Het wantrouwen dat hij al vanaf het begin had nam toe bij de geboorte van ons eerste kind. Zij was heel blank, nog blanker dan ik, en zij leek uiterlijk in niets op hem. Dat kon hij niet begrijpen. Meteen de eerste dag al zei hij: ‘Dit kind is niet van mij’. Hij had altijd gedacht dat alle kinderen een exacte kopie van hun vader zijn. Kennelijk begreep hij niets van x en y chromosomen. Ik nam zijn reactie in het begin nog niet zo serieus.
Maar zijn wantrouwen nam steeds wanstaltiger vormen aan. Hij was ervan overtuigd dat ik het ‘deed’ met andere mannen, misschien wel 50 op een nacht. Het bewijs had hij gevonden door een sigarettenvloeitje tussen de voordeur te steken. Dat was volgens hem elke ochtend op de grond gevallen. Dat bewees dat ik ‘s nachts op pad was geweest.
Ik begreep niets van zijn verdenkingen, maar had toen nog het vertrouwen dat het wel goed zou komen. Er klopte immers niets van en ik vertrouwde erop dat de waarheid vanzelf wel aan het licht zou komen.
Op een dag zei hij dat hij een trui zou gaan kopen. Toen hij in de avond maar niet terug kwam, terwijl ik met eten op hem zat te wachten, begon ik me zorgen te maken. Wat was er gebeurd? Om 23 uur in de avond werd ik gebeld door mijn moeder, die woonde in de Achterhoek. ‘Hij zit hier, hoor,’ zei ze. ‘En hij wil scheiden.’ ‘Maar waarom dan?’ vroeg ik. Ik kreeg daarop geen antwoord en ik kreeg hem ook niet te spreken. ‘Haal het niet in je hoofd om met je kind hierheen te komen,’ zei mijn moeder. ‘Jij blijft daar.’
Ik snapte er niets van. Die dag kwam hij niet thuis en de erop volgende dagen ook niet. Mijn ouders namen de telefoon niet op. Op een goed moment zag ik ineens zijn auto geparkeerd staan op de Oude Gracht, langs het water. Hijzelf was nergens te bekennen.
Ik belde de politie. Dat hij vermist was. Misschien had hij zich wel verdronken in de gracht. Hij kon niet zwemmen. De politie maakte zich niet druk. ‘Als hij niet gevonden wil worden blijft hij weg, mevrouw. Maar als hij weer terug wil komen staat hij zo voor je neus.’
Ik was op dat moment er nog niet aan toe om van hem af te willen. Ik hield toen nog van hem en dacht dat al zijn wantrouwen berustte op een misverstand, dat opgelost kon worden. Er was dus toen nog geen haar op mijn hoofd die dacht aan scheiden. Integendeel, ik huilde om zijn afwezigheid.
Na een paar maanden kwam hij terug. Hij had van mijn ouders een oprotpremie gehad. Ze hadden hem geld gegeven voor een visum naar Amerika. Hij moest beloven nooit weer terug te keren. Er werd een notaris bijgehaald en hij moest tekenen dat onze dochter aan hen zou worden toegewezen in het geval er met mij iets zou gebeuren. Dat heeft hij gedaan en hij heeft het geld aangenomen.
Hij is naar Italië gegaan en heeft daar geleefd, op zoek naar een meisje dat ik daarvoor had ingehuurd om hem Nederlandse les te geven aan huis. Zij was naar Italië afgereisd en hij wilde haar opzoeken. Toen het geld op was, belde hij mij en vroeg hij mij of ik wilde dat hij terugkwam.
Toen hij terug was, heb ik de grootste fout gemaakt van mijn leven. Ik heb al zijn beschuldigingen ‘bekend’, omdat hij me beloofde dat hij er daarna nooit meer op terug zou komen. Dat bleek niet waar, want daarna volgden de jaren van ondervragingen, waarin hij me uithoorde over de details van mijn ‘bekentenissen’.
Zo kwam ik ongewild terecht in een doolhof van leugens waaruit ik niet meer kon komen. Het is hij dood of ik dood, heb ik vaak gedacht, in al die jaren dat ik geen uitweg zag. Maar er was wel een uitweg…….