Naar de dokter

Vanmorgen stond ik niet op als het zonnetje in huis. Mijn knie deed meer pijn dan gisteren sinds ik nu anderhalve week geleden alweer met een smak op de harde stoep terechtkwam met die knie. Ik kraamde allerlei negatieve onzin uit, zoals: ‘Als het zo verder moet met die knie en daarnaast nog die pijn in mijn handen, dan hoeft het voor mij niet meer. Ik wil niet hulpeloos zijn. Geef me dan maar een spuitje’.

Ik was echt moedeloos. Ik probeer die knie te trainen door hem te buigen en te strekken en op te tillen en nog meer oefeningen die ik zelf verzin, maar het lijkt allemaal averechts te werken. Gisteren heb ik mijn been flink gebogen, net even over de pijngrens heen en misschien heeft dat de knie geen goed gedaan, bedenk ik zelf.

Ik besluit de dokter te bellen voor een tweede afspraak. Haar voorspelling dat ik vanaf maandag alweer goed zou kunnen lopen is niet uitgekomen. Zou er toch iets kapot zijn in de knie?

Er staat een scootmobiel in de wachtkamer. Terwijl we zitten te wachten komt even later de eigenares van die mobiel uit de dokterskamer gestrompeld. Ik leef met haar mee. Met moeite hijst ze haar wat zware lijf in de de zetel van de mobiel. Dan maakt ze een bochtje om weg te rijden. Haar banden maken een piepgeluid dat veel wegheeft van een langzame scheet. ‘Neem me niet kwalijk, hoor,’ verontschuldigt zij zich voor het geluid. ‘Het is niet wat het lijkt.’ De mensen in de wachtkamer knikken begripvol. ‘Ik wou dat ik kon lopen,’ voegt ze eraan toe. Helder! Wat een ellende is het toch als je niet goed ter been bent of als elke stap pijn doet.

Als ik bij de dokter ben voelt ze weer even en zegt ze nogmaals dat er volgens haar echt niets gebroken is. Er zit wat vocht onder de knie als gevolg van de smak die ik maakte en dat is een beetje ontstoken. Een bursitis heet dat. Een slijmbeursontsteking

Wat moet ik doen om te herstellen? ‘Niet naar de fysio, niet laten intapen,’ krijg ik te horen op mijn voorstel. Met mate en rustig bewegen en zeker niet het been heel erg buigen. Ai! Dat is echt niet goed en ook mag ik niet op mijn knieën zitten. (Dat zou ik niet eens kunnen. Ik bid nu op een stoel en dat is op zich heel relaxed.) Ze zegt dat ik wat liever voor mezelf moet zijn. Ik besef dat ze gelijk heeft. Het heeft geen zin om een zere knie met geweld vooruit te branden.

Gerustgesteld sjok ik weer aan de arm van mijn lieverd naar de auto.

Het is een kwestie van geduld hebben. Het karkasje is breekbaar en beverig herstellende. Het lijkt of de pijn van hot naar her verspringt in mijn kleine lichaampje. Je kan er een liedje van maken: Ribben handen zere knie knie knie?Knie handen zere rug rug rug ?Knie ribben handen rug en dan weer knie ? Pijn! maar janken wil ik toch maar nie. Olé!

Voordeel bij nadeel

Nadeel is dat het herstel van mijn knie langzaam verloopt. Voordeel is dat ik bewuster beweeg.

Ik realiseer me dat ik de dagelijkse handelingen altijd in haast placht uit te voeren. Alsof er iemand achter me aanzat, die voortdurend zei dat ik moest opschieten. Ik bewoog me snel en misschien soms zelfs onbesuisd bij elk karwei. Alsof er geen tijd te verliezen was. Het dateert waarschijnlijk nog uit de tijd dat ik het echt druk had en dat snel te werk gaan geboden was.

Nu kan ik dat niet meer. Ik doe het werk met mijn handen met meer overleg en voorzichtigheid omdat ik eenvoudigweg sommige dingen niet meer kan doen op dezelfde manier als voorheen.

En ik loop nog als een slak. In huis lijkt het wel te gaan en zelfs de trap op en af wil iets beter lukken, maar als ik met de man naast me een wandelingetje maak voel ik elke stap met dat rechterbeen been voorop en achterop mijn knie zeuren. ‘Zo gewoon mogelijk bewegen’ staat te lezen op internet. Ik doe mijn best met opeengeklemde kaken. Het doet me terugdenken aan de tijd met de gerepareerde heup. Toen deed wandelen ook pijn.

Ik houd mezelf voor dat het goedkomt met de knie, net als met de heup. Het is voorlopig bikkelen.

Maar ik heb genoten van het zitten in de zon vandaag.

Opa’s en oma’s liefde voor kleinkinderen

Wat ik veel zie is dat opa’s en oma’s nog gekker lijken zijn op hun kleinkinderen dan dat ze ooit waren op hun eigen kinderen. Trots laten ze aan ieder die maar kijken wil foto’s zien van hun tweede generatie nageslacht.

Mijn moeder was daarvan een voorbeeld. Haar hele woonkamer stond vol met ingelijste foto’s van haar kleinkinderen (mijn kinderen, want mijn broer had geen kinderen). Ook van mijn broer was er een foto, maar mijn hoofd ontbrak in de galerij. Daardoor wist ik wat mijn plaats in haar hart was. Ik heb in haar huis boven, in de kamer waar mijn broer sliep als hij bij hun logeerde, een verdwaalde foto gevonden van hem met mij samen. Het was één van de weinige foto’s die mijn stiefvader niet in de kliko gooide na mijn moeders overlijden (waarschijnlijk vergeten, net als de films uit mijn jeugd, die ik vond op CD in een kast).

Ik tekende de foto na

Toen mijn moeder terminaal was lag ze in haar slaapkamer. Op de vensterbank waarop zij uitkeek stonden allemaal ingelijste foto’s van haar kleinkinderen. Zij waren voor haar heel belangrijk, ook al zag zij hun niet veel.

Ik houd ook van mijn kleinkinderen. Maar niet met zoveel verering als ik dat zie bij veel andere opa’s en oma’s. Ik was heel erg betrokken bij mijn eigen kinderen toen ze opgroeiden en ik de zorg voor hun had en nu nog voel ik het meeste voor mijn eigen kinderen. Van de kleinkinderen houd ik ook, omdat het kinderen zijn van mijn kinderen. Twee van hen zijn inmiddels mannen en één bijna een man. Zij herinneren zich nog veel van wat ik met ze deed en tegen ze zei op de momenten dat ik op ze paste toen ze klein waren. Ik vind het heel leuk om dat terug te horen. Kennelijk speelt een oma ook een rol in het leven van kinderen en hebben opa’s en oma’s ook een bescheiden invloed op de opvoeding. Maar de dagelijkse zorg voor de kleinkinderen ligt bij mijn kinderen en zij zorgen voor hun kinderen met evenveel liefde en verantwoordelijkheidsgevoel als ik dat vroeger deed voor mijn kinderen. Ik heb daar alle vertrouwen in en wil me ook niet bemoeien met hoe zij zich aan hun taak kwijten. Ik denk zelfs vaak dat zij betere ouders zijn dan ik was.

Ik heb bewondering voor opa’s en oma’s die niets liever doen dan een paar dagen per week of zelfs meer op hun nog kleine kleinkinderen passen. Ik merk dat ik daar de energie niet meer voor heb, hoe leuk ik het ook vind om ze te zien in hun eigen omgeving en in mijn huis of dat van hun tantes. En ik houd zeker wel van mijn kleinkinderen, maar ze op een voetstuk plaatsen doe ik niet. Het zijn kinderen en alle kinderen zijn nog onschuldig en vertederend. Het is ook leuk om de te zien hoe zij in de wereld staan. Maar dat geldt wat mij betreft voor alle kinderen. Alles wat jong is, mens of dier, roept gevoelens op bij een volwassene om te willen beschermen en verzorgen. Datzelfde gevoel van vertedering heb ik ook voor ouderen.

En nu ben ik zelf zo een hulpeloze oudere. Ik hoop dat het niet te lang gaat duren met die knie?. Ik doe liever wat voor een ander dan dat ik een ander vraag wat voor mij te doen.

Woonkamer make over?

Na een paar keer in het prachtige huis van mijn oudste dochter te zijn geweest valt me ineens op dat mijn schulpje wel heel erg ‘gedateerd’ is. De meubels zijn klassiek en van een kwaliteit die nu niet meer geleverd wordt. Het hout is kunstig vervlochten en vormgegeven op een manier die je nu nergens meer ziet. Ik heb de meubels tweedehands gekocht en het matwerk laten restaureren toen dat kapot was. De kussens van het bankstel heb ik opnieuw laten bekleden. Dat koste me een bom duiten, zodat mijn kinderen daarover opmerkten: ‘Mam, voor dat geld had je een nieuw en comfortabeler bankstel kunnen kopen’. Ze hebben gelijk, maar ik wilde geen afstand doen van meubels die ambachtelijk zo kunstig en met vakmanschap vervaardigd zijn.

Gisteren zat ik weer eens met mijn knie omhoog rond te kijken in mijn woonkamer. Ineens viel het me op hoe saai de muren eigenlijk zijn van kleur. Ik heb al vanaf 1993 een veilige en neutrale beige kleur op die muren zitten. Ik vond dat altijd een rustige kleur. Maar nu ineens zag ik die muren met andere ogen. Ik sprak bij de koffie direct mijn allerbeste vriend Ahmad erop aan. ‘Wat zou je ervan zeggen als alle muren in deze kamer donkergroen waren. De kamer is licht genoeg door het binnenvallende licht om dit aan te kunnen en alles (de schilderijen, de vloer en mijn meubels) zou er ineens heel anders uitzien en beter uitkomen. Ik zag het helemaal voor me, hoe een verfbeurt de hele sfeer in mijn woonkamer zou kunnen veranderen van ‘kneuterige ouwe meuk look’ naar ‘design a la Shabnam’.

Ik moest er alleen niet aan denken dit verven zelf te gaan doen, zeker nu ik nauwelijks kan lopen met mijn zere knie. Het hanteren van de verfkwast zou geen probleem zijn. Geef mij een verfkwast in mijn handen en ik ben zielsgelukkig en vergeet alles om me heen. Soms begin ik er spontaan bij te neuriën. Maar zie ik mezelf ook op een ladder staan? Nee, nu even niet met die labiele en zere knie. En Ahmad de ladder opsturen wil ik ook niet. De man wordt ook een dagje ouder. Hij wordt dit jaar 75 jaar.

Vandaag bij de koffie begint Ahmad te zoeken op zijn telefoon naar kleuren groen. Kennelijk is hij ook enthousiast geworden. Ik wijs hem aan wat ik zoek. Een warme donkere kleur groen, bosgroen genoemd bij Decoverf. Ook Histor lijkt de kleur te hebben die ik zoek. Het kopen van de verf zal geen probleem zijn. Nu nog even wachten op de kracht en de vaardigheid van ons samen om dit karwei te gaan klaren. Met zijn tweeën kunnen we het misschien wel aan. Ik voor het ‘snijwerk’ en Ahmad voor het rollen.

Voorlopig is het toekomstmuziek, want een kleine wandeling naar het zwanenechtpaar en terug kostte me al moeite en pijn. Pfffff.

Pa, blijft nu in de buurt. Wat een liefdevolle zorg ?

Mag ik even zeuren?

Over pijn in mijn knie en beide handen. En in mijn ribbenkastje en bovenarm. Ik voel me een krakkemikkig oud wijfie.

De dokter zei dat ik na het weekend waarschijnlijk alweer goed zou kunnen lopen. Dat is niet zo. Ik loop wel, maar niet als een kievit. De trap op en af neem ik voornamelijk met behulp van beide armen. Fietsen op de hometrainer kan ik voorlopig vergeten. En als kers op de ouwe taart zit ik ook nog met twee artrose handjes. Veel bewegingen met handen doen pijn en dat frustreert, want ik ben een doener.

Vandaag had ik ruzie met de naaimachine van wijlen mijn moeder. Ik wilde twee kussenslopen versmallen, maar de machine weigerde te gehoorzamen aan mijn ook al ongehoorzame handjes.

De oude machine ging terug in de kast en daarna ging ik met mijn been omhoog op een kussen beide slopen met de hand naaien. Terug naar de ouwe tijd. Relaxed maar ook een beetje pijnlijk vanwege de artrose. Brace of geen brace, het is allemaal om het even. Ik moet ermee leven.

Maar niet met die zere knie hoop ik. Het kan wel 6 weken duren voordat het over is, zag ik ergens op internet staan. Maar daarvan moet ik me niks aantrekken.

In 2017 las ik dat oudere mensen die hun heup breken daarvan meestal niet meer goed herstellen en dat de meesten daarna ook binnen enkele jaren helemaal het loodje leggen. Weinig bemoedigend was dat ook. Maar ik herstelde van de gammanail operatie en liep weer als een kievit. Maar nu dus even niet!

Ahmad zegt ook de laatste tijd vaak moe te zijn en ik ben dat ook. Ik heb de meeste praatjes als ik met mijn been omhoog achterover in de kussens lig, zoals nu. Zodra ik ga bewegen of mijn handen laat wapperen voel ik me een stokoud mens. Het is even wennen. Maar hoezo dacht ik dat slijtage en ongemak mij niet zouden treffen? Het hoort bij het ouder worden helaas….

Trots op kinderen

Helaas kan ik nog niet wandelen, maar Ahmad maakte met mijn camera een foto van moeder zwaan, die nog steeds op haar 4 eieren zit. Het lijkt erop dat de geboorte nabij is, want vader zwaan stond midden op het pad te sissen naar voorbijgangers. Hij houdt de boel nu goed in de gaten.

De filmpjes van het verjaardagsfeest bij mijn eerstgeborene zijn af en ik ben er zelf heel trots op hoe ik het feest en de sfeer ervan heb weergegeven. Ik geniet nog steeds na van de warme omgeving waarin we verkeerden.

Mijn kinderen en ik hebben veel meegemaakt. Ze zijn nooit verwend qua spullen of vakanties. Ze groeiden op in een weliswaar groene maar simpele buurt met sociale woningen, een buurt die steeds meer ging bestaan uit migrantengezinnen. Sommige kinderen in deze buurt hebben het niet gered om mee te komen in de race die onze samenleving nu kenmerkt. Ik heb lange tijd gedacht dat het ook niet opschoot met mijn kinderen. Zij hielden geen van allen van school en leren. Ik zat ze wat dat betreft nooit achter hun broek. Voor mij was belangrijk dat zij zich goed gedroegen tegenover hun medemensen en niemand anders pijn deden. Dat ze niet logen. Ik heb veel met ze gepraat en uitgelegd en meende dan vaak dat wat ik zei niet bij ze binnenkwam. Er waren tijden dat ze helemaal niet naar me leken te luisteren en verzwegen waar ze mee bezig waren. Ik was geen moeder die kon straffen. Als een kind sorry zei was dat voor mij vaak genoeg. En ook zonder sorry vergaf ik ze veel. Ik hield gewoon van ze zoals ze waren met ieder hun heel eigen persoonlijkheid. Vaak vergat ik ook werkelijk wat ze hadden uitgevreten. Ik heb ze altijd willen bemoedigen en laten worden wie ze waren. Soms hield ik mijn hart vast wat er van ze zou worden.

Er is een tweedeling in deze maatschappij. Je hebt de ‘happy few’ die hun schaapjes op het droge hebben en zich geen zorgen hoeven te maken over rekeningen. Zij zijn succesvol in het werk dat ze doen en verdienen daarmee een goed salaris of hebben een eigen succesvol bedrijf. En je hebt de mensen die hard werken in minder betaalde banen en zich wel zorgen maken over de rekeningen die ze moeten betalen, die voor hen steeds onbetaalbaarder worden. En je hebt de mensen die helemaal niet betaald werken om wat voor reden dan ook. Omdat ze het niet kunnen vanwege lichamelijke of psychische redenen of met een andere motivatie. Soms lijkt het leven van een uitkering met alle subsidies die je dan krijgt gunstiger te zijn dan werken voor een iets hoger inkomen maar dan zonder die subsidies waardoor je uiteindelijk in een minder gunstige materiële positie verkeert.

Ik ben er trots op dat mijn kinderen, ondanks dat ze opgegroeid zijn in een buurt die ze nu ‘achterstandswijk’ noemen, nu behoren tot het segment dat ‘de happy few’ wordt genoemd. De posities die ze hebben en het werk dat ze doen is niet vanwege het profijt van een studie maar vanwege de verdienste van hun persoonlijkheden en intelligentie, die gelukkig niet alleen bepaald wordt door het aantal feiten dat je in je hoofd hebt zitten. Het zijn hun liefdevolle en openhartige karakters waar ik trots op ben. Kennelijk werkt een mooi karakter ook zijn vruchten af in de maatschappij.

Ik had zelf niet kunnen bedenken dat het zo zou gaan. En dat ik mag zien als moeder dat ze nu ook nog zo hecht zijn met elkaar geeft mij een enorme rust.

Er is naast de drie kinderen die redelijk in mijn buurt wonen ook nog ‘het buitenbeentje’. Hij heeft helaas geen contact met zijn broer en zussen maar wel met mij. Over hem hoef ik me ook geen zorgen te maken. Hij is een begenadigd timmerman en leeft rustig en afgelegen op een plek die bij hem past.

Ik weet dat mijn leven eindig is zoals dat van iedereen en dat de dood steeds dichterbij komt. Maar de tijd is voorbij dat ik dacht dat ik nog onmisbaar was wat betreft de zorg voor mijn kinderen. Ze hebben goede partners, hun kinderen en elkaar. Ik voel me gezegend dat ik dat mag meemaken. Alhamdulillah.

Fietsleed/brokkenpiloot

bloemen in de tuin

Fietsen is populair geworden sinds de introductie van de e-bike. Vooral in de zomers wemelt het van allerhande fietsverkeer.

Ik heb mijn leven lang gefietst. Voor een groot deel uit noodzaak, omdat ik een groot deel van mijn leven geen auto had. Ik bracht mijn kinderen vier keer per dag naar en van school (vroeger bleven kinderen nog niet altijd over tussen de middag) op de fiets. Ik reed met één kind voor op de fiets en één kind achterop en mijn oudste dochter reed met een kind achterop haar tussenmaatfiets. Dat kon toe nog zonder gevaar. Nu ben je als fietser veelal aangeschoten wild. Het verkeer is een stuk drukker geworden en de fietser is in die drukte de meest weerloze. Ik lees en hoor weleens wat over bakfietsmoeders die Amsterdam doorkruisen met voor zich een brede bak met soms maar 1 of 2 kindertjes. Het zijn moeders die links gedraaide yoghurt drinken en niet schromen om veel plaats in te nemen in het verkeer.

Maar hoe dan ook, na deze lange inleiding wil ik jullie vertellen dat ik gisteren onnodig heel lelijk gevallen ben van mijn fiets. Ik heb de stoere maar oer stomme gewoonte om als ik moet afremmen al remmend en nog rijdend mijn ene been over de stang van de fiets naar een kant te slingeren en dan met twee voeten aan één kant tot stilstand te komen. Dat is zeer gevaarlijk als je met de schoen blijft haken terwijl je met dat been slingert. Ik ben al eens eerder gevallen op dezelfde manier, maar dan de andere kant op. Een vrouw die het had zien gebeuren waarschuwde me toen. Ze zei dat ik beter kon remmen en dan met de benen aan weerskanten tot stilstand komen. Ik bedankt haar voor het advies en heb het misschien een tijdlang op de goede manier gedaan, maar de verkeerde en gevaarlijke manier is er weer ingeslopen. Het is niet makkelijk om oude gewoontes kwijt te raken.

Ik voelde me vallen met fiets en al, waar immers die ene voet aan was blijven haken. Ik krabbelde overeind en zette mijn fiets recht. Niemand die me had zien vallen. Ik strompelde met de fiets aan mijn hand en voelde een hevige pijn in mijn knie, maar ook in mijn borst, waar het stuur me een oplawaai had gegeven. Ik probeerde zo te lopen of er niets met me aan de hand was. Ik was op weg naar de AH om te vragen of ik een paar handschoenen had laten liggen bij de zelfscan kassa. Het meisje ging er naar zoeken op twee plekken maar vond niets. Ik bedankte haar voor haar moeite en eenmaal weer buiten probeerde ik weg te fietsen. Ik kon de fietsbeweging niet maken zonder te verrekken van de pijn met mijn skinny jeans en ging weer lopen. Het laatste stuk fietste ik weer, omdat ik niet wilde opvallen in mijn buurt. Ik kwam thuis in shock en baalde ervan dat ik nu vandaag niet naar de verjaardag van mijn dochter zou kunnen gaan, waarop ik me zo had verheugd. En toen ik in mijn opengewaaide fietstas keek zag ik daar de handschoenen liggen waarvoor ik dus helemaal niet naar AH had hoeven fietsen! Ik was ze helemaal niet kwijtgeraakt.

Ik kon niks anders dan als een ziek vogeltje zitten met mijn been omhoog. Ik kon met het been met de geblesseerde knie geen traptreden nemen, maar moest het goed been gebruiken en het ander been erachteraan slepen. Voor het slapen gaan kwam ik op het idee om een oud huismiddeltje toe te passen.

Zo heet mogelijke opgewarmde olie met koenjit gedrenkt in watten aanbrengen op de kneuzing. En dan goed afbinden met een verband en daaroverheen plastic wikkelen tegen vlekken op het laken.

Ik paste dit recept ooit eerder toe op een gekneusde voet en dat werkte wonderbaarlijk. Ik kon de dag ervoor niet op die voet staan en de volgende dag liep ik weer als een kievit. Gelukkig maar, want ik woonde toen met vier kinderen in een opvanghuis met vijandige vrouwen. Ik moest mijn kinderen kunnen verzorgen!

Vanmorgen werd ik wakker en de knie voelde wel iets beter, maar niet zo spectaculair als 30 jaar geleden die voet. Ik besloot om 8 uur de huisartsenpraktijk te bellen voor een afspraak om te laten onderzoeken of er echt niets gebroken of gescheurd was. Ik mocht komen om 10.15 uur. Ik bleek gelukkig wel auto te kunnen rijden. En……tot mijn opluchting was er niets gebroken of gescheurd in mijn kniegewricht en ook de rib is gekneusd en niet gebroken. Ik kon de dokter wel omhelzen voor dit goede nieuws. Ik kan vanmiddag gewoon naar de verjaardag van mijn dochter en daar heel lang aan tafel zitten als ik maar af en toe rondjes met mijn voet draai. De pijn moet slijten. En het bewegen zal steeds makkelijker gaan.

IK MOET VOORZICHTIGER ZIJN IN HET VERVOLG!

Naar de stad

Dit is niet het echtpaar dat ik in mijn stukje beschrijf, maar een ander echtpaar met zoontje.

Vandaag ga ik in mijn eentje met de tram naar de stad. Ik ga een cadeautje kopen voor mijn oudste dochter, die donderdag jarig is. Haar man heeft mij en mijn kinderen weer met zijn allen uitgenodigd. Dit keer heeft hij een kok ingehuurd die aan huis komt koken en ons een stuk of 8 gerechtjes gaat voorschotelen. Het is, denk ik, voor de jarige zelf een verrassing.

We wandelen en zien dit keer pappa zwaan letterlijk de wacht houden achter moeder op het nest. Een mooi gezicht. Helaas ben ik zonder camera het huis uitgestapt. Na de wandeling ga ik rustigjes met mijn auto naar de wasstraat om het casco te bevrijden van vogelpoep.

De hele ochtend al voel ik me heerlijk en zo vrij als een vogeltje. Er is zo een enorme last van me afgevallen. Ik besef nu ten volle hoe ik de afgelopen jaren als een hond aan de leiband liep en elke dag moest klaarstaan voor de buurvrouw. Het is erin geslopen. Het begon met alleen grote boodschappen voor haar doen, maar allengs werd het meer en stond ik in feite 24/7 in de startblokken. Ik was op oproep beschikbaar voor elk akkefietje. Ik heb dat zelf laten gebeuren. Op een goed moment was het zelfs zo ver dat ik meende me bij haar te moeten verantwoorden als ik eens een keer een afspraak had met iemand anders.

En nu ineens die heerlijke vrijheid om zelf te bepalen wat ik ga doen. Het is alsof ik mezelf jaren heb gemist en mezelf nu weer tegenkom. Hallo daar!

Ik geef mijn man een kus en ga op weg naar de tramhalte. Tegenover mij in de tram komen twee Turkse meisjes zitten van een jaar of 16. Eén meisje draagt een hoofddoek en veel make up. De andere geen hoofddoek en geen make up. Ik kan zien dat het hartsvriendinnen zijn door de manier waarop ze elkaar aankijken en lijken te begrijpen. Ze praten afwisselend Turks en Nederlands. Vooral Turks. Soms lachen ze en het meisje met de hoofddoek doet daarbij dan bescheiden haar hand voor haar mond. Ik zie haar mooie handje dat kuiltjes vertoont bij de aanzet van de vingers, net zoals je dat ziet bij heel kleine kinderen. Het poezelige handje vertedert me. De jeugd is mooi en zo ongerept nog. Achter me hoor ik een jongeman netjes medemoslims groeten. ‘Asalamu aleikum, heb je een euro voor mij. Ik ben dakloos en illegaal.’ Hij praat met zachte stem en ik heb sympathie voor hem. Ik vis in mijn jaszak en vind een euro, die ik klaar houd in mijn hand Ik zie de meisjes nu met afkeer kijken naar de jongeman die ik niet kan zien. Hij komt niet naar voren en ik krijg dus geen kans mijn euro af te geven. Ik steek hem weer in mijn zak.

In de stad tref ik een behoorlijke puinhoop aan. Ik zie enkele lege winkelpanden en met moeite maak ik een foto van een mooi doorkijkje in de Haagse binnenstad (de passage). Ik vind wat ik moet vinden voor mijn dochter en loop dan weer naar de tram. Het voelt een beetje raar alleen te lopen, zonder de arm van Ahmad in de mijne. Maar ik stap flink door want ik moet plassen en wil naar huis. Voor me loopt een echtpaar op luide toon ruzie te maken. De zwarte vrouw is in lange islamitische gewaden gekleed en de man heeft zijn spillebenen in een spijkerbroek gestoken Zou hij een qat verslaafde zijn, vraag ik me af? Hij loopt een paar passen voor de mopperende vrouw uit. Naast hun loopt hun zoontje er wat verloren bij. Hij wil af en toe wat zeggen, maar komt er niet tussen. Ik wordt er wat triestig van, versnel mijn pas en haal ze in. ‘Probleem, eromheen’, zei mijn rijschoolleraar altijd.

Ik ben blij weer thuis te zijn en neem me voor niet snel weer naar de stad te gaan. Er is daar voor mij niet veel te zoeken.

Geschrokken

De kleine wandeling die wij in de ochtend maken is rond een klein natuurgebied. Het is geheel omringd door sloten en dat geeft een enorme vrijheid voor de vogels die daar wonen en lekker kunnen vissen in die sloten. Geen mens springt over de brede sloten heen om de vogels te storen en voor een bootje zijn de sloten weer net te smal.

De ganzen zie je altijd in een groep bij elkaar.

Maar dat wil niet zeggen dat er geen vandalisme plaatsvindt waar dat wel kan. Iedereen kan het gebied bezoeken en laatst zag ik bij een bankje langs een pad een hele voorraad lege bierblikjes en flesjes van breezers liggen. Het gebied is dag en nacht open voor iedereen en nodigt ook mensen uit die dingen willen doen die het daglicht beter niet kan zien. Zo stond er heel lang een elektrische invalidenwagen geparkeerd bij een hek. Er was een rood-wit politielint omheen gedrapeerd. Vandaag zagen we dat het lint weg was en de scootmobiel lag op zijn kant. Zinloos vandalisme.

Toen we bij de broedende zwaan aankwamen zagen we alleen haar zitten. Het mannetje, dat altijd in de buurt is, zagen we gisteren niet en vandaag ook niet. Ik schrok ervan. Zou ze nu alleen zijn? Kan het zijn dat mensen de andere zwaan hebben doodgeknuppeld? Er is een tijd geweest, een aantal jaren gelden, dat dit veel gebeurde in Den Haag en omstreken.

Ik stel voor om de andere kant op te lopen, een ander rondje, ook rondom sloten. En gelukkig zien we een heel stuk verderop de andere zwaan eten. Ik ben opgelucht. Ahmad zegt: ‘Misschien is de zwaan die we nu hier zien het vrouwtje en zit het mannetje nu op het nest. Het vrouwtje moet ook af en toe eten’. Het lijkt me best logisch. Ik zoek internet af of zwanen afwisselend broeden. Ik vind daar niets over. Wel dat het mannetje het nest moet beschermen. Misschien doet hij dat door op de eieren te gaan zitten om het vrouwtje kans te geven te gaan eten.

Voor we naar huis terugkeren knipt Ahmad wat lange houten stokken af van een grote stapel lange kale afgehakte takken die er liggen. De stokken wil hij gebruiken als steun voor planten in onze tuin.

Kleding opruimen

Verrassing in de tuin.

Ik ben iemand die te veel bewaart. Altijd denk ik als ik dingen niet meer gebruik of draag: ‘het kan nog wel eens van pas komen’. En werkelijk, als ik iets zoek voor een reparatie of iets anders, dan heb ik meestal ergens iets bruikbaars liggen. Maar je kan het ook te gek maken.

Vanmorgen zag ik mijn niet al te grote kledingplanken vol liggen met allerhande kleding. Het was een rotzooi. Toen ik daar wat uit plukte had ik een tot op de draad versleten shirt in mijn hand. Ik besloot mijn henna-zondag (elke 2 weken) te gebruiken om alles uit die kast te halen en in een zak te stoppen wat ik zeker niet meer zal dragen. Ik heb nog kleding van meer dan 20 jaar terug. Sommige kledingstukken staan nog steeds goed en zijn van goede kwaliteit. Maar ook bewaarde ik hempies en shirtjes die totaal versleten en uitgelubberd zijn. ‘Kan ik nog wel gebruiken om in te slapen,’ dacht ik dan. Maar hoeveel shirtjes heb je daarvoor nodig? En ook te wijde en nu slecht zittende broeken. Door het fanatieke fietsen is mijn lichaam veranderd. Ik dacht een tijd: ‘Misschien wordt ik weer wat dikker en dan kan ik die broeken weer aan’. Maar ik ben al jaren te dun voor die broeken en ik krimp alleen maar verder. Ik had een zak vol en kon de kleding die over was overzichtelijk opbergen.

‘Wat moet er gebeuren met de zak?’ vraagt Ahmad. Er zit niet veel soeps in, het is een mengeling van nog best goede maar gedateerde kledingstukken en oude meuk. Ik twijfel tussen weggooien of in een kledingcontainer. ‘Ze gebruiken de afgedankte kleding ook wel eens om water tegen te houden bij overstromingen,’ zeg ik. Toch maar in de kledingcontainer dan. Gelukkig koop ik weinig kleding en draag ik mijn kleding jaren.

In gedachten zie ik de berg kleding in Chili die ik een keer op TV zag . Het is nog nieuwe kleding die mensen hebben teruggestuurd na een bij nader inzien verkeerde bestelling via internet. Of de kleding wordt na eenmaal gedragen te zijn teruggestuurd. De winkel gebruikt die kleding dan in de regel niet meer voor de verkoop (kan je nagaan hoeveel winst ze maken om dat niet te hoeven). Waarom de berg kleding in Chili terechtgekomen is weet ik niet. Het was een triest gezicht. De kleding met hun kleurstoffen schijnt ook nog slecht te zijn voor het milieu.

Ik wil niet te veel overkomen als een ‘deugmens’, maar ik vind het continu kopen van telkens andere kledingstukken en het veel weggooien van kleding verspilling van de eerste orde. In gedachten zie ik ook de naaisters en naaiers bezig in ateliers in arme landen (maar even goed in Europa, waar ze ook opgesloten zitten te werken voor een stuiver). Ik wil ze niet onnodig nog meer belasten. Van mij wordt de kledingindustrie niet rijk.

Ik ben nog van de oude garde huismoedertjes die kleding verstellen als die kapot gaat. Ik koop niet snel wat, omdat ik kritisch ben in wat ik mooi vind of lekker vind zitten. Maar als ik iets koop, dan draag ik het af tot het totaal versleten is. Sommige kledingstukken zijn zo oud dat ik nog weet dat ik ze kocht met mijn nu 42 jarige oudste dochter die toen nog een puber was. Ik heb nu net een vest aangetrokken uit die tijd. Mijn dochter wist altijd mooie dingen voor mij te vinden. Het vest heeft een mooie kleur paars.

Morgen of een andere dag ga ik verder met het opruimen van andere kasten.