Nog een opdracht

Ik had mijn canvas al voorzien van een onderlaag en ik wist al welke achtergrond ik zou kiezen voor het schilderij dat ik in opdracht ga maken. Maar gisteren kreeg ik een nieuwe opdracht. Of ik eerst haar vader wil schilderen op zijn kantoor. Dat schilderij zal in haar kantoor komen te hangen met een lijst. Of ik dat eerst wil maken en daarna pas het schilderij van haar beide ouders.

Ja, dat kan. Ik moet het doen met een foto via de whatsapp, maar de foto is redelijk duidelijk. Het schilderij moet in een vrij groot formaat, 50 x 70.

Ik heb de opdracht natuurlijk aangenomen, omdat ik het de klant gun om een mooie herinnering te hebben aan haar helaas overleden vader. Ik wil het vertrouwen dat ze in me heeft niet beschamen en er echt iets van maken dat zo mooi mogelijk is. En dat geeft toch wel enige gezonde (is het wel gezond?) spanning.

Vanmorgen stuurde ik direct na het ontbijt een mail naar drukkerij Morgenstond om te vragen of de kantoorfoto van vader in A3 formaat kon worden afgedrukt. In de titel van het bericht schreef ik in haast ‘PDF bestand afrukken in kleur’. Ik kreeg als antwoord: ‘Ik zou het wel willen, maar er zit geen bestand bij’. Ik was dus de bijlage vergeten mee te sturen. Dat heb ik alsnog gedaan. Tot zover over ‘een beetje nerveus zijn voor deze opdracht’. Maar goed, ik heb het grote canvas van 50 x 70 inmiddels voorzien van een onderlaag en ga vanmiddag of morgenochtend de fotoafdruk ophalen om na te schilderen.

Waarom doe ik mezelf dit aan? Niet voor het geld in ieder geval. Ik wil echt graag dat iemand blij is met een herinnering aan een overleden persoon of een anderszins geliefd persoon. Daarom ga ik mijn uiterste best doen.

Zelf zou ik wel willen dat ik zo een herinnering had aan mijn overleden zoontje Imran. Geboren op 4 mei 1986 en overleden op 8 mei 1986. Ik heb niet eens een foto van hem en moest uit mijn herinnering dit portretje van hem tekenen om nog een beeld van hem te bewaren. Voor mij zal vier mei altijd in het teken staan van het herdenken van de dood van dit kleine mannetje, dat maar vier dagen in dit leven was.

Imran

We gingen voor een prikkie voor mij

Zoals gewoonlijk gingen we veel te vroeg. De reden was dat ik altijd enige angst heb dat ik niet direct een parkeerplek kan vinden. De route naar de priklocatie wist ik inmiddels, omdat ik die al eens eerder gereden had om de route alvast te kennen. Dit soort dingen deed ik nooit toen ik jonger was. Ahmad ging met me mee, voor het geval dat ik slapjes zou worden van de prik en hij misschien moest terugrijden.

Meer dan een half uur voor de afgesproken tijd arriveerden we op de locatie in ’s Gravenzande. Ik parkeerde 100 meter voor de plaats van bestemming langs de weg, omdat ik al gezien had (bij mijn eerdere verkenningstocht) dat het parkeerplaatsje voor het buurtcentrum (of vroegere kerk?) erg vol was. We moesten langs verschillende controleposten in een niet al te lange rij. Vriendelijke medewerkers van de GGD richtten zich direct tot Ahmad. Kennelijk zag hij er ouder uit dan ik. De rij liep lekker door en niemand vroeg hoe laat onze afspraak was. Dat weten we dan voor de volgende keer.

De prikzuster stelde direct Ahmad op zijn gemak. ‘Gaat u maar zitten, meneer’. Terwijl ik daar toch stond met papieren in mijn hand en gekleed in een shirtje met korte mouwen. ‘Och ja, sorry,’ zei ze. ‘Ik had dat moeten zien. Maar wat gek dat ze niet een afspraak hebben gemaakt voor u allebei tegelijk.’ Dat kon niet meer,’ zei ik. ‘Die tijd was al bezet.’ ‘Meestal doen ze wel een oogje dicht,’ zei de vriendelijke zuster. Aha. Dat weet ik dan ook weer. Vrijdag gaat Ahmad voor zijn eerste prik en op die dag ga ik vragen of we de tweede prik samen kunnen krijgen.

Het prikje stelde niets voor. Het naaldje is zo dun dat het niet eens gaat bloeden. Voor de zekerheid kreeg ik toch een pleistertje. Na het prikje moesten we een kwartier wachten in een wachtkamer. Om te kijken of ik niet beroerd zou worden. Er kwam een rode kruis medewerker langs, die met iedereen een praatje maakte om te vragen hoe men zich voelde. Hij sprak direct Ahmad aan. ‘Hoe gaat het, meneer?’ ‘Goed,’ zei Ahmad.

Eenmaal thuis waren we ruim op tijd voor ons tweede kopje koffie.

Twee opdrachten voor schilderij

Al een tijdje sta ik op marktplaats met een paar van mijn schilderijen. Niet de meest artistieke site om jezelf te promoten. Ik bied daar een paar schilderijen aan die ik wel kwijt wil en ik bied mezelf ook aan om in opdracht portretten te schilderen van dieren en/of mensen.

Vandaag kreeg ik ineens een bericht van iemand voor wie ik een jaar geleden haar schoonvader schilderde. Ik moest me toen nogal haasten met het schilderij, omdat het een verjaardagscadeau moest worden voor iemand. Dat heeft me toen veel stress opgeleverd. Opa moest met zijn kleinkindje geportretteerd, maar in wezen was dat een fantasie, omdat hij al overleden was toen het kindje geboren werd. Ik moest werken met een compositie van verschillende foto’s. Uiteindelijk was ik zelf niet zo blij met het schilderij. Maar nu hoorde ik dat degenen voor wie ik het maakte er wel nog steeds heel blij mee zijn.

olieverf op canvas 50 x 50

Mijn opdrachtgeefster wil nu opnieuw een schilderij van mij en dit keer van haar vader, die helaas pas geleden is overleden. Ik moet dit keer naschilderen van een zwartwit foto van haar beide ouders. En nu wil zij het hoofd van haar moeder en de handen van haar ouders het liefst in een andere positie geschilderd dan op de foto is afgebeeld. Een uitdaging dus weer. Ik vind het een hele eer om dit te mogen doen. Gelukkig had ik net weer een schilderij af en wist ik nog niet goed wat nu te gaan schilderen.

olieverf 30 x 40

Ahmad is blij met zijn portret. Zijn zus wil nu ook een schilderij van mij. Een schilderij van haarzelf met haar overleden man. Ik vind dat heel leuk om te gaan doen en wil dat gaan schilderen als ik weer in Spanje ben.

Al met al geven deze opdrachten mij een beetje moed om verder te schilderen. Niet dat ik dat anders niet had gedaan, maar het is voor mij leuk om anderen blij te maken met mijn werkjes. Als leraar op YouTube kijk ik de laatste tijd veel naar deze paint coach. Hij geeft simpel en duidelijk schilderadvies en eindigt altijd met de bemoedigende woorden: ‘Go get painting!’.

Niets voor niets, hei voor karwei

Zo zit de wereld in elkaar. Mensen doen dingen voor anderen, maar daar zit vaak een kostenplaatje aan. Dat is normaal, vindt men. Voor wat hoort wat. En voor niks gaat de zon op. Ik heb die zakelijke instelling niet. Ik deed veel voor niets in mijn leven. Het salaris dat ik daarnaast ontving voor werk was eigenlijk bijzaak. Je moet leven en dan is wel een zeker bestaansminimum noodzakelijk. Ik werkte uiteindelijk parttime, omdat ik daarmee voldoende verdiende om van te leven. Geld heeft nooit in mijn prioriteitenlijstje gestaan.

En nu ontvang ik een pensioentje en AOW en dat is ook voldoende om van te leven. Wat ik verder doe voor een ander hoeft niet betaald te worden. Als ik iets doe voor iemand, dan is dat mijn vrije keus en dan doe ik dat van harte.

Gisteren verzuchtte de buurvrouw voor wie ik boodschappen haal, laten we haar Miep noemen, dan hoef ik niet steeds te herhalen wie zij is in mijn leven, het volgende. Miep zei: ‘Ik heb al twee dagen niemand gezien of gesproken, terwijl ik weet dat mijn zoon vier dagen achtereen vrij had en dat de kinderen vakantie hebben. Ik zit al twee dagen met een volle vuilniszak, die niemand voor me buiten zette’. En hierna vertelde zij nog wat schrijnende familieperikelen, die privé zijn. ‘Wat is het toch erg om oud te zijn,’ zegt ze. ‘Als je hulpbehoevend bent, zie je ineens zo helder hoe mensen werkelijk zijn en wie er wat om je geeft.’ ‘Als je maar onthoudt dat jij een goed persoon bent,’ zeg ik. Wat anderen doen moeten ze zelf weten, maar jij krijgt wat je verdient, omdat je zelf altijd voor een ander hebt klaar gestaan.

Ik doe makkelijk iets voor een ander zonder te denken aan winst. In mijn werk als trajectbegeleider werd ik door mijn cliënten overladen met cadeautjes waarom ik nooit gevraagd had, omdat ze blij waren met de oprechte aandacht die ik hen gaf. Dat hadden ze nooit meegemaakt bij de psychologen en psychiaters, die ze ook bezochten. Ik heb veel van die spulletjes die ze me gaven nog steeds. Die waardering van mijn cliënten deed me meer dan het salaris wat ik kreeg.

Maar evengoed als ik zelf gratis dingen doe voor anderen, heb ik er ook geen moeite mee om mijzelf gratis te voorzien van boeken en krantenartikelen, gewoon omdat dit kan. Als ik voor elk boek zou moeten betalen dat ik lees, dan was ik nu arm. De boeken die ik schreef zijn ook gratis te downloaden en deze website is ook gratis voor de lezer. Voor mij is dat logisch.

(Leve de bibliotheek ?!)

Waargebeurde verhalen

Na mijn val gisteren ben ik nog wat beurs, alsof ik een flink pak slaag heb gehad. De aanzet van mijn rechterduim is flink opgezwollen en gisteren bemoeilijkte dat het grijpen van dingen Gelukkig heb ik twee handen. De pijnplek bij mijn knie blijkt links onder de knieschijf te zitten. Er is vanbuiten niets aan te zien en een dikke knie is me bespaard gebleven. Ik liep gisteren nog met pijn, maar stug doorlopen en gewoon blijven fietsen op de hometrainer heeft de beurse plek soepel en warm gehouden. In mijn borst is waarschijnlijk ook een rib gekneusd en dat geeft nog het meeste ongemak. Niet aankomen dan maar.

Daarnaast ben ik nog steeds moe, ondanks nu elke nacht ruim acht uur slaap en af en toe ’s middags nog een half uurtje slapen. Dat is voor mij, die ooit op vier uurtjes slaap per etmaal kon functioneren, niet normaal. ‘Waarom bel je de dokter niet om je bloed te laten onderzoeken?’ vraagt Ahmad. Ik vind dat een beetje gênant. Naar de dokter, omdat je moe bent. Stiekem ben ik ook een beetje bang. Stel dat ik een sluimerende ziekte heb. Daar wil ik toch niets mee. Het lijkt me helemaal niks om een reguliere bezoeker te worden van het ziekenhuis. Maar vandaag vat ik dan toch de moed om de dokter te bellen. ‘We zijn vandaag niet aanwezig,’ hoor ik. Hoezo dan? Het is toch dinsdag. O ja, het is koningsdag.

Ik zit de hele dag afwisselend in het zonnetje en in de schaduw op onze heerlijke loungebank te lezen, terwijl de altijd ijverige man naast me de houten tuinstoelen demonteert, schuurt en behandelt met teakbeschermer. Wat een man is dat toch. Nooit eerder had ik er zo één. Ik lees intussen boek na boek uit. Lale Gül, die ‘ik ga leven’ schreef en nu min of meer zit ondergedoken om agressieve radicalen te ontwijken. Daarna Frénk van der Linden met ‘En altijd maar verlangen’. Ik lees snel. De schrijfwijze van Frénk ontroert me enorm, juist omdat hij nergens sentimenteel wordt. Daarna Annie MG Schmid met ‘Wat ik nog weet’. Haar jonge jaren prachtig beschreven. Ik houd van waargebeurde verhalen. ‘Eigenlijk heeft iedereen wel een verhaal dat de moeite van het beschrijven waard is,’ zeg ik na het ontbijt tegen Ahmad. Hij beaamt dat. ‘Jij en ik hebben ook een heel verhaal als het om ons leven gaat’, zegt hij. ‘Ja, dat is waar, maar ik vind mijn verhaal niet leuk om te vertellen,’ reageer ik. Misschien later, als ik nog ouder ben en herinneringen aan vroeger nog levendiger worden. Als ik dat ooit ga doen, wil ik niet dat het een slachtofferverhaal wordt. Ik wil de feiten gewoon droog beschrijven, omdat dat het meest veelzeggend is. Een beetje zoals Frénk van der Linden. Ik zou willen dat hij meer boeken had geschreven.

Brokkenpiloot

Ik ga vroeg naar de winkels. Op de fiets. Vlees kopen voor vandaag en nog wat boodschappen in andere winkels. Het is heerlijk rustig nog. Ik zie een klein hondje met een jasje aan dat me aankijkt met een vrij hulpeloze blik. Ik glimlach naar het hondje en daarna ook naar haar bazin, die ook glimlacht. Wat fijn toch, dat je soms woordeloos even een warm contact kan hebben met mens en dier, bedenk ik me.

Als ik na het bezoek aan de slager ben overgestoken naar de supermarkten, zie ik een zwerver op een bankje zitten. Hij heeft een grote tas bij zich en zit op een bankje van het zonnetje te genieten. Ik herinner me dat ik 5 euro in mijn zak heb zitten. Zal ik die aan hem geven, vraag ik me af. Mensen die niet vragen worden in de regel door mij niet overgeslagen. Ik kijk nog even om. Misschien vergis ik me. Is hij wel een zwerver of gewoon een armoedig uitziende man met een tas? Terwijl ik omkijk stap ik ook af van mijn fiets, omdat ik moet stoppen voor een hekje waar ik alleen lopend doorheen kan. En ineens lig ik languit op mijn linkerzij naast mijn fiets met mijn fiets op me. Een vrouw met een boodschappenkarretje ziet me liggen. ‘Dit zag ik niet aankomen,’ zeg ik tegen haar, terwijl ik overeind krabbel. Ik merk dat ik gelukkig niets gebroken heb, maar mijn linkerknie heb ik wel erg bezeerd door de klap en ook de duim van mijn rechterhand. ‘Ik zag het gebeuren,’ zegt de vrouw. ‘Je moet zo voorzichtig zijn. Ik zag je al rijdend van je fiets springen. Dat is gevaarlijk. Je moet altijd eerst remmen en dan afstappen. ‘U heeft gelijk,’ zeg ik. Ik bleef haken, terwijl ik afstapte, maar ik maakte ook de fout dat ik intussen aan het omkijken was.’ Ik vroeg me af of ik die man wat geld zou geven. Ik kijk naar de zwerver en zie dat hij met een niet nader te definiëren lach naar me kijkt. Misschien lacht hij me wel uit. Ik beef nog wat na.

‘Eerst maar even wat bijkomen van de schrik,’ zeg ik tegen de vrouw. En ik vervolg, lopend naast mijn fiets, de weg naar de supermarkt. Geconcentreerd doe ik mijn boodschappen. Ik weet dat mijn knie meer en meer pijn zal gaan doen, maar gelukkig heb ik niets gebroken.

Als ik thuiskom, zegt mijn liefste dat hij elke dag dat ik op de fiets ergens heen ga bang is dat ik val. Als ik maar even wat later thuiskom, zit hij hem te knijpen. ‘Voortaan ga je niet meer op de fiets ergens heen,’ zegt hij bazig voor zijn doen. Ik weet dat hij het goed bedoelt. ‘Voortaan maken we wekelijks een grote boodschappenlijst en dan doen we samen de boodschappen met de auto,’ zegt hij. Ik vind dat wel een goed idee. Dan gaan we met twee karren. Eén kar voor de buurvrouw met boodschappen die ik op haar verzoek contant betaal met haar centjes en één kar voor ons, die Ahmad duwt en afrekent met onze pinpas. Kleine boodschappen wil ik voortaan lopend doen. Misschien heeft de buurvrouw een boodschappenkarretje voor me. Maar toch zal ik af en toe nog wel eens de fiets moeten pakken. Ik moet gewoon beter uitkijken!

Gedachten als krachten

Ik ben iemand met veel realiteitszin, maar ook iemand die ervaart dat er meer krachten werkzaam zijn in het leven dan datgene wat wij kunnen waarnemen of logisch verklaren. Mijn moeder zei al: ‘Gedachten zijn krachten’. Daarmee bedoelde zij dat het er toe deed wat je dacht en aan wie je dacht. Iedereen heeft weleens de ervaring dat je toevallig aan iemand denkt en dat die persoon dan plotseling voor je staat of je vanuit het niets belt of een bericht stuurt. Maar ook gedachten aan iets goeds of slechts kunnen invloed hebben op gebeurtenissen, zoals ik heb ervaren. Diverse malen heb ik iets heel sterk gewenst of gehoopt en dan gebeurde het ook. Ook droomde ik weleens dingen die later gebeurden. Helaas ook de dood van mijn broer. Ik droomde al dat hij vol bloed zat, toen ik nog klein was. Maar een droom overkomt je en die kun je niet sturen met je wil. Gedachten laten zich wel sturen. Door mij eigenlijk steeds meer naarmate ik ouder word. Kon ik vroeger soms een gedachtestroom niet stopzetten en hield deze me uit de slaap, nu heb ik daar minder last van, omdat ik op tijd kan opmerken dat gedachten me niet verder brengen. Dan kan ik mezelf dwingen aan andere dingen te denken en het zinloze gedachtenpatroon uit mijn hoofd weren.

Ik zie toeval meestal als betekenisvol en ik geloof dat je door gedrag of gedachten gebeurtenissen naar je toe kan halen. Dat heb ik ervaren.

Enkele voorbeelden. Ik ben opgegroeid op militaire vliegbases, wat betekende dat ik omringd was door de natuur. Later, in Eindhoven, woonde ik voor het eerst van mijn leven in een niet bosrijke woonwijk, maar we hadden altijd wel een tuin. Dat veranderde toen ik het huis uit ging en naar Utrecht verhuisde en daar op een kamer kwam te wonen. Bij een hospita zonder keuken, later met gedeelde keuken zonder douche, later in een studentenflat met gedeelde keuken en douche en tenslotte in een kraakpand met gedeelde keuken en douche. Zelfs toen ik trouwde had ik een flinke tijd lang geen eigen wooneenheid, maar deelden we de douche en WC en hadden we slechts een minikeukentje op een zolderetage. Ik had mijn eerste echte huurwoning pas toen ik dertig jaar was en al een kind had. Het was een kleine benedenwoning aan een drukke straat met achter een klein tuintje. Nog later woonde ik in een portiekwoning met alleen voor en achter een balkon. Ik droomde altijd van een huis met een tuin. Woningnood was er al vanaf mijn jonge jaren (d.w.z. ruim 50 jaar geleden)

Toen ik wegliep van de vader van mijn kinderen, kwam ik in een opvanghuis terecht in Den Haag. Ik woonde daar met een groep eveneens weggelopen vrouwen en kinderen met mijn vier nog kleine kinderen. Achter het opvanghuis lag een grote gemeenschappelijke tuin, waarin de kinderen konden spelen. Er was daar geen tuinman. Ik besloot het tuinwerk op me te nemen. Terwijl ik aan het zwoegen was in die tuin, kwam soms de gedachte in me op dat ik misschien in de toekomst een huis met een tuin zou krijgen als een soort ‘dank’ voor al mijn harde werken. Die gedachte motiveerde me om nog harder te werken in die tuin. Na een verblijf van zeven maanden in dat opvanghuis (een periode waarover ik een boek zou kunnen schrijven) kreeg ik werkelijk een huis toegewezen met een voor- en achtertuin in een rustige en groene buurt. Mijn grootste wens werd vervuld.

En nu, pas geleden, was ik op weg naar het Rode Kruis bij mij in de buurt voor een coronatest, mijn eerste. De reden om die test te ondergaan was dat ik al een tijd erg moe ben en me niet sterk voel. Dat is eigenlijk mijn enige klacht, maar ik wilde corona uitsluiten, omdat ik over korte tijd ingeënt word en wil weten of ik dan niet al antistoffen heb aangemaakt. Ik heb een klein lichaam en ben best huiverig voor een ‘overdosis’. Sowieso vind ik het raar dat men mij dezelfde hoeveelheid zal inspuiten als een vent van twee meter lang. Dus wie weet is dan één prik al genoeg (als ik nu corona zou hebben). Snap je de gedachtegang. lezer? Ik fietste erheen met een lichte angst voor de neusprik, omdat anderen me hadden verteld dat het een vervelend gevoel zou zijn. Ik voelde me sowieso al kwetsbaar door die moeheid. Ik kwam langs een flat, waar vroeger mijn oudste dochter heeft gewoond in tijden dat het nog wat minder goed ging met haar. Ik moest heel sterk aan mijn eerstgeborene denken met wie ik zoveel heb meegemaakt. We hebben al bijna twee jaar geen contact vanwege een voor mij nu totaal onbelangrijke aanleiding. Ik miste haar zo verschrikkelijk en ik werd overvallen door een zo sterke liefde voor haar dat ik tegen het geruis van het verkeer naast me in haar naam begon te jammeren. O lieve lieve L, mijn kindje. De tranen schoten in mijn vermoeide ogen. En tegelijkertijd kwam een hoopvolle gedachte in me op. Die gedachte verscheen vanuit een hoekje in mijn verdrietige hoofd. ‘Misschien denkt zij ook aan mij en hoor ik snel wat van haar. Deze liefde die ik voor haar voel moet haar wel op één of andere manier bereiken.’

Een paar dagen later kreeg ik een bericht van haar dat ze me wil spreken. Ik ben daar heel blij mee. Ze mag gerust boos op me zijn. Ik heb het allemaal niet perfect gedaan. Ik heb diverse malen in mijn leven domme keuzes gemaakt. Al gooit ze een emmer stront over me heen, ik laat dat gebeuren. Ze mag me zeggen wat zij op haar hart heeft. Ik houd onvoorwaardelijk van haar.

P.S. De coronatest: die was negatief. Het stokje in mijn neus viel me erg mee. De zuster van het Rode Kruis was een heel lief mens. Ze zei ‘mevrouw’ tegen me. Ik probeer nu mijn moeheid te bestrijden door veel te slapen en als dat niet helpt, zal ik naar de dokter gaan. Ik houd me rustig, lees veel en doe maar een beetje.

Ik heb geen vaderlandsgevoel en geen familiegevoel

Vanmorgen had ik na het ontbijt een kleine discussie met de man naast me. Hij is Andalusiër en is daar vrij trots op. Hij heeft zich zelfs verdiept in de geschiedenis van zijn ’tierra’ en daar in 2006 een boek over geschreven. Nu, bijna twintig jaar later, heeft hij dit boek digitaal gratis op zijn weblog gezet en dat wordt nu veel gelezen door andere Andalusiërs. Hij krijgt na zoveel jaren veel complimenten voor zijn boek. Ik vind dat fijn voor hem, maar ik herken niets in de gevoelens van deze mensen. Het komt op mij heel nationalistisch over, hoewel Ahmad zegt dat hij nooit de intentie heeft gehad om nationalistische gevoelens aan te wakkeren met het schrijven van zijn boek. Hij wilde eenvoudigweg alleen maar de geschiedenis van Andalusië belichten vanuit een ander perspectief dan zoals deze tot op heden wordt gepresenteerd in de schoolboeken in zowel Spanje als in andere landen.

En dan ontstaat een gesprek over hoe geworteld een mens zich voelt. Voor Ahmad is het zo dat zijn identiteit sterk bepaald wordt door het feit dat hij een Andalusiër is en dat de geschiedenis en de leefwijze van zijn voorouders sterk bepalen hoe hij in het leven staat. Dat gevoel van geworteld zijn herken ik helemaal niet in mijzelf. Voor mij zou het een ideale wereld zijn als er geen grenzen bestonden en iedereen evenveel recht had om waar dan ook zich te bevinden. Ik zie het zo dat we toevallig geboren worden op een bepaalde plek, maar dat dit niet bepaalt hoe we in het leven staan. In mijn geval in ieder geval niet. Ik ben geboren in Breda, maar heb daarna in mijn leven op zoveel verschillende plaatsen gewoond dat ik niet zou weten wat mijn ’thuis’ is. Ik ben opgegroeid met een moeder, die mij pas waardeerde als persoon toen zij terminaal ziek was. Mijn vader kende ik niet vanaf mijn derde jaar en ik groeide op met een stiefvader, voor wie ik tot mijn volwassenheid bang was. Ik hield veel van mijn broer Hans en hij gaf me enigszins een gevoel van thuis zijn en gewaardeerd worden als persoon. Maar helaas overleed Hans toen hij 47 jaar was. Op 43-jarige leeftijd zocht ik uit eigen initiatief contact met mijn biologische vader. Ik zocht hem gedurende meer dan 25 jaar elk half jaar op, maar hij bleef volhouden dat hij geen band met mij voelde, omdat we geen gemeenschappelijke geschiedenis hadden. Pas vlak voor zijn dood toonde hij enige interesse in mijn leven en kwam hij erachter dat ik 4 kinderen had. Evenals van mijn moeder heb ik toen van hem afscheid kunnen nemen op een liefdevolle manier. De enige familieband die ik voel is die met mijn eigen kinderen. Maar ook bij hen besef ik dat zij ‘geleend goed’ zijn en dat zij nu hun eigen leven leiden met hun eigen gezin. Voor mij is de wereld één grote familie en ik zie weinig onderscheid tussen wie en waar. Ik voel me al mijn hele leven een eenling, die reageert op mensen om mij heen met alle compassie die ik in me heb.

Trots zijn op ‘mijn land’ of ‘mijn afkomst’ of wat dan ook. Dat herken ik niet. Ik ben hier alleen gekomen en moet mijn leven zo goed mogelijk leven tot ik ook alleen zal verdwijnen uit deze wereld. Ik herken mezelf erg in de woorden van deze anarchist:

‘Mijn vaderland is de wereld, mijn godsdienst is het goede proberen te doen, mijn familie is de mensheid’

Ahmad stuurde mij deze afbeelding en liet me zo zien dat hij me heel goed begrijpt ?. Ahmad geeft me alle liefde die ik nooit eerder kreeg. Een geschenk uit de hemel. En daarnaast mijn kinderen ?. Ik voel me zo rijk dat ik dit mag meemaken op oudere leeftijd. ?? Alhamdulillah. Dank aan onze Schepper.

Dieren zoeken plekjes om te baren en eieren uit te broeden

Het is alweer 9 jaar geleden dat een eend bij ins in de tuin haar eieren legde en uitbroedde. Dat deed zij achter een buxusheggetje dat heel dichtbij de tuinschutting stond en daardoor veel beschutting bood. Zij broedde maar liefst 13 kuikens uit en wandelde daarna, met haar kuikens achter haar aan, naar de sloot bij ons achter. Het was een mooie tijd voor ons om dat van dichtbij te zien, maar helaas gingen al haar kuikens daarna één voor één dood. Er waren te veel vijanden in en rond de sloot en moeder eend moest het stellen zonder bescherming van vader eend, zoals dat gebruikelijk is bij dit ras eenden. Toen zij met haar kuikens in de sloot aankwam, werd zij onmiddellijk beklommen door een aantal mannetjeseenden. Er werd zelfs om haar gevochten. Maar verder moest zij het alleen zien te redden en haar kleintjes zelf beschermen, wat haar helaas niet gelukt is. Ik zag haar elke dag met minder kuikens tot het er helemaal geen meer waren. Wat had ik daar verdriet van. Het was bijna of het mijn eigen kindjes waren. Ik was getuige geweest van het geduld van moeder eend, die weken achtereen op haar nest zat en alleen af en toe even weg ging om snel wat te eten. Zoveel moeite voor niets ?.

even kijken naar de eend

Vandaag zagen we opnieuw een eenden-echtpaar onze tuin inspecteren. Zouden ze weer een plekje kiezen in onze tuin om te broeden? Nee, dit keer niet. Ze bleven lang kijken op het dak van ons schuurtje, maar kennelijk zagen ze niet voldoende beschutting en ook is er geen uitgang meer om met de kleintjes weg te wandelen, vanwege de nieuwe schutting met deur, die we vroeger nog niet hadden. Jammer, maar misschien is het ook beter, want ik heb me de dood van die kuikentjes destijds te veel aangetrokken. Toen ik moeder eend na het verlies van haar kindjes niet meer in de sloot bij mijn huis aantrof, fietste ik als een idioot de buurt af om in en rond andere sloten moeder eend te zoeken. Uiteraard was het onmogelijk om haar te herkennen tussen veel andere eenden met een bijna identiek uiterlijk. Ik was van die moeder eend gaan houden met een dwaze en onbeantwoorde liefde.

Niet alleen eenden en andere vogels zoeken hun plekjes om te broeden. Ook zwerfkatten zoeken plekjes om hun jongen te baren. Dat gebeurde onlangs bij de dochter van Ahmad. Op het terrein waar zij woont staat een caravan van haar vriend. Die leegstaande caravan is spontaan betrokken door een onbekende kat, die daar haar jongen kwam baren, zes stuks. Zoraida heeft al twee katten en zat niet echt te wachten op nog meer katten. Maar voor tijdelijke bewoning is de kattenfamilie welkom. Al denkt Laila (het op muizen en vogels jagende katje dat zich wel huiskat mag noemen) daar anders over. De jonge katjes moeten beschermd worden tegen haar roofzucht..

moeder kat
de jonkies

Het is de bedoeling dat de katjes en misschien ook moeder kat op den duur een goed tehuis gaan vinden bij anderen.