Eerste poging tot tekenen met pen in mijn schetsboekje

Mijn oudste dochter vertrouwde me laatst toe dat ze er een hondje bij ging nemen. Ze hebben al een heel mooie kat en een kleine chihuahua, de schattige ‘petite Loulou’.

Loulou is al een dametje op leeftijd, 12 jaar. En nu komt er een ander hondje bij uit een nestje, een piepjonge toy poedel. Mijn oudste dochter is er helemaal vol van en heeft veel zin om het jonge hondje over een week op te halen en te gaan opvoeden. Ze vroeg of ik het niet erg vond, misschien denkend aan de periodes dat ik op de hondjes zal gaan passen tijdens hun vakanties. ‘Nee, ik vind het helemaal niet erg.’

Maar ik vraag me af hoe Loulou het gaat vinden. Zij is al niet dol op de kat, een heel zachtaardig dier, met wie zij het huis moet delen. Hoe gaat ze het vinden als er nu ook nog een klein harig indringertje in huis komt?

‘Grrrrr. Ga uit mijn aura, klein blaffertje!’

Vriendschappen

Wat zijn vrienden en wanneer kan je spreken van een echte vriendschap door dik en dun? Dat is een vraag die ik niet kan beantwoorden. Mijn leven is zo geweest dat ik in mijn jeugd telkens moest verhuizen, omdat mijn stiefvader overgeplaatst werd van de ene vliegbasis naar de andere. Ik kan me nog alle vriendinnetjes herinneren die ik maakte en ook weer uit het oog verloor door die verhuizingen. In het begin bleven we elkaar dan schrijven, maar uiteindelijk verwaterde de vriendschap. Soms werd ik teleurgesteld in vriendschap. Ik kan me nog de pijnlijke momenten herinneren dat ik zomaar in de steek werd gelaten en ‘niet meer mee mocht doen’ als er een derde in het spel kwam, een situatie die vergelijkbaar is met ontrouwe echtgenoten in een huwelijk. Zo leerde ik al snel de harteloosheid kennen van sommige ‘vriendinnen’, wat voor mij als een enorme schok kwam.

Tijdens mijn pubertijd neigde ik meer naar vriendschap met jongens, omdat ik meende met jongens een betere verstandhouding te hebben. Ik had dan in de regel niet in de gaten dat achter het aandachtig luistergedrag van zo een mannelijke vriend andere belangen speelden, naïef als ik was. Op die leeftijd werd ik door veel meisjes met wantrouwen bekeken. ‘Dat is vast een mannengek.’ Die meisjes verdachten mij van motieven die in mijn kinderlijke onschuld nog helemaal niet aan de orde waren. Jongens zagen ‘iets’ in mij dat ik totaal nog niet in mezelf zag.

Door vervelende ervaringen ontwikkelde ik mij tot een persoon die liever alleen was dan met te veel anderen. Tijdens mijn studie was ik een afwijkend figuur te midden van de tijdgeest in die jaren. Ik trok veel randfiguren aan en vroeg me soms af of dit mijn lot was: dat ik een soort magneet was voor mensen met psychische dan wel verslavingsproblemen. Ik scheen een kalmerende invloed te hebben op vertwijfelde jongeren of zielige randfiguren. Ik zocht niemands vriendschap, maar mensen zochten mij voor wat warmte en een kopje thee uit de tweedehands Chinese pot.

Direct na mijn studie raakte ik verzeild in een huwelijk. Eigenlijk wist ik voor ik eraan begon in mijn hart dat ik de verkeerde keus maakte, maar ik ging er toch mee door omdat in mijn optiek belofte schuld maakte. Ik wilde die persoon niet teleurstellen. Dat had grote consequenties. Uit het 16 jaar durende huwelijk kwamen 5 kinderen (waarvan één vroegtijdig overleden) en ik ervoer in dat huwelijk veel narigheid en angst. Ik had in die periode met niemand buiten mijn gezin contact, op een gegeven moment mijn ouders en broer incluis. Ik zie deze periode dan ook als een periode van afzondering van de wereld om me heen. Een periode waarin ik dagelijks te maken had met een zeer wantrouwige man met schizofrene wanen. Uit medelijden bleef ik te lang bij hem. Ik vergaf hem twee keer. Eerst na een verblijf van hem van een jaar in de gevangenis (wegens poging tot doodslag op mij) en daarna na een verblijf van mij gedurende 6 maanden in een ‘blijf van mijn lijf-huis’. Pas toen hij ook gevaarlijk begon te worden voor mijn kinderen (omdat zijn wantrouwen zich tevens ging richten op mijn oudste dochter) kon ik de stap zetten om hem definitief te verlaten.

Eenmaal wonend in Den Haag moest ik mezelf terugvinden. Ik had zo lang op mijn tenen lopend en in angst geleefd dat ik niet meer wist wie ik was en hoe mensen normaal met elkaar omgaan. Gelukkig lukte het me snel om me te herpakken. Ik was inmiddels 43 jaar en de mooiste jaren van mijn leven waren voorbij gegaan in grote ellende an angst. Maar ik voelde me bevrijd en had zin in het nieuwe leven met mijn kinderen, ongestoord door iemand die me totaal wilde controleren.

Ik heb me volledig gericht op mijn kinderen, die voor mij het belangrijkst waren in mijn leven. Toen de jongste oud genoeg was heb ik me een weg gebaand in de maatschappij als werkende (wat me tijdens mijn huwelijk nooit gegund was, op uitzendwerk tijdens de schooltijden van mijn kinderen na).

Met de jaren werd mijn leven steeds mooier. Er waren obstakels, zoals de opvoeding van mijn kinderen. Maar uiteindelijk viel alles op zijn plaats. Mijn kinderen bleken door alles wat ze hadden meegemaakt zich ontwikkeld te hebben tot krachtige en vroeg wijze personen. Ze kwamen ‘heel goed terecht’. En ik ontmoette de liefde van mijn leven, een man die mij ziet als de persoon die ik ben en ik zie hem. Wij verdienen elkaar en maken elkaar heel gelukkig. Vrienden heb ik weinig, maar ik koester de vriendschappen met de mensen die ik nog ken van lang geleden. Zij zijn me dierbaar, ook al hebben deze mensen en ik verschillende wegen afgelegd om nu de leeftijd te bereiken die ons nog gegund is. Het voelt vertrouwd iemand te zien of te spreken die je nog kent van heel vroeger.

Maar het allerbelangrijkste is voor mij familie. Dat kleine beetje familie van mij dat nog leeft. Dat zijn alleen mijn kinderen. En Ahmad.

Nazomeren

We genieten van het wisselende weer, ook al ben ik ziekjes geworden. Waarschijnlijk heb ik een virus ‘gepakt’ toen ik laatst een bezoekje bracht aan de Haagse binnenstad. Ik dacht dat ik min of meer immuun was geworden voor kou vatten, omdat het jaren geleden is dat ik voor het laatst verkouden was, maar nu heb ik het toch te pakken. De verschijnselen zijn bij mij niet al te hevig. Ik heb een hoofd dat lijkt gevuld te zijn met warme watten, maar hevig snotteren is er niet bij. Ik doe gewoon alles wat ik normaal doe, maar voel dat mijn hoofd anders is dan normaal. Ik eet ook nog gewoon, dus heel ernstig is het allemaal niet. Eergisteren ging ik precies voor de hevige regenval begon nog erop uit voor een paar boodschappen. Ik ging lopend, omdat ik bang was anders van mijn fiets te waaien. De frisse herfstachtige wind had zijn bekoring. Het Nederlandse weer is mooi met al haar variatie en verschillende luchten. Even had ik de indruk dat deze reiger stond te kleumen in het water, maar het is gewoon de houding van het beestje en ik, mens, vul dat in naar menselijke maatstaven: ‘kleumende reiger in koud water met opgestoken kraag’. Wel een mooi herfstig beeld.

Ondanks mijn momenteel niet zo fitte broze lichaampje heb ik weer al mijn kinderen en kleinkinderen uitgenodigd om bij mij te eten in het laatste weekend dat we hier zijn. Zoiets moet je op tijd aankondigen. Ik verwacht over twee weken hersteld te zijn en heb grote plannen voor volle pannen.

Tot onze verrassing scheen vandaag de zon en konden wij eropuit voor een zondagse wandeling in de mooie Uithof. We zagen dat hoveniers finks bezig waren geweest. Alle hoge begroeiing was gekortwiekt. Dat geeft ruimte voor nieuwe groei in de komende lente.

We gingen even op een bankje in de zon zitten en genoten van de laag hangende zonnestralen op het groen voor ons.

Afscheid van de zomer en minder wandelingen

We wandelen minder, omdat het weer zich er niet meer zo voor leent en ook is er minder te zien in de Uithof. Minder bloeiende planten, geen kuikens die achter pa en ma aan zwemmen of gevoed worden door pa en ma. De lente is de leukste periode om te wandelen. Toch heeft elk jaargetijde zijn bekoring. We hebben nu geen excuus dat hondjes uitgelaten moeten worden en we zijn gemakzuchtiger geworden. Er is altijd wel een excuus om de ochtendwandeling over te slaan. De paden zijn natgeregend of ‘ik moet boodschappen doen’. Maar toch blijft de natuur trekken.

Sowieso genieten we nog van de vogels in de tuin, die komen eten van het voer. Er zijn minder meeuwen en we zien en horen nu meer kleinere vogels.

Den Haag en de fatbikes

Ik weet niet of het in meer steden zo is. Maar in mijn buurt aan de rand van Den Haag (een buurt die nota bene te boek staat als een buurt met veel armoede) en in het centrum van Den Haag (waar ik gisteren een paar uurtjes rond liep) zie ik ontiegelijk veel fatbikes.

Je zou zeggen dat de pappies en mammies van de jongens en meisjes in mijn buurt deze dure tweewielers niet kunnen betalen, maar dat is wel zo. Zoals die pappies en mammies ook grote en stoere auto’s van dure merken kunnen betalen. De straten in mijn buurt staan daar vol mee. Ik gun het ze van harte.

Maar ik maak me wel zorgen om de (voor het merendeel) jongetjes van ongeveer 10 jaar die ik met een reuze snelheid en liefst met zijn tweeën op één fatbike voorbij zie racen. Ik zorg ervoor dat ik ze de ruimte geef, zittend op mijn gewone fiets met achteruitkijkspiegel. Als ze maar niet vallen of een ander wezen ongelukkig rijden met die fatbikes, denk ik dan.

Het doet me denken aan Eindhoven vroeger. Ze noemden Eindhoven destijds de lichtstad, vanwege de Philips verlichting. Maar ook werd Eindhoven de brommerstad genoemd. Vrijwel elke jongere reed op een Mobylette, Puch of Tomos. Ikzelf reed eigenwijs op een Solex. Natuurlijk is het lekker om op die manier naar school te zoeven. En ik snap dat dit ook voor jongeren van nu geldt met hun e-bikes en en fatbikes. Maar we hebben het nu over jochies van 9 en 10 jaar!

Gisteren liep ik in het centrum en ook daar zag ik fatbikes kriskras over de wegen racen. Er zijn in het centrum van Den Haag plekken waar voetgangers moeten oversteken op kruisingen en wegen waar geen stoplicht is, maar waar wel fietsen, fatbikes, bussen en trams uit alle hoeken en gaten aan komen snellen. Je moet echt goed uitkijken om de overtocht te maken naar het veiligere voetgangersgebied. Weer viel me op hoeveel piepkleine jochies ik op die fatbikes zag, ook weer veelal met zijn tweeën en met een brede lach op hun nog kinderlijke gezichtjes.

Oma moet zich misschien beter niet druk maken om dingen die haar niet aangaan. Roekeloosheid is van alle tijden, maar krijgt steeds een nieuw gezicht(je).

Geheimen van een ouder wordend mens

Ik betrap me erop dat ik soms angstig ben voor dingen die vroeger doodnormaal voor mij waren en waarover ik niet eens nadacht. Ik denk zelf dat het te maken heeft met mijn leeftijd en mijn broze lichaampje. Eén lelijke val en ik kan mijn rug breken. Waarschijnlijk voel ik die weerloosheid, omdat dit gewoon een lichamelijk feit is met mijn osteoporose en op mijn gevorderde leeftijd.

Wat voorbeelden.

Als ik met mijn auto door de wasstraat moet, iets wat ik sporadisch doe en waarmee ik wacht tot de auto echt heel erg vies is, dan maak ik me vooraf stiekem een beetje druk of ik de wielen van de auto wel goed in de daarvoor bestemde gleuven zal rijden. Het is meestal een zinloze angst, want iedere keer weer haal ik opgelucht adem als ik eenmaal op de lopende band zit en mijn pasje opberg, terwijl ik zwarte klodders zeepschuim langs mijn ramen zie zakken. Een heerlijk gevoel van ‘het is weer gelukt’. Maar natuurlijk! waarom ook niet! Iedereen kan het en waarom dan ik niet, denk ik achteraf stoer.

Mijn post komt grotendeels digitaal. Ik heb me afgemeld voor elke vorm van drukwerk en ook geadresseerd drukwerk met commerciële doeleinden. Dus er komt bijna nooit post. Maar als er dan toch brieven door de brievenbus vallen, dan begint mijn hart een beetje te kloppen. Is het een onheilstijding of heb ik een boete? Gisteren waren er in één keer drie brieven met een wat onduidelijke afkomst. Op één ervan stond ‘vertrouwelijk’. Nog enger! Het bleken twee brieven te zijn met uitnodigingen voor inentingen. Eén voor een griepprik en de andere voor een coronaprik. Ik verscheurde ze beide. Wat dat betreft ben ik weer niet bang. De andere was een brief met een ingewikkeld verhaal en bevatte een pincode. Het hield verband met mijn nieuwe rijbewijs. Het schijnt zo te zijn dat je in de toekomst gevraagd kan worden om in te loggen met je rijbewijs in je DigD. Daarvoor hadden ze heel geheimzinnig een pincode meegestuurd onder een doorzichtig blaadje dat je moest scheuren van een grijs vlakje dat leek op een kraslot. De pincode stond dan op de binnenkant van het doorzichtige cellofaantje dat je had opengetrokken. Wat een ingewikkeld gedoe voor een code zie ze ook gewoon gedrukt kunnen sturen, want bij toekomstig gebruik ervan moet je hem direct veranderen in een zelf gekozen pincode die echter niet dezelfde moet zijn als de pincode die je nu hebt in je DigD. Daar is over nagedacht. Maar eng wel in al zijn geheimzinnigheid. En ook daarbij het verhaal dat het nu nog niet hoefde, maar misschien wel in de toekomst. De brief moest ik goed opbergen, werd benadrukt in de brief. Ik heb de code maar alvast ergens genoteerd op een alleen voor mij bekende plaats en de brief goed opgeborgen.

En zo zijn er meer dingetjes die ik nu eng vind en vroeger niet. Maar ik zie mijn angst fier in de ogen. Geheimen van een ouder wordend mens

Klein en groot leed

Ik vind het niet erg om boodschappen te doen. Ik doe dat niet één keer per week in het groot, maar bij beetjes. Het is voor mij altijd een uitje. Een paar keer per week ben ik te vinden op het plein ‘de Stede’ of ‘de Ambachtsgaarde’ met mijn tweewieler met achterop fietstassen, als twee buidels rechts en links.

Inmiddels heb ik dus al mijn passen weer, maar ik ben niet meer zo gek om dagelijks met al die pasjes naar buiten te gaan. Alleen als ik auto rijd neem ik voortaan mijn mooie nieuwe pashoudertje met alle belangrijke pasjes mee. Voor de boodschappen op de fiets volstaat voortaan een oud rijbewijsmapje met daarin alleen mijn pinpas en mijn telefoon waarin ik alle bonuskaarten digitaal heb staan. Verder heb ik nu geleerd om altijd te checken of ik mijn tasje wel dicht geritst heb. Door schade en/of schande wordt ook een bijna 74-jarige nog steeds wijzer.

Bij de kassa van AH vraagt het meisje achter de kassa ineens of ik mijn portemonnee nog heb teruggevonden. Ik kijk haar even aan en herinner me dan dat zij op die dag achter de servicebalie stond en nog voor mij heeft nagezocht of er een pasjeshouder was gebracht bij de gevonden voorwerpen. ‘Nee’, zeg ik. ‘Helaas niet. En achteraf zag ik dat, terwijl ik nog aan het zoeken was, er al gepind was bij de Primera met mijn pinpas.’ ‘Dus hij is gestolen,’ zegt zij. ‘Gemeen, hè.’ ‘Ja, gemeen,’ beaam ik. Maar ik besef tegelijk dat ik alleen maar medelijden heb met de dief. Als je je toevlucht zoekt tot een dergelijke diefstal, dan ben je zeker veel armer dan ik, bedenk ik me. En stilletjes vraag ik me ook af hoeveel plezier iemand werkelijk kan hebben van zo een zielige kruimeldiefstal.

En dan is daar ook nog de onverschilligheid van deze persoon, die niet eens de moeite heeft genomen om tenminste mijn belangrijke pasjes in de brievenbus te deponeren van het politiebureau dat op nog geen 500 meter verwijderd is van de plek van de diefstal. Pasjes zoals mijn autopapieren, rijbewijs en zorgverzekeringspas. Ik heb gisteren nog gekeken bij de gevonden voorwerpen op internet. Mijn pasjeshouder is nergens ingeleverd.

Maar heel erg is het allemaal niet. Zeker minder erg dan ontplofte piepers en walkie talkies 😢. Dat is pas gemeen!

Stoer en we moeten bikkelen

Ik vind een moeder op een fiets met een kind voor en achter stoer, ook al is deze fiets elektrisch. Het is veel stoerder dan zo een aso bakfiets, waarmee je een groot deel van het fietspad voor jezelf claimt. Zelf fietste ik ook zo in een ver verleden. Bikkelen kon ik wel

We zijn weer begonnen met onze dagelijkse ochtendwandelingetjes in de Uithof. Ook al hebben we de hondjes niet meer, het is toch een goede gewoonte om onszelf dagelijks eventjes uit te laten in de frisse lucht. Door het park kwam deze moeder met twee kinderen aanfietsen. Waarschijnlijk kwam zij uit de riante woningen aan de andere kant van de Uithof, de chique wijk met de vrijstaande en twee onder één kap-woningen. Ik hoorde haar praten met haar kinderen. Ze waren op weg naar het centrum van Den Haag om Prinsjesdag bij te wonen. In Den Haag hebben alle schoolkinderen op Prinsjesdag vrij, zodat zij (al dan niet uit opvoedkundig oogpunt) deelgenoot kunnen zijn van deze jaarlijks terugkerende ceremoniële vertoning met de koninklijke familie als middelpunt.

Ik kan me herinneren dat ik (toen ik nog maar net in Den Haag woonde) met mijn kinderen ook achter de hekken naar de toen nog gouden koets heb staan gapen met in dat jaar nog koningin Beatrix erin. Zij is nu gedegradeerd tot prinses en mag alleen nog kijken vanachter een raampje naar de stoet met koetsen en paarden en als lakei verklede heren. Ook mag zij de paarden nog van namen voorzien, zoals ik hoorde toen ik even keek naar het tafereel van duur geklede mensen op de tv. Zij is vervangen door Alexander en Maxima, die zomaar de titel van koningin kreeg toebedeeld.

Ik luisterde naar een stukje van de troonrede. Het was voor mij dermate saai en nietszeggend wat er gezegd werd, dat ik dit niet volhield tot het einde. Het mooist vond ik de paarden en van de troonrede vond ik het begin ook mooi. Dat je veel kan bereiken door goed je best te doen en zo nodig af te zien. De sporters van het afgelopen jaar werden daarbij als voorbeeld gesteld. Bikkelen dus. Dat is een mooie boodschap. En elkaar wat gunnen kan ook helpen, denk ik daarbij. Misschien loopt alles dan toch goed af voor ons allemaal.

Deuk

Het is alweer voorbij die mooie zomer, die zomer die begon zo goed in juli. Ja, je wist dat er een einde aan zou komen, maar nog eerder dan je dacht is die zomer alweer voorbij.‘🎼🎶

Met weemoed denk ik terug aan de mooie warme dagen met de hondjes, luierend op de bank en wandelend in het mooie park. In de tuin bloeiden welig de bloemetjes, maar nu is het herfstige verval al een tijdje begonnen. De zon wil wel doorkomen, maar de wolkpartijen winnen en nemen het vrolijke licht weg. Herfst en winter komen eraan!

Vandaag zag ik, langs mijn mooie auto lopend, een deuk in het rechter achterportier. Souvenir van deze mooie zomer, waarin auto’s uit alle delen van Den Haag op onze gratis parkeerplaats plegen te parkeren. Om dan met tassen vol vlees en een barbecue uit te rukken naar het daarvoor bestemde veldje in de Uithof. Daar is gelegenheid voor families om vlees te roosteren en kinderen te laten spelen. Er is zelfs een chemisch toilet en er zijn talrijke afvalbakken om de etensresten en verpakkingen te deponeren. Alsnog is het tegen zonsondergang een puinhoop, maar telkens als wij de volgende dag onze eerste wandeling maakten met de hondjes, zagen we dat alles schoon was opgeruimd. De Uithof wordt heel goed onderhouden.

Maar helaas is er op onze parkeerplaats geen controle en kan men naar hartenlust portieren van andere auto’s indeuken bij het uitladen van het proviand en de kinderschare.

Ik neem mijn verlies met enige teleurstelling. Mijn auto verliest langzaam maar gestaag zijn als nieuw ogende uiterlijk. ‘Het is maar blik’, zeg ik tegen mezelf, maar het knaagt toch een beetje. Het vergaat mijn auto zoals mijn huis: hier een krasje, daar een deukje, daar een vlekje. Er wordt geleefd.

‘Praten’

In dit weblog heb ik al over veel onderwerpen geschreven. Ik zag vandaag een stukje terug met de titel ‘praten’. Daarin deel ik met de lezer dat ik graag in staat zou willen zijn minder te praten en meer te luisteren. Ik vind al mijn hele leven dat ik vaak dingen zeg die onnodig zijn om te zeggen. Ik bewonder mensen van weinig woorden en zou daar graag toe willen behoren, maar ik hoor daar niet bij en zal er ook nooit bij gaan horen, vrees ik. Ik praat gemakkelijk, misschien wel te gemakkelijk, denk niet altijd bewust na voordat ik iets zeg en deel veel met mensen. Mensen praten ook gemakkelijk met mij. Ik wandel door het leven alsof we één grote familie zijn.

Vandaar ook dit weblog. Ik ‘praat’ in mijn stukjes alsof ik het heb tegen een goede vriend, terwijl de werkelijkheid is dat dit weblog dagelijks maar gelezen wordt door een handjevol mensen en dat van die mensen ik de meeste niet eens ken, omdat ze toevallig via een tag in mijn weblog terechtkomen en daar waarschijnlijk ook als een haas zo snel mogelijk weer uit gaan. ‘Wat een geleuter!’ zie ik ze in mijn gedachten denken.

Maar toch ga ik ermee door, net als met mijn schilderijtjes en mijn filmpjes. Ik heb de behoefte om me te uiten, al is mijn leven op dit moment niet spannend. Bij gebrek aan gebeurtenissen kan ik altijd nog mijn gedachten delen.

Vandaag fietste ik naar de AH en de Jumbo met mijn nieuwe pinpas. Ik kwam langs een moeder met een iets te dik jongetje aan de hand. Ik keek er even naar en kreeg een melancholiek gevoel. Misschien is het verbeelding en is het iets van alle tijden, dat je meent dat alles vroeger beter was of in ieder geval gemakkelijker. Maar zo een gevoel kreeg ik. Dat het voor kinderen van nu moeilijker is om gelukkig te zijn dan vroeger voor mijn kinderen en helemaal anders dan het in mijn jeugd was voor kinderen.

Alles is volgebouwd. Er is weinig onbebouwde en nog redelijk ongerepte grond om te spelen, slootje te springen, hutten te bouwen en ongezien door volwassenen in spel op te gaan. Waar is de knikkertijd, de springtouwtijd, de rolschaatstijd, de verstoppertje-tijd, zoals ik die vroeger kende. Waar zijn de kinderen die toen mijn kinderen nog klein waren voor mijn huis in groepen aan het spelen waren? Zitten ze binnen met hun tablet of spelcomputer? Of kijken ze naar tiktok op hun telefoon? Waar zijn de vele soorten vogels, de eekhoorns, de konijnen, de herten en de wilde zwijntjes uit mijn jeugd? Zijn die ergens nog te zien in reservaten?

Ervoor in de plaats is veel speelgoed gekomen, kasten en kamers vol en vaak voor een groot deel onaangeroerd. En heel veel digitaal vermaak. Pappie en mammie zitten ook veel met hun neus in de telefoon. Ik word daar een beetje triest van en hoop dat het meevalt. Dat kinderen van nu dat heel anders beleven dan ik me verbeeld. Ze zijn aan dit leven gewend. Mijn medelijden is misschien misplaatst en totaal onnodig, net als veel van mijn geklets…