Mag een moeder trots zijn?

Mijn stiefvader zei altijd smalend over ouders die opschepten over hun kinderen: ´Elke ouder verbeeldt zich dat zijn uilen valken zijn.´ Met andere woorden: het is niet goed om trots te zijn op je kinderen. Dat zou een soort ijdelheid zijn. Nog daargelaten of de vergelijking die hij geeft een goede zou zijn. Want is een uil minder dan een valk? Maar er zit iets van ontmoediging in deze woorden. Zo van: doe maar gewoon en verbeeld je maar niks.

Ik verbeeld me ook niks, maar ik ben wel heel trots op mijn kinderen. Ik heb ze nooit opgezweept tot prestaties, noch op school, noch in de sport of op het gebied van wat dan ook. Voor mij was alleen maar belangrijk dat zij zich zouden ontwikkelen tot ´goede´ personen. Dat wil voor mij zeggen: tot personen die nooit iemand opzettelijk pijn doen en die niet liegen. Eerlijk zijn was voor mij erg belangrijk. En ik wilde graag dat zij zich zouden ontwikkelen tot wat het beste bij hen paste.

Het waren geen van vieren ´studjes´ en er zit geen kind bij met de titel van dr of drs. Misschien wel mede omdat zij zagen dat hun moeder met haar academische titel qua carrière en verdiensten niet ver gekomen was in het leven. Ik bagatelliseerde mogelijk zelf het belang van boekenwijsheid, zonder me daar bewust van te zijn. Diverse malen werd ik bij de leerplichtambtenaar geroepen, omdat mijn kinderen spijbelden.

Ik heb veel gepraat met mijn kinderen en daardoor mogelijk toch wat kennis meegegeven. Ik ben ervan overtuigd dat de beste leerschool het leven zelf is.

En mijn kinderen hebben veel geleerd, soms door mij opgemerkt en nog vaker door mij niet opgemerkt. Ze verrasten mij alle vier als jong volwassenen. Ik zag ze elk hun eigen weg gaan en uiteindelijk in een vak terecht komen dat bij ze paste en waarin ze konden ´knallen´, om een mode-uitdrukking te gebruiken.

En nu is het mijn jongste zoon, ondanks een zwaar jaar met de nodige tegenslagen, opnieuw gelukt om zich een eretitel te verwerven binnen het bedrijf waar hij werkt. En dat allemaal op eigen kracht, thuis werkend met één koter en later twee koters als handenbindertjes erbij. Dat deed hij toch maar even gewoon. Het is voor mij iets om blij van te worden, maar minstens zo blij ben ik dat hij daarnaast een heel lieve zoon, een lieve partner en een lieve, toegewijde vader is. Ik denk dat al deze kwaliteiten samenhangen en dat de steun van een goede partner daarbij heel belangrijk is. Ik prijs me bijzonder gelukkig met mijn kinderen. Alhamdulillah zeggen wij dan. Dank u, o God/Allah.

Links op foto, mijn jongste oogappeltje met mijn lieve schoondochter ?

Spartaanse vakanties

Momentopname uit film over mijn jeugd

Volgens mij heb ik daar al eerder over verteld. Over de Spartaanse vakanties die wij kinderen meemaakten tijdens onze jeugd. Mijn broer en ik hadden niks te willen, onze wil stond altijd ´achter de deur met de bezem´, aldus mijn stiefvader. Ook de vakanties werden doorgebracht zoals hij dat wilde. Toegegeven, hij bracht ons elk jaar minstens een maand naar een voor ons nieuw land en steeds was dit in de ongerepte natuur. ´Wild kamperen´ kon toen nog. Of we verbleven in de ´middle of nowhere´ in een gehuurd houten huisje ergens ver van alle levende wezens op twee benen in Noorwegen. Mijn stiefvader wilde geen mensen zien tijdens zijn vakanties maar alleen de natuur. Dat betekende dat mijn broer en ik op elkaar waren aangewezen als we ons wilden vermaken. We bouwden vlotten van houten balken, dreven rond op de ijskoude fjorden en vingen af en toe een forel met een werphengel.

mijn broer Hans en ik (momentopname uit film )

Het was in zekere zin toch leuk, ook al was het soms hard. Bijvoorbeeld als wij in de ochtend gedwongen werden ons te wassen met ijskoud water uit een beek. We aten vrijwel elke dag rijst met een stuk gedroogde ham, terwijl ik toen nog een afkeer had van rijst. Mijn stiefvader voerde het Spartaanse nog wat verder op door soms dingen van ons te eisen die niet echt nodig waren. Hij wilde ons kennelijk niet laten opgroeien als watjes. Achteraf gezien denk ik van sommige gebeurtenissen: ´was dat nou echt nodig´. Een keer liet hij ons achter op een verlaten weg, omdat we in de auto vervelend waren geweest. Hij kwam na een tijd wel terug om ons op te halen, maar de schrik zat er dan wel genoeg in bij ons. Als kind van net 7 jaar moest ik aardappelen schillen en als dat niet vlot genoeg ging, werd me verteld dat ik onhandig was. Ik heb een groot deel van mijn leven gedacht dat ik twee linkerhanden had, terwijl dit juist niet zo is. Mijn broer werd uitgescholden voor ´zak van Laban´, als hij een haring scheef in de grond sloeg bij het opzetten van de tent. Mijn broer en ik waren permanent op onze hoede om niets fout te doen. Dus de vakanties waren interessant qua bezienswaardigheden, maar altijd hing er een zekere spanning. Het was alsof het meer een test was dan een ontspannen vermaak.

Toen ik ouder werd en al uit huis was, vertoonde ik ondanks de soms negatieve ervaringen tijdens onze vakanties als kind nog steeds een enorme reislust. Ik gaf eigenlijk om niets dat geld kostte. Al mijn spaargeld maakte ik op aan reizen. Ik was zozeer beïnvloed door het type vakanties in mijn jeugd dat er ook nu maar één soort vakantie bestond voor mij: low budget reizen met zo min mogelijk bagage en met zo min mogelijk planning. Dat heb ik jaren zo gedaan in mijn studententijd. Liftend doorkruiste ik Europa (maar wel richting het zuiden en zeker niet richting Scandinavië). Ik deed dat met vriendjes en die moesten het allemaal ontgelden en afzien met mij. Ik vraag me weleens af welke herinneringen die vriendjes hebben bewaard aan deze vakanties. Ook ging ik een keer met drie medestudentes (meiden) met de trein naar Zuid Frankrijk, waar we gingen wandelen met een rugzak. We kampeerden in het wild en kookten een simpel eenpansgerecht van gemengde groenten en wat vlees of vis, bereid in wijn. Ook voor die meiden was ik keihard. Ik werd voor hen als het ware mijn stiefvader. Na die vakantie ben ik nog één keer naar Hilversum geweest (want daar kwamen ze vandaan) om de vakantiefoto´s te bekijken en te delen. Daarna heb ik nooit meer van ze gehoord. De vriendschap was voorbij. Ik moet een verschrikkelijke tiran zijn geweest tijdens die vakantie.

Hoe kom ik ineens aan deze herinneringen? Wel, door het volgende artikel dat ik las in het AD. Om de één of andere reden raakt dit drama van deze twee jonge mensen mij enorm. Zij waren verloofd en woonden al een tijd samen bij één van de ouders. Ze hadden een Ford Transit ingericht als camper en wilden daarmee een paar maanden door de ongerepte natuur van Amerika reizen. Ze deelden beelden van hun trip via instagram, waar ze veel volgers hadden. Als je een stukje film bekijkt zie je dansende en kussende jonge mensen in de natuur. Het lijkt allemaal zo vrolijk en ontspannen. (hoe bedrieglijk is internet). Maar ze hadden het niet zo fijn en er was op een zeker moment ruzie. En dat is geëindigd in een catastrofe. Het doet me pijn om dat te lezen en te zien.

Maar als ervaringsdeskundige weet ik dat dit kan gebeuren.

Reizen kan op diverse manieren. Op een luxe manier en door alles te plannen. Dan kan er niet zoveel mis gaan. Behalve dat je ineens uit je normale ritme van de dag bent en dat je plotseling op een andere manier dan je gewend bent op elkaar bent aangewezen. Dat kan al voor stress en onbegrip zorgen. Maar nog zwaarder is het wanneer je ver van de bewoonde wereld op elkaar bent aangewezen en bovendien dingen niet altijd gaan volgens planning en er soms dingen tegenzitten en je moet afzien. Dan leer je elkaar op een heel andere manier kennen dan in het leven van alledag met alle afleiding en gewoontedingetjes. Je wordt als het ware uit je comfortzone geslingerd.

Dat is niet gemakkelijk. Maar vaak kijk je op zulke vakanties (als ze eenmaal achter de rug zijn) met weemoed terug. Omdat je ervan geleerd heb en er sterker en flexibeler van bent geworden. Dat was wat mij vroeger aantrok in reizen. Ik wilde leren! Over mezelf en anderen. En dat heb ik gedaan. Voor deze twee jonge mensen is het helaas desastreus afgelopen. En plaatsvervangend trek ik me dat enorm aan.

Geen roots en geen naam

Zo voel ik me. Als een toevallige voorbijganger, die op de een of andere manier op deze wereld terecht is gekomen. Ik heb al vanaf mijn geboorte het gevoel nergens bij te horen. Dat gevoel is versterkt door de vele naamswijzigingen die ik heb ondergaan en de vele verhuizingen in mijn jongere jaren. Het maakt voor mij ook weinig uit waar andere mensen vandaan komen en hoe ze heten. Ik vergeet vaak mijn naam te zeggen en te vragen hoe anderen heten. Het doet er voor mij niet veel toe. Ik onthoud namen ook slecht en haal ze door elkaar. Vaak begrijp ik ook niet de drukte die mensen maken over hun afkomst en over het feit dat ze gediscrimineerd worden. Evenmin begrijp ik andere mensen niet die weer andere mensen discrimineren. Ik zie ons mensen als één grote familie. Waar je toevallig geboren wordt, bepaalt in mijn ogen niet wat voor een mens je zal worden. Elk mens is uniek. Dus wat dat betreft voel ik me ook een vreemde eend in de bijt. Ik heb totaal geen nationalistische gevoelens.

Op het moment heet ik dus Shabnam Theunissen. Theunissen heette mijn vader, die ik niet meer zag vanaf mijn derde jaar en die ik opzocht toen ik 43 jaar was. Ik ben geboren als Monique, maar ervaar die naam als een scheldnaam. Ik heb me nooit een Monique gevoeld en schrok altijd een beetje als ik op vrij barse toon bij die naam geroepen werd. Ik ben blij met Shabnam als naam, maar besef dat de combinatie Shabnam Theunissen raar overkomt op mensen. Daarom zal ik niet gauw en met trots me voorstellen met mijn hele naam. Een groot deel van mijn leven moest ik mezelf immers Elkerbout noemen, een familienaam van een familie, die mijn moeder, mijn broer en mij nooit heeft geaccepteerd als familie. Het was ook een leugen, maar vroeger was het een schande als je gescheiden was en je kinderen een andere achternaam droegen dan de stiefvader. Dat moest ten allen tijde verborgen blijven en zelfs op het graf van mijn broer staat Hans Elkerbout, ‘our son’. Dat het ook mijn broer was werd niet vermeld op zijn graf. Dus er zijn tal van redenen waarom ik het hele idee van namen en alles wat daarbij hoort maar in het midden laat. Noem me voor mijn part x. Ik ben gewoon een medemens en niets anders.

De buurvrouw, voor wie ik boodschappen haal en andere kleine karweitjes verricht, vindt mijn naam te moeilijk. De naam Shabnam kan zij niet onthouden, zegt zij. Jaren geleden stond zij bij ons bekend als ‘de oma van Maurice’, een klasgenoot van mijn zoon Kamran. En ik was ‘de moeder van Kamran’. Nu noemt zij mij voor haar gemak Kamran, want dat kan ze kennelijk wel onthouden. Ik vond het raar om steeds als ik haar belde te zeggen ‘met Kamran’ (ik zie dan natuurlijk mijn zoon voor me). Dus ik zei haar: ‘Kun je mijn naam wel onthouden als ik mezelf Sjappie noem?’ Ja, dat zou wel lukken. Maar gisteren riep ze me, toen ik haar boodschappen aan het opbergen was in haar keukentje. ‘Kamran!’ riep ze. Ik reageerde direct en bedacht me dat het ook wel o.k. is. Noem me zoals je wilt. Voor mijn part ‘Henk’ of ‘Ingrid’.

En als mensen, die anders zijn dan ik, wel een sterk gevoel hebben van hun identiteit of nationaliteit en me erop wijzen dat ze Andalusiër zijn en geen Spanjaard, of Indisch en niet Indonesisch, dan denk ik bij mezelf: ‘O.k., het zal voor hen wel wat uitmaken’. Maar helemaal me inleven in dat gevoel van wat je wel of niet bent, dat kan ik niet. Ik voel me een ‘reiziger door het leven’, zonder vaste woon of verblijfplaats. In het zielenrijk zijn geen grenzen en nationaliteiten. En ik geloof dat we allen komen uit het zielenrijk en daar ook weer terugkeren. Waar we geboren worden en waar we sterven, dat hebben we niet voor het zeggen.

Kinderen worden groot

En ik word steeds ouder, al voel ik dat gelukkig meestal niet, als ik lichamelijk nergens last van heb. Ik ben dankbaar voor die dagen.

Ik herinner me dat ik een keer in een soort vrouwenhulpgroep zat. Dat was een groep, die je kunt vergelijken met de AA, maar dit keer ging het niet over de drank of een andere verslaving maar over de liefde en hoe je jezelf daarin kunt verliezen. Deze groepen bestonden in de jaren 90 en waren gebaseerd op de boeken van Robin Norwood met de titels ‘Als hij maar gelukkig is’ en ‘Vrouwen die te veel liefhebben’.

Ik bevond me dus in die groep in de jaren 90, kort nadat ik uit mijn eerste huwelijk was weggelopen vanuit Utrecht naar Den Haag met mijn vier kinderen. Ik had zoveel meegemaakt dat men eigenlijk vond dat ik misschien in therapie zou moeten voor de verwerking, maar dat vond ik zelf niet nodig. Deze groep leek mij wel een goed alternatief, nadat ik de boeken van Norwood had gelezen. Ik herkende mezelf enigszins in de feiten die zij beschreef in haar boek. Alleen was er bij mij in plaats van afhankelijkheid sprake van een overdreven gevoel van medelijden met de partner, van wie ik dacht dat deze er ook niets aan kon doen dat hij was zoals hij was.

Ik begaf me dus in deze groep vrouwen, maar ontdekte tot mijn spijt dat ik weinig herkende in mijn groepsgenoten. Het waren over het algemeen welgestelde dames, waarvan er enkele aan de prozac waren. Sommigen vertoonden wraakgevoelens naar hun ex-partner en hadden daarbij fantasieën als het verbranden van de kleding van de man of erger. Ik voelde me als een vreemde eend in die bijt. Ik had die gevoelens totaal niet en het enige gevoel dat ik had was een gevoel van bevrijding. Ik kon mijn geluk niet op dat ik uit een zeer penibele situatie (die 16 jaar had geduurd) was ontsnapt. Het enige wat mij bezighield was zo ver weg mogelijk van deze man te blijven en nooit meer terug te keren. Ik had totaal geen behoefte aan wraak, vanuit een aloud gevoel in mij dat boontje altijd vanzelf wel om zijn loontje komt.

Dus ik bleef niet heel lang in deze groep hangen. Maar een herinnering die ik wel over heb gehouden uit deze groep is dat een vrouw het had over haar jongste die 7 jaar was en te lang douchte. Ik weet nog dat ik toen dacht: ‘Was mijn jongste maar al 7 jaar. Dan hoefde ik hem niet meer te douchen’. Hij was toen pas drie. Ik zat al lang ‘in de kleine kinderen’ en had daarbij eigenlijk nooit enige hulp gehad. Ik zag erg uit naar de dag dat al mijn kinderen meer zelf zouden kunnen en niet meer zoveel zorg nodig hadden van mij.

Welnu, die tijd kwam snel genoeg, al wil dat niet zeggen dat dit het leven zoveel gemakkelijker maakte met vier opgroeiende kinderen, die alle fasen van de jeugd doorliepen en bepaald geen brave boontjes waren. Maar ik behield altijd het vertrouwen in de goede inborst van al mijn kinderen. En ik bleef met ze praten, want echt opvoeden, wie heeft daar een diploma van? Uiteindelijk zijn ze alle vier goed terecht gekomen, hebben ze een partner en werk dat bij ze past en drie ervan hebben zelf weer kinderen.

Deze herinneringen komen bij mij op, omdat mijn jongste zoon vandaag 31 jaar geworden is (hij was toen drie). Hij kan zichzelf al jaren douchen en heeft nu zelf twee kotertjes, die hij moet baden ?. Zo zie je maar weer. Alles is tijdelijk en alles gaat een keer voorbij. Koester het mooie en goede ?.

Mijn lieve broer Hans

Olieverf 30 x 40, gesigneerd met fout jaartal ? Vergat even dat het alweer 2021 is

Laatst ging ik naar de speeltuin met mijn kleindochter, zij met haar fietsje zonder zijwielen. Het begon te miezeren, maar zij had het zo naar haar zin dat we alsnog verder liepen naar een andere speeltuintje in haar buurt. Een moeder met twee kleine zoontjes liep met me mee. Ondanks de regen gunde zij haar zoontjes ook nog wat meer pret. Het ging harder regenen en die moeder ging naar huis. Maar ik liet me overhalen om te blijven. Ik schuilde even onder een boom, wat niet erg hielp. Mijn sportschoenen waren doorweekt, maar het kon me niets schelen. Later werd het weer droog en droogden we langzaam weer op, terwijl mijn energieke kleinkindje haar ‘moves’ op de fiets liet zien. Rijdend vanaf een helling en dan heel goed ook weer remmend. Ik filmde het op mijn mobiel. Ineens hoorde ik een dreigend gesis vlak achter me. Een zwanenechtpaar met vier opgeschoten jongen was opzij van de speeltuin aan het eten van de plantjes tussen het gras. Ze waren inmiddels verder opgeschoven en wilden verder eten in de speeltuin. Ik stond kennelijk in de weg. Ik schrok en keek om, waar ik de sissende zwaan vlak achter me zag. Ik deed haastig een flink aantal passen naar voren en zei: ‘Sorry, zwaan’. Ik was blij dat ik er als 70-jarige zonder kleerscheuren en verwondingen vanaf kwam.

En dat deed me terugdenken aan heel vroeger, toen ik nog maar drie jaar oud was en met mijn anderhalf jaar oudere broer in een speeltuin In Vught was. We waren er met zijn tweeën heengegaan zonder onze moeder (dat kon toen nog; we waren de hele dag buiten zonder moeder). Het regende en ik had het eigenlijk niet zo naar mijn zin, weet ik nog. Alles was nat en er viel weinig te spelen. Maar Hans had het wel naar zijn zin, want hij was aan het spelen in een ‘vliegtuig’ dat op het speelterrein stond. Je kon daarin zitten en dat vond hij wel leuk. Op een goed moment kreeg hij honger en vroeg hij mij of ik even naar huis ging om boterhammen voor hem te halen. En dat deed ik. Want ik was gek om mijn grote broer en keek erg naar hem op. Toen ik thuis kwam, was mijn moeder een beetjes boos op Hans. Ze zei: ‘Hansje, hoe kon je nu je kleine zusje in haar eentje over het (onbewaakte) spoor naar huis laten gaan voor brood’. Dat was Hans, mijn lieve broer. Ik was dol op hem, maar hij had het niet in zich om me te beschermen tegen gevaren. Dat moest ik zelf doen. Alsnog zijn er weinig mensen van wie ik zoveel heb gehouden als van mijn broer. Ik mis hem. Hij krijgt een lijst en hij komt in de woonkamer te hangen.

Mijn broer is herdacht in Moskou

Na zoveel jaren is er een bijeenkomst geweest in Moskou, waarin mijn broer en andere Rode Kruis medewerkers (die in december 1996 een stierven door geweld) werden herdacht. Er waren niet veel aanwezigen. Wel een mooi initiatief te midden van een wereld waarin zoveel mensen een zinloze dood sterven. Zoveel mensen verdienen deze aandacht, maar krijgen die niet ?.

Overeenkomst tussen al die wijzen

Als spiritueel zoekertje heb ik me tijdens mijn leven verdiept in veel wijsheden van wijze mannen en vrouwen uit oost en west en wat ik eigenlijk altijd zocht was het gemeenschappelijke in al die uitspraken. Want wat overal ter wereld beweerd wordt, daar zou weleens meer waarheid in kunnen zitten dan in wat een eenling beweert. Daarnaast toetste ik al wat ik zoal weten kwam aan mijn eigen ervaring.

Er zijn wijzen, die in een god geloven of soms zelfs in meerdere goden en er zijn wijzen die dat niet doen en vinden dat de mensen de antwoorden moeten zien te vinden in de wetenschap of in hun eigen empirische ervaring.

Maar iets wat ik overal tegenkwam is dat de mens is geconditioneerd door ervaringen en vandaaruit vaak denkt en reageert. We zitten vaak met onze gedachten in ons verleden of in de toekomst en maar heel zelden zijn we volledig in het heden zonder verdere gedachten en gebruiken we onze zintuigen volledig.

Krishnamurti is iemand die ook dit feit benadrukt. Hij zegt dat het leven bestaat uit relatie en actie. Om zonder angst, conflict en tegenstellingen te leven dient men simpelweg te aanschouwen wat is en niet wat niet is. Zonder strijd of afkeuring, gewoon eerlijk kijken naar zichzelf en de omgeving en zich zo bewust worden van vooroordelen, gedachten en angsten, zonder ze te willen vermijden.

Hij zegt nog veel meer. Ik heb nu tientallen van zijn video’s bekeken en ik moet zeggen dat ik er wel door beïnvloed ben, tot in mijn slaap (dromen) toe. Ik besef het nu meer dan ooit wanneer mijn gedachten en mijn drogredenen voor actie opkomen. Het geeft rust om dan mezelf niet te forceren om deze mechanismen direct te willen veranderen in mezelf. Gewoon ernaar kijken en beseffen dat het zo is geeft al rust en acceptatie. Ik kan daar ook met de man naast me over praten, die zulke dingen snel snapt.

Dus ook al noemt Krishnamurti zichzelf geen leraar en is hij wars van alle vormen dan educatie en conditionering, ik leer veel van zijn woorden. Hij zet me aan tot onderzoek. Misschien was dat ook wat mijn lieve broer in Krishnamurti heeft aangetrokken. Wat zou ik graag nog eens met mijn broer praten en wat zou ik graag willen dat mijn kinderen hem nog konden zien.

Krishnamurti

Mijn broer was, net als ik, een spiritueel zoeker. Beiden opgegroeid in een atheïstisch gezin, zochten wij ieder op onze eigen manier naar spiritualiteit. Ik werd, na een lange zoektocht, uiteindelijk moslim. Mijn hele omgeving minachtte mijn keuze voor deze in haar ogen ‘achterlijke’ godsdienst. Met name mijn ouders zagen mijn keuze om in een god te geloven als een teken van zwakte. Een naïeve keuze van iemand, die het leven kennelijk niet aan kon zonder god.

Mijn broer werd niet gelovig, zoals ik. Maar hij heeft nooit iets lelijks gezegd over mijn keuze. Hij was sowieso niet iemand die slecht sprak over een ander of een oordeel gaf over mensen. Ik herinner me de laatste keer dat ik hem opzocht in zijn bescheiden onderkomen in het kraakpand op de van Asch van Wijckskade 1 in Utrecht. Het is ook de laatste keer dat ik hem levend zag. Enkele maanden later zou hij sterven op een missie voor het Rode Kruis in Grozny.

Het was een heel fijn samenzijn met hem, waarin we over van alles en nog wat praatten. Ik vertelde hem enthousiast over mijn geloof en hij luisterde met belangstelling zonder oordeel en hij vertelde over een spiritueel leraar, genaamd Krishnamurti. Hij was weg van de leringen van deze intelligente denker.

Ik heb later geprobeerd te begrijppen waarom mijn broer zo enthousiast was over de lessen van deze denker door boeken van Krishnamurti te lezen. De boeken waren voor mij moeilijk te lezen en raakten me niet in de vorm van droge letters op papier.

Maar nu trof ik laatst op YouYube een kanaal aan met allemaal video’s van Krishnamurti. Daar zie je de (nu al een tijd overleden) wijze man aan het woord in interviews en lezingen. Op die manier komt datgene wat Krishnamurti te vertellen heeft meer bij mij binnen. Krishnamurti gelooft niet in een god. Hij ziet het concept god als bedacht door mensen en daarom niet als heilig. Maar hij ontkent heiligheid niet. Ik vind het interessant om naar deze man te luisteren, die geen antwoorden geeft, maar vooral vragen stelt, zodat een ieder zelf op onderzoek kan gaan naar antwoorden. Hij benadrukt het belang van zoeken naar waarheid door te kijken naar wat is, zonder oordeel of invulling van wat het zou kunnen of moeten zijn.

Ik ben nog een beetje ziekjes, De oogontsteking maakt me over de hele linie slap en zonder energie. Daarom kijk ik nu een film over het leven van Krishnamurti. Misschien ook interessant voor de lezer van dit weblog om te bekijken op een stille dag.

Hemelvaartsdag en eid ul fitr (het suikerfeest/einde van de maand ramadan) vielen vandaag samen.

Dat vond ik een mooie samenloop van omstandigheden. Toevallig is mijn zoontje Imran geboren op 4 mei (de dag van de dodenherdenking) en overleden op 8 mei (de datum die in 1986 samenviel met hemelvaartsdag). Op de dag van eid ul fitr is het gebruikelijk graven te bezoeken van overledenen. Aangezien deze dag vandaag ook nog samenviel met hemelvaartsdag kon het geen betere dag zijn om naar Utrecht te gaan om het grafje van mijn zoontje te bezoeken en hem te eren met nieuwe plantjes en gebeden.

Al vroeg vertrokken we naar de begraafplaats Kovelswade, waar Imran begraven ligt op het islamitische gedeelte. Ik vind de Kovelswade een schitterende begraafplaats met een prachtige bosrijke beplanting. De begraafplaats is goed onderhouden en overal zijn kranen met gieters en grafvazen en schepjes voor een ieders gebruik. Het islamitsiche gedeelte is een zonnige weide met een plek om de rituele wassing te verrichten en eveneens gieters en andere benodigdheden voor een ieder. Het was nog heerlijk rustig op de begraafplaats en je hoorde de vogels vrolijk fluiten. Het moet voor hen ook een fijne plek zijn. Aan diverse bomen zag ik nestkastjes hangen.

We bekleedden het grafje met de plantjes die wij gisteren kochten en zetten, zoals altijd, wierrook. Het was heerlijk om even daar te zijn. Al on 11.30 waren we weer thuis.

Wonderlijke belevenis in Mecca

In 1999 deed ik de hadj, de pelgrimsreis, waarvan men zegt dat elke moslim deze moet trachten de verrichten tijdens zijn of haar leven, indien mogelijk.

We gingen in februari 1999 met een grote groep Naghsbandi murids (leerlingen van de Naqhsbandi Sufi Orde) uit verschillende landen van Europa. Het was een low budget reis met bescheiden accommodatie. Overwegend sliepen we in rijen op de grond in huizen die daarvoor ter beschikking werden gesteld door de bewoners. Eerst gingen we met het vliegtuig naar Madrid, waar we ons verenigden met een grote groep murids uit Spanje. Ik weet nog dat we daar op het vliegveld gingen bidden. Een hele vertoning was dat. Daarna vervolgden we onze reis met het vliegtuig naar Damascus. Diep in de nacht kwamen we daar aan, waarna we in een aantal bussen wegreden en gedropt werden in de smalle straatjes rond de dargah bij het graf van sheikh Abdullah ad Daghestani. Ik zie me nog lopen met mijn plunjezak langs de straatjes, zoekend naar een plek waar ik welkom was om mij te slapen te leggen. Overal werd me verteld door andere murids, die al een plek veroverd hadden, dat het vol was. Ten einde raad ging ik uiteindelijk de kleine moskee in en ik vond een plek om te slapen pal naast de graftombe van sheikh Abdullah ad Daghestani. Ik werd ook daar verjaagd door een mannelijk murid, die me verwees naar een trap die omhoog leidde naar een kleine plek, waar vrouwen hoorden te bidden. Rillend van de kou probeerde ik daar in slaap te vallen. Ik had geen deken meegenomen en geen slaapzak. Het was in die tijd in Damascus overdag heel warm en in de nacht behoorlijk koud.

We beleven een tijd in Damascus en bezochten daar een aantal heilige plaatsen en moskeeën waar we gingen bidden en zikr deden en hadra (dat is een soefi-ritueel van aanroepingen, lofzangen en gezongen gebeden dat vaak door broederschappen uitgevoerd wordt). Overal werden we met open armen ontvangen als murids van sheikh Nazim, die erg geliefd was in Damascus.

Vervolgens gingen we met bussen via Jordanië naar Saoedi Arabië. Het is niet eenvoudig om het heilige gebied rond Mecca en Medina binnen te gaan. Je moet een ‘bewezen’ moslim zijn (hetgeen bevestigd moet worden door een moskee). Een vrouw moet begeleid worden door een man (echtgenoot of ander familielid) en als zij die niet heeft kan zij ook ‘beschermd’ zijn door een mannelijke leider van een grotere groep personen. Onze groep van minstens 300 murids had ook een leider, de uit Duitsland afkomstige ‘sheikh’ Hassan. Ik kan me herinneren dat de wachttijd aan de grens van het heilige gebied zeer lang was. De paspoorten van iedereen werden ingenomen en zouden pas worden teruggegeven bij het uitreizen.

We gingen eerst naar Medina, waar zich het graf van de heilige profeet Mohammed bevindt, met naast hem zijn beste vriend Abu Bakr. Alvorens de overigens prachtige moskee in te gaan werden we helemaal gefouilleerd en werd de inhoud van onze eventuele tassen geïnspecteerd. In het geval van de dames werd dit gedaan door zwartgesluierde jonge vrouwen met zwarte handschoenen. Camera’s waren verboden en ook boeken, die beschouwd werden als ‘shirk’, zoals sufi literatuur. Een Koran mocht je wel meenemen. We bleven voldoende lang in Medina om de 40 gebeden, die je in de moskee kan verrichten gedaan te hebben. Ik merkte wel dat veel murids dat niet echt belangrijk vonden en maar wat rondhingen. Ik was daar een braaf meisje (van toen 48 jaar), dat probeerde alles wat heilig was ten uitvoer te brengen. Dus ook vroeg in de ochtend kon je mij, geheel in het zwart, naar de moskee zien lopen. Overdag was de moskee zo vol dat de vrouwen soms buiten moesten bidden, wat niet meeviel onder al die zwarte kledij in de brandende zon. Ik was het meest onder de indruk van de geur die ik rook, toen ik langs de Jannatul Baqi liep. Een heel eenvoudig uitziende begraafplaats, ogenschijnlijk gewoon een zandvlakte. Daar liggen veel heiligen begraven. De geur die ik daar onverwacht rook, toen ik erlangs liep, was onbeschrijflijk lekker. Dezelfde geur heb ik ook later geroken rond de kaaba en op sommige andere heilige plaatsen.

Na Medina gingen we naar Mecca, waar de hadj zou plaatsvinden. We werden met de bussen afgezet in een buitenwijk van Mecca. Daar zouden we logeren in een huizen die door de bewoners tijdelijk verlaten waren (onderverhuurd). Wij sliepen daar ook weer in rijen op de grond, uiteraard de vrouwen gescheiden van de mannen. Ook al was je getrouwd, er was geen gelegenheid om met je man te slapen.

Nu was het zo dat ik al een tijdje me ontfermde over een oudere Pakistaanse dame. Ze deed me een beetje denken aan mijn ex-schoonmoeder. Zij was, schat ik, een jaar of 65 en dat was toen in mijn ogen oud. Ik droeg vaak haar tas, want zij was niet zo gezond. De andere Pakistaanse vrouwen lieten haar links liggen en misschien wel daarom zocht zij haar troost bij mij.

Toen we aankwamen in het huis in die buitenwijk waar we zouden slapen wenkte ze mij. Met een geheimzinnig gezicht zei ze dat ze een verrassing voor me had. Wat dan? wilde ik weten. Maar ze zei alleen maar: ‘Kom nou maar mee. Dan zie je het wel’. Voor ik het wist zaten we in een taxi en na een lange rit door heel veel straten bereikten we het heilige centrum van Mecca, de moskee met in haar midden de kaaba. De vrouw was diep ontroerd dat ze de kaaba zag. Mij deed het niet direct veel.

Enfin, toen we de kaaba gezien hadden moesten we terug naar waar we vandaan kwamen. Maar waar was dat? Zij wist het niet en ik ook niet. Zij had er niet aan gedacht om voor ons vertrek naar het adres te vragen waar we verbleven. Ik, in mijn argeloosheid en doodmoe van het reizen, de hitte en het gedoe om met zoveel mensen zo lange tijd samen te zijn, ook niet. Wist ik veel dat ze me mee ging nemen naar een plek ver weg. Sufkop die ik was.

We stapten weer in een taxi, maar waar moest de man heen rijden? We wisten het niet. De man sprak wel een beetje Engels (wat al heel wat was in dat deel van Arabië, waar veel Arabieren het vertikken om een vreemde taal te spreken), maar hij kon ons ook niet helpen. Er waren op dat moment ongelooflijk veel mensen in Mecca uit alle delen van de wereld voor de hadj. Wij verbleven niet eens in een hotel maar in een gewoon woonhuis in een of andere buurt, maar welke? Mecca is groot! Op een goed moment werd de chauffeur ongeduldig en hij zette ons gewoon ergens af. Wij sjokten in onze bloedhete moslimaplunje langs de weg, totaal niet wetend wat te doen. Het was een angstig moment.

Het lopen bracht ons ook niet verder dus we hielden weer een taxi aan. Zeiden dat hij een beetje naar de buitenwijken moest rijden en ik gaf op gevoel een richting aan. Dat deed hij. We waren allebei behoorlijk radeloos inmiddels.

Maar……ineens zag ik een viaduct dat ik herkende, omdat ik het ook gezien had vanuit de bus toen we aankwamen. ‘Dat viaduct herken ik,’ riep ik uit. ‘Hier links moet de wijk waar we moeten zijn ongeveer liggen. Sla maar linksaf en dan stappen we uit.’ Dat deed hij. En werkelijk. We waren aangekomen in de wijk waar we moesten zijn. Een godswonder, als je je bedenkt hoe groot Mecca is en hoe klein de kans was dat de chauffeur toevallig langs dat viaduct reed, dat ik ook al toevallig eerder had opgemerkt vanuit de bus.

Nog natrillend van de zenuwen en oververhit van de reis kwamen we bij het huis aan waar we moesten zijn.

Vandaag en gisteren kwam deze herinnering steeds in mijn gedachten. Ik zei tegen Ahmad: ‘Als we toen de weg terug niet hadden gevonden, dan weet ik niet wat er van ons geworden was. Verdwaald, zonder geld, zonder extra kleding, zonder paspoort in een stad die vergeven is van de pelgrims. Wie zou ons helpen? En zou de leider van onze groep van 300 man ons actief gaan zoeken en hoe dan?

Ik zie wat me overkomen is die dag en hoe ik daaruit ben gekomen als een godswonder. Ik heb veel van dit soort dingen meegemaakt en dat maakt dat mijn geloof in een een ongeziene Helpende Hand, Allah, God, de Kosmische Wet (hoe men het maar wil noemen) onverminderd groot is en blijft.