Zo voel ik me. Als een toevallige voorbijganger, die op de een of andere manier op deze wereld terecht is gekomen. Ik heb al vanaf mijn geboorte het gevoel nergens bij te horen. Dat gevoel is versterkt door de vele naamswijzigingen die ik heb ondergaan en de vele verhuizingen in mijn jongere jaren. Het maakt voor mij ook weinig uit waar andere mensen vandaan komen en hoe ze heten. Ik vergeet vaak mijn naam te zeggen en te vragen hoe anderen heten. Het doet er voor mij niet veel toe. Ik onthoud namen ook slecht en haal ze door elkaar. Vaak begrijp ik ook niet de drukte die mensen maken over hun afkomst en over het feit dat ze gediscrimineerd worden. Evenmin begrijp ik andere mensen niet die weer andere mensen discrimineren. Ik zie ons mensen als één grote familie. Waar je toevallig geboren wordt, bepaalt in mijn ogen niet wat voor een mens je zal worden. Elk mens is uniek. Dus wat dat betreft voel ik me ook een vreemde eend in de bijt. Ik heb totaal geen nationalistische gevoelens.
Op het moment heet ik dus Shabnam Theunissen. Theunissen heette mijn vader, die ik niet meer zag vanaf mijn derde jaar en die ik opzocht toen ik 43 jaar was. Ik ben geboren als Monique, maar ervaar die naam als een scheldnaam. Ik heb me nooit een Monique gevoeld en schrok altijd een beetje als ik op vrij barse toon bij die naam geroepen werd. Ik ben blij met Shabnam als naam, maar besef dat de combinatie Shabnam Theunissen raar overkomt op mensen. Daarom zal ik niet gauw en met trots me voorstellen met mijn hele naam. Een groot deel van mijn leven moest ik mezelf immers Elkerbout noemen, een familienaam van een familie, die mijn moeder, mijn broer en mij nooit heeft geaccepteerd als familie. Het was ook een leugen, maar vroeger was het een schande als je gescheiden was en je kinderen een andere achternaam droegen dan de stiefvader. Dat moest ten allen tijde verborgen blijven en zelfs op het graf van mijn broer staat Hans Elkerbout, ‘our son’. Dat het ook mijn broer was werd niet vermeld op zijn graf. Dus er zijn tal van redenen waarom ik het hele idee van namen en alles wat daarbij hoort maar in het midden laat. Noem me voor mijn part x. Ik ben gewoon een medemens en niets anders.
De buurvrouw, voor wie ik boodschappen haal en andere kleine karweitjes verricht, vindt mijn naam te moeilijk. De naam Shabnam kan zij niet onthouden, zegt zij. Jaren geleden stond zij bij ons bekend als ‘de oma van Maurice’, een klasgenoot van mijn zoon Kamran. En ik was ‘de moeder van Kamran’. Nu noemt zij mij voor haar gemak Kamran, want dat kan ze kennelijk wel onthouden. Ik vond het raar om steeds als ik haar belde te zeggen ‘met Kamran’ (ik zie dan natuurlijk mijn zoon voor me). Dus ik zei haar: ‘Kun je mijn naam wel onthouden als ik mezelf Sjappie noem?’ Ja, dat zou wel lukken. Maar gisteren riep ze me, toen ik haar boodschappen aan het opbergen was in haar keukentje. ‘Kamran!’ riep ze. Ik reageerde direct en bedacht me dat het ook wel o.k. is. Noem me zoals je wilt. Voor mijn part ‘Henk’ of ‘Ingrid’.
En als mensen, die anders zijn dan ik, wel een sterk gevoel hebben van hun identiteit of nationaliteit en me erop wijzen dat ze Andalusiër zijn en geen Spanjaard, of Indisch en niet Indonesisch, dan denk ik bij mezelf: ‘O.k., het zal voor hen wel wat uitmaken’. Maar helemaal me inleven in dat gevoel van wat je wel of niet bent, dat kan ik niet. Ik voel me een ‘reiziger door het leven’, zonder vaste woon of verblijfplaats. In het zielenrijk zijn geen grenzen en nationaliteiten. En ik geloof dat we allen komen uit het zielenrijk en daar ook weer terugkeren. Waar we geboren worden en waar we sterven, dat hebben we niet voor het zeggen.