de psychiatrische patiënten. Hij maakte schoon en bakte tosti’s voor iedereen. Hij gedroeg zich zo normaal, dat iedereen, de heren en dames psychiater incluis, begon te denken: wat doet die man hier? Al na zes weken werd hij ontslagen uit de inrichting en mocht hij terug naar mij en zijn kinderen. Met de voorwaarde dat we wel zouden deelnemen aan echtpaartherapie.
Braaf ging ik met hem mee naar de psychiater. Deze wilde het absoluut niet hebben over het verleden. Dat was voorbij en hoefde niet meer besproken te worden. Als ik voorzichtig opperde dat ik er nog niet helemaal zeker van was dat het echt voorbij was, omdat mijn ex nooit verantwoordelijkheid had genomen voor zijn daden in het verleden, dan werd ik direct afgekapt. De therapie duurde dan ook niet lang. Ik zag er totaal het nut niet van in.
De eerste tijd ging het thuis redelijk, maar al na een korte tijd bleek dat mijn ex niet veranderd was. Het was nu wel gedaan met het keel dichtknijpen, maar hij had een nieuwe tactiek om mij van streek te maken. Hij begon dingen in huis kapot te maken, zoals gordijnen die ik genaaid had kapot trekken, koffie tegen een muur gooien, krassen maken met een mes in een mooi bureau en gaten in deuren slaan. In plaats van mij te ondervragen, ging hij schelden waar onze kinderen bij waren. Gelukkig begrepen de kleintjes niet echt wat hij zei. Maar gezellig was het allerminst. Dat heb ik volgehouden tot drie maanden na de geboorte van mijn laatste kind met hem.
Als ik erop terugkijk vind ik het onbegrijpelijk van mezelf dat ik maar bleef bij deze man, ondanks de duidelijke tekenen dat hij niet goed was voor mij. En zoals ik later pas begreep evenmin voor mijn kinderen, ook al deed hij hun niet direct iets aan. Hij deed ook niets goeds voor ze en heeft nooit enige belangstelling getoond voor hun wel en wee.
En als ik helemaal eerlijk ben, dan moet ik bekennen dat ik voor deze gevangenisperiode nóg een kans voorbij heb laten gaan om weg te komen! dat was toen ik nog maar één kind van hem had.
Wordt vervolgd……..

Ontoerekeningsvatbaar?

De aangifte werd opgenomen en de rechercheurs verbaasden zich erover dat ik mijn ex zo bleef verdedigen, ondanks de verschrikkelijke dingen die hij had gedaan. ‘Hij heeft het niet zo bedoeld,’ bleef ik maar zeggen. ‘Hij dacht die dingen echt en wilde mij zover zien te krijgen dat ik hem gelijk gaf in wat hij dacht. Hij wilde mij geen pijn doen.’
Achteraf begrijp ik niet hoe ik kon goedpraten wat hij me al die jaren geflikt had. De angstige momenten dat hij voor me stond met een mes en me zei dat ik hem moest doden of dat hij mij zou doden. Dat hij me zou openrijten met het mes vanaf mijn kruis naar boven. Dat ik dan gewoon bleef staan, trillend als een rietje, en stamelde dat ik hem echt niet kon vermoorden. De bange momenten dat ik werkelijk dacht dat ik zou stikken en dan maar ‘ja’ zei op al zijn beschuldigingen. Tot ik op een goed moment dacht: ‘Ik ben wel gek ook om toe te geven. Ik zeg niets meer. Voor mijn part ga ik dood’ en dat ik toen ontdekte dat hij dan ook wel ophield met mijn keel dichtknijpen, voordat ik stikte.
Er kwamen psychiaters aan huis en maatschappelijk werkers en een man van de kinderbescherming. Na al die jaren van geen of weinig bezoek was het ineens een zoete inval bij mij. De ene psychiater beweerde dat er sprake was van een ‘folie a deux’. Dat was volgens mij niet de goede diagnose, want ik wist donders goed wat waar was en wat niet, maar ik had in het begin toegegeven uit pure doodsangst en moest daarna de consequentie daarvan dragen, omdat mijn ex daarop maar bleef doorvragen.
Een andere psychiater diagnosticeerde mijn ex als schizofreen, wat in mijn ogen zeker wel klopt. Hij heeft tot op de dag van vandaag nog dezelfde wanen als tijdens zijn huwelijk met mij en beschuldigt nu zijn tweede vrouw van dezelfde feiten als mij in die tijd. Zij is van dezelfde cultuur als hij dus van een ‘cultuurshock’ kan je in dit geval niet spreken als excuus voor zijn wanen.
De ene psychiater (die van de ‘folie a deux’) probeerde het allemaal nog in het grappige en belachelijke te trekken. Dat ik eigenlijk wel trots op mezelf kon zijn, omdat ik al die jaren een soort held was geweest om het allemaal te trotseren. En dat ik ook gevleid kon zijn, want dat de waanzinnige jaloezie van mijn ex ook een compliment was aan het adres van mijn vrouw zijn. (Is dat niet ziek?).
Het kwam tot een rechtszaak. Mijn ex werd poging tot doodslag ten laste gelegd. Ik vond dat een te sterke eis, maar de officier van justitie zei me dat in al die jaren dat hij mijn keel dicht kneep er heel goed een ongeluk had kunnen gebeuren. Als je op een bepaalde plek van het strottenhoofd drukt, kan iemand zo het leven laten en dat risico had ik al die jaren volgens haar gelopen. Hij werd verder ook als volledig ontoerekeningsvatbaar beoordeeld en de eis was dat hij zich zou laten opnemen in een psychiatrische inrichting. Daartegen ging mijn ex in hoger beroep. Wachtend op dat hoger beroep zat hij een jaar vast in de gevangenis van Utrecht. Voor mij was dat een tijd van weldadige rust met mijn kinderen.
Wordt vervolgd……..

Time out

In 1987 werd mijn tweeling geboren. Al vanaf 1981 leefde ik in een hel, waarbij ik dagelijks te maken had met ondervragingen. Mijn ex stelde mij vragen die ik onmogelijk kon beantwoorden, omdat de dingen die hij veronderstelde en voor waar hield niet waar waren. Wat kon ik verzinnen? Zijn verdachtmakingen raakten kant nog wal en toch wilde hij details horen van niet bestaande feiten. Hij sloeg me niet, maar kneep mijn keel dicht om antwoorden te krijgen.
Het was een vrijwel dagelijks terugkerende hel. Toch waren er momenten dat hij een ander gezicht had en dan leken de ondervragingen ver weg en hoopte ik dat het nooit meer zou gebeuren. Zo wist ik het vol te houden.
Maar toen de tweeling zes weken oud was kon ik het niet meer verdragen. De kleintjes hadden mijn zorg nodig en dat ging niet met de idiote ondervragingen waarmee ik op elk willekeurig moment kon worden lastig gevallen.
Op een goed moment nam ik een besluit. Ik had de baby’s net gevoed, een schone luier gegeven en in hun bedjes gelegd. Mijn ex zat op de bank te broeien op de zoveelste hallucinatie. Ik had mijn schoenen klaargezet bij de deur en zei dat ik even naar de WC ging. Nadat ik had doorgetrokken, trok ik haastig de voordeur die pal naast de WC was, dicht en rende het trappenhuis af. Ik liep langs het park, waar mijn oudste dochter aan het spelen was. Ik moet lijkbleek hebben gezien. ‘Mamma, wat is er?’ hoorde ik haar bezorgd vragen. ‘Ik ben zo terug,’ zei ik alleen. Ik liep zo snel ik kon naar het dichtstbij gelegen politiebureau. Mijn plan was om met de politie te gaan praten, hen uit te leggen hoe mijn thuissituatie was en hen te vragen met mij mee te gaan om met mijn man te praten. Want zo kon ik niet functioneren en mijn kinderen goed verzorgen.
Aldus deed ik ook. Ik vertelde een agent over mijn situatie en de ondervragingen. Na mijn verhaal verdween de agent en liet mij achter in het kamertje. Ik zat me nogal op te winden. Het moest niet te lang duren, want over een paar uurtjes moest ik wel terug zijn bij de tweeling!
Na een tijd wachten die voor mij lang leek kwamen er twee agenten terug. ‘Komt u maar mee, mevrouw.’ Ik liep achter ze aan en ze lieten me plaats nemen in een politiebusje. Ze reden richting mijn huis. ‘Wat gaan jullie doen?’ vroeg ik. ‘We pakken hem op,’ was het antwoord. ‘Maar dat kan toch niet. Hij heeft niets gedaan.’ ‘Laat dat maar aan ons over, mevrouw.’
Eenmaal thuis, troffen we mijn ex aan, liggend op het bed van mijn oudste dochter. Er hing een hasjwalm in haar kamer. De politie nam hem mee. Hij keek me woedend aan en ik scheet bijna in mijn broek van angst.
Even later belde iemand van de politie mij. Hij zou in voorlopige hechtenis blijven zitten. Ik hoefde me geen zorgen te maken dat hij ineens voor mijn neus stond. Ze zouden de volgende dag een aangifte bij me komen opnemen. Ik sliep die nacht niet rustig, want ik kon niet geloven dat hij werkelijk niet ineens kon opduiken.
Wordt vervolgd…….

Het tehuis in Den Bosch

Het bevond zich niet ver van de enorme Sint Jan. Het was een tehuis waar ik me nooit heb thuis gevoeld.
Het werd begeleid door een stel lesbische medewerksters. Er was er één die op het eerste gezicht al een hekel aan mij leek te hebben. Zij geilde op Marokkaanse vrouwen, die in dit opvanghuis dan ook rijkelijk vertegenwoordigd waren. Waarschijnlijk dacht zij, toen zij telefonisch mijn gehuwdenaam had gehoord, dat ik er ook één was. Ze kon haar teleurstelling niet verbergen toen ze mij voor de deur zag staan, een Nederlandse met een gepermanente kop haar (ik was in die tijd even de weg kwijt wat betreft mijn identiteit!). Ik moet eruit hebben gezien als een verschrikte kip en ze keek me dan ook vol walging aan en wees me afgemeten de weg.
Het opvanghuis in Den Bosch had een heel ander beleid dan dat in Den Haag. Mochten we in Den Haag ieder ons eigen potje koken voor onszelf en onze kinderen en werden we relatief vrij gelaten in hoe wij ons leven leidden binnen de regels van het huis, in Den Bosch ging dat heel anders. Daar werden we gezien als een stel psychiatrisch hulpbehoevenden. We moesten daar een groot deel van de dag meedoen aan groepsgerichte activiteiten. Kennelijk dachten ze dat we dat nodig hadden. Ook werd er verplicht gezamenlijk gegeten. Dat betekende dat we om de beurt moesten koken voor de hele groep. Dat was voor mij een nachtmerrie.
Op een dag verloor ik, toen ik bij Zeeman aan het kijken was naar kleding voor mijn kinderen, de portemonnee met het huishoudgeld, waarvan ik de boodschappen moest doen om die dag te koken. Ik had de portemonnee per ongeluk even laten liggen in een bak met kleding. Even later was hij uiteraard verdwenen. Ik was in alle staten.
Dit is mij overigens niet één keer gebeurd in de tijd dat ik leefde met mijn ex en de kinderen. Ik had geen handtas en droeg mijn portemonnee los in mijn hand of in een plastic zakje. Ik kan me vier incidenten herinneren dat ik mijn geld kwijtraakte door mijn eigen verstrooidheid. Dat overkomt me nu nooit meer.
Tja, en nu vraag je je waarschijnlijk af, waarom ik later (na drie jaar) weer terecht kwam in een ander opvanghuis. Heel simpel. Zoals zoveel weggelopen vrouwen ging ik terug naar mijn man! Je kan dat zien als een terugval, die te vergelijken is met een verslaafde die terugvalt in zijn verslaving. Bij mij was de zwakke plek medelijden.
Mijn plek in Den Bosch is verraden door de man van de kinderbescherming, die bemiddelde tussen mijn man, mij en de kinders. Mijn ex wist deze goedgelovige man zodanig te bewerken dat deze medelijden kreeg. ‘Hij miste zijn kinderen zo.’
Op een dag zagen we mijn ex ineens staan voor de etalage van een banketbakkerij. Zogenaamd verrast keek hij op. Alsof hij heel toevallig vanuit Utrecht naar Den Bosch was gekomen om naar taartjes te gaan kijken in een etalage. Hij deed of we oude bekenden waren en alsof het een gelukkig weerzien was. Het was ramadan en hij beweerde dat hij ook aan het vasten was (voor het eerst na alle jaren dat ik hem kende!). Dat hij heel erg veranderd was en reuze spijt had. Hij trakteerde al mijn kinderen op een heel menu bij Mac Donalds, hetgeen ze niet op konden. En dat terwijl wij het vroeger altijd moesten doen met één menu met zijn allen. Het geld ging wekelijks op aan zijn hasjgebruik. Daarmee was hij nu gestopt, beweerde hij.
Hij bleef op me inpraten. En hij bracht het mooi. Ik moest meer gaan genieten. Misschien paardje rijden. Leuke hobbies krijgen en mijn kinderen hadden een vader nodig.
Hij bracht me aan het twijfelen. Mocht ik mijn kinderen hun vader afnemen? Ik walgde al lang van deze man, maar moest ik het mijn kinderen misgunnen om een vaderfiguur te hebben? Ik vergat daarbij maar even totaal dat hij er nooit was geweest voor zijn kinderen en dat hij zich uitsluitend bemoeide met mij met zijn ‘ondervragingen’ aangaande wat ik allemaal zou hebben uitgespookt. Hij was nu echt anders, beweerde hij en ik trapte erin, voor de tweede keer.
De dag dat ik met hem terug zou gaan naar Utrecht voelde ik me ziek van ellende. Mijn hele wezen protesteerde tegen deze beslissing, maar ik meende te moeten doorzetten voor mijn kinderen.
Een foute keuze, zo bleek al gauw……….
Als je nu benieuwd bent naar de eerste keer dat ik terugging naar deze man, terwijl ik had kunnen scheiden, dan moet je ook het volgende stukje lezen.

Ander opvanghuis

Nu ik het toch heb over vrouwenopvanghuizen, die in de regel namen hebben als ‘de vluchtheuvel’ of ‘de tunnel’ of ‘de terp’, kan ik nog wel even doorgaan.
Drie jaar voor ik op eigen houtje ging naar het opvanghuis in Den Haag, wat ik zelf geregeld had toen mijn oudste dochter te kennen gaf dat zij nu ook echt weg wilde uit onze benarde thuissituatie, heb ik ook 7 maanden in een ander opvanghuis gezeten. We werden er toen in een politie-auto heen gebracht. De politie was een tijd daarvoor aan mijn deur geweest met de mededeling dat ze ‘wisten van mijn situatie’ door buurtonderzoek. Ze verzekerden me dat er echt wel een uitweg voor me was. Ik hoefde alleen maar te bellen en te zorgen dat ik mijn paspoort bij me had en dan zouden zij me wegbrengen naar een geheim adres in een andere stad.
Op een dag besloot ik de politie te bellen nadat ik, terugkomend van mijn werk, drie van mijn kinderen van school had gehaald. Ik belde vanuit een telefooncel: ‘Ik sta hier met drie van mijn kinderen. Wil graag naar een opvanghuis. We moeten alleen nog mijn jongste een ophalen, want die is thuis.’ Ik had in mijn hoofd dat ik wel samen met een paar grote ome agenten mijn baby kon ophalen van mijn huis, waar mijn toenmalige echtgenoot dag en nacht de wacht hield. ‘Nee, dat gaat niet,’ stelden ze mij teleur. ‘Wij kunnen niet met u dat kind ophalen. U moet echt zorgen dat u buiten staat met al uw kinderen.’
Het was een klapper voor me om dat te moeten horen. Ik droop weer af naar huis en besloot het de volgende keer beter te plannen. Onder de bedden van de kinderen had ik al wat tassen verstopt met noodzakelijke spullen en kleding van een ieder voor later in het opvanghuis, Die tassen konden, als we eenmaal veilig waren, wel opgehaald worden, had de politie mij verzekerd.
Op een middag ging mijn ex, die mij eigenlijk geen seconde uit het oog verloor, even pinnen. Op dat moment zag ik mijn kans schoon. Met mijn jongste van drie maanden in een draagzak, de tweeling van drie aan iedere hand en de oudste van 9 jaar naast me liepen we zo snel als we konden naar de snackbar op de hoek. Het leek wel of de tweeling ook begreep dat het nu erop of eronder was. Ze liepen haastig en zwijgend naast me, alsof ze begrepen wat er ging gebeuren. Binnen een mum van tijd kwam er een burger politie-auto voorrijden en wij werden naar Den Bosch gebracht.
Wordt vervolgd……

Zo blij in het groene Vrederust

Zoals ik al vaker zei, zou ik nergens anders willen wonen dan waar ik nu woon. Het huis dat ik al een keer voor me zag toen ik nog niet eens wist wanneer en waar ik zou gaan wonen.
Dat was op een moment dat het voor mij heel spannend was in het opvanghuis voor vrouwen. De situatie was grimmig. Na een beginfase, waarin ik zo ongeveer op handen werd gedragen door de vrouwen, was ik na zes maanden van mijn voetstuk gedonderd, omdat ik op een nacht, toen er geen ‘leiding’ was en de vrouwen elkaar onderling te lijf gingen door elkaar onder andere met bekers op elkaars hoofd te timmeren, de politie had gebeld. Sindsdien was ik persona non grata bij deze penozewijven. Ik had vanaf dat moment een aantal vijanden en die wilden niets liever dan ervoor zorgen dat ik het huis uit geknikkerd werd. Je werd namelijk uit huis gezet als je lichamelijk geweld gebruikte en zij probeerden mij zover te krijgen dat ik met ze zou gaan vechten. Onder andere door me ’s nachts  op te wachten voor mijn kamerdeur wanneer ik naar de WC moest. Ik opende een keer mijn deur en stuitte direct op een lange negerin die mij haar kont liet zien. Toen ik mijn hoofd even uit de deur stak zag ik dat haar Nederlandse vriendin zich verdekt had opgesteld naast de deur. Ik trok haastig de deur weer dicht en deed hem op slot. Ik besloot verder voortaan op mijn kamer te plassen in een potje.
Op een dag zat een vrouw mij zo te sarren, terwijl ik met een doekje de tafels aan het lappen was in de eetzaal, dat ik met mijn doekje even naar haar uithaalde. Het was niet meer dan een schijnbeweging. Zo van: ‘en nu je mond houden!’ Op dat moment dacht deze Hindoestaanse zwangere muts dat ze me beet had. ‘Ik ga naar de leiding,’ zei ze met haar slome stem. ‘Ik ga zeggen dat jij lichamelijk geweld hebt gebruikt.’ ‘Doe je best.’ gromde ik. ‘Jij krijgt straks een moeilijke bevalling.’ Ik wilde eigenlijk niet zoiets gemeens zeggen, maar het schoot mijn mond uit.
Even later stond ik voor de deur van het kantoor van de directrice van het tehuis. Een dikke maatschappelijk werkster, een Surinaamse die helemaal aan de kant van de pestende Hindoestaan stond, bracht me erheen. ‘Het ziet er somber voor je uit,’ zei ze voldaan. ‘Jij wordt naar een ander opvanghuis gestuurd in een andere stad.’ Dat was de nachtmerrie van iedereen. Als je werd weggestuurd wegens wangedrag, dan betekende dit dat je weer helemaal opnieuw kon beginnen met wachten op een woning tussen andere aso’s.
Ik moet bekennen dat ik hem behoorlijk kneep toen ik daar stond te wachten. ‘Ik kan het wel schudden,’ dacht ik. Plotseling kreeg ik een heel helder beeld voor me. Ik zag een huis met van die grappige opzij opgenomen gordijntjes. Het stond in een rijtje met andere soortgelijke huizen. Ervoor was een stoep en daarnaast op een grasveld stonden twee bomen met rode besjes. Ik was verbaasd over wat ik zag. Waarom kreeg ik dit heldere beeld ineens? Zou dit het huis zijn waar ik ging wonen met mijn kinderen? Nee, dacht ik, dat kan niet. Het is te mooi en te onwaarschijnlijk. Heimelijk had ik al die tijd dat ik in het opvanghuis zat en de tuin in mijn eentje bijhield door onkruid te wieden en te harken en te spitten de hoop dat de Almachtige mij een huis met tuin zou toebedelen voor mijn noeste werken. Maar tegelijkertijd besefte ik dat dit ijdele hoop was en dat het niet mooi van me was om een beloning te verwachten voor mijn vrijwillige werk in die tuin. Maar stel je toch voor dat ik echt……..
Ik werd naar binnen geroepen door Irene, het opperhoofd van het tehuis, een vrouw met een academische titel en een verstand dat verder reikte dan dat van de andere hulpverleners van het tehuis. ‘Ik heb gehoord wat ze van je gezegd hebben,’ begon zij. ‘Het klopt.’ zei ik. ‘Maar ik vind dat je niet kan spreken van lichamelijk geweld. ik schudde alleen even het doekje uit in de richting van een pestkop om haar het zwijgen op te leggen. Ik had niet de intentie om ermee te slaan. Moet ik nu weg?’ ‘Nee,’ zei de vrouw geruststellend. ‘Ik ken jou inmiddels en weet hoe jij bent. Jij bent de laatste waarvan ik denk dat deze geweld zou gebruiken. Jij gaat nergens heen. Jij blijft hier.’
Opgelucht ging ik naar beneden. De rest van mijn tijd daar was ik extra voorzichtig en negeerde ik zoveel mogelijk de gefrustreerde engerds. Toen ik uiteindelijk de sleutel kon gaan halen van de mij toegewezen woning was ik blij verrast toen ik mijn huis zag. Ik zag het vanuit dezelfde hoek als van waaruit ik het gezien had in mijn ‘visioen’.
Toen ik er ging wonen heb ik gezegd: ‘Hier ga ik niet meer weg tot ze me hier wegdragen.’

Ik zag het voor het eerst overdag en van de andere kant, waar nu de caravan staat.
de omgeving is groen en ruim!
mijn nieuwe tuinmeubeltjes. Mijn tuin was nooit eerder zo mooi als nu. Dankzij Ahmad.