In 1987 werd mijn tweeling geboren. Al vanaf 1981 leefde ik in een hel, waarbij ik dagelijks te maken had met ondervragingen. Mijn ex stelde mij vragen die ik onmogelijk kon beantwoorden, omdat de dingen die hij veronderstelde en voor waar hield niet waar waren. Wat kon ik verzinnen? Zijn verdachtmakingen raakten kant nog wal en toch wilde hij details horen van niet bestaande feiten. Hij sloeg me niet, maar kneep mijn keel dicht om antwoorden te krijgen.
Het was een vrijwel dagelijks terugkerende hel. Toch waren er momenten dat hij een ander gezicht had en dan leken de ondervragingen ver weg en hoopte ik dat het nooit meer zou gebeuren. Zo wist ik het vol te houden.
Maar toen de tweeling zes weken oud was kon ik het niet meer verdragen. De kleintjes hadden mijn zorg nodig en dat ging niet met de idiote ondervragingen waarmee ik op elk willekeurig moment kon worden lastig gevallen.
Op een goed moment nam ik een besluit. Ik had de baby’s net gevoed, een schone luier gegeven en in hun bedjes gelegd. Mijn ex zat op de bank te broeien op de zoveelste hallucinatie. Ik had mijn schoenen klaargezet bij de deur en zei dat ik even naar de WC ging. Nadat ik had doorgetrokken, trok ik haastig de voordeur die pal naast de WC was, dicht en rende het trappenhuis af. Ik liep langs het park, waar mijn oudste dochter aan het spelen was. Ik moet lijkbleek hebben gezien. ‘Mamma, wat is er?’ hoorde ik haar bezorgd vragen. ‘Ik ben zo terug,’ zei ik alleen. Ik liep zo snel ik kon naar het dichtstbij gelegen politiebureau. Mijn plan was om met de politie te gaan praten, hen uit te leggen hoe mijn thuissituatie was en hen te vragen met mij mee te gaan om met mijn man te praten. Want zo kon ik niet functioneren en mijn kinderen goed verzorgen.
Aldus deed ik ook. Ik vertelde een agent over mijn situatie en de ondervragingen. Na mijn verhaal verdween de agent en liet mij achter in het kamertje. Ik zat me nogal op te winden. Het moest niet te lang duren, want over een paar uurtjes moest ik wel terug zijn bij de tweeling!
Na een tijd wachten die voor mij lang leek kwamen er twee agenten terug. ‘Komt u maar mee, mevrouw.’ Ik liep achter ze aan en ze lieten me plaats nemen in een politiebusje. Ze reden richting mijn huis. ‘Wat gaan jullie doen?’ vroeg ik. ‘We pakken hem op,’ was het antwoord. ‘Maar dat kan toch niet. Hij heeft niets gedaan.’ ‘Laat dat maar aan ons over, mevrouw.’
Eenmaal thuis, troffen we mijn ex aan, liggend op het bed van mijn oudste dochter. Er hing een hasjwalm in haar kamer. De politie nam hem mee. Hij keek me woedend aan en ik scheet bijna in mijn broek van angst.
Even later belde iemand van de politie mij. Hij zou in voorlopige hechtenis blijven zitten. Ik hoefde me geen zorgen te maken dat hij ineens voor mijn neus stond. Ze zouden de volgende dag een aangifte bij me komen opnemen. Ik sliep die nacht niet rustig, want ik kon niet geloven dat hij werkelijk niet ineens kon opduiken.
Wordt vervolgd…….