Wonderlijke belevenis in Mecca

In 1999 deed ik de hadj, de pelgrimsreis, waarvan men zegt dat elke moslim deze moet trachten de verrichten tijdens zijn of haar leven, indien mogelijk.

We gingen in februari 1999 met een grote groep Naghsbandi murids (leerlingen van de Naqhsbandi Sufi Orde) uit verschillende landen van Europa. Het was een low budget reis met bescheiden accommodatie. Overwegend sliepen we in rijen op de grond in huizen die daarvoor ter beschikking werden gesteld door de bewoners. Eerst gingen we met het vliegtuig naar Madrid, waar we ons verenigden met een grote groep murids uit Spanje. Ik weet nog dat we daar op het vliegveld gingen bidden. Een hele vertoning was dat. Daarna vervolgden we onze reis met het vliegtuig naar Damascus. Diep in de nacht kwamen we daar aan, waarna we in een aantal bussen wegreden en gedropt werden in de smalle straatjes rond de dargah bij het graf van sheikh Abdullah ad Daghestani. Ik zie me nog lopen met mijn plunjezak langs de straatjes, zoekend naar een plek waar ik welkom was om mij te slapen te leggen. Overal werd me verteld door andere murids, die al een plek veroverd hadden, dat het vol was. Ten einde raad ging ik uiteindelijk de kleine moskee in en ik vond een plek om te slapen pal naast de graftombe van sheikh Abdullah ad Daghestani. Ik werd ook daar verjaagd door een mannelijk murid, die me verwees naar een trap die omhoog leidde naar een kleine plek, waar vrouwen hoorden te bidden. Rillend van de kou probeerde ik daar in slaap te vallen. Ik had geen deken meegenomen en geen slaapzak. Het was in die tijd in Damascus overdag heel warm en in de nacht behoorlijk koud.

We beleven een tijd in Damascus en bezochten daar een aantal heilige plaatsen en moskeeën waar we gingen bidden en zikr deden en hadra (dat is een soefi-ritueel van aanroepingen, lofzangen en gezongen gebeden dat vaak door broederschappen uitgevoerd wordt). Overal werden we met open armen ontvangen als murids van sheikh Nazim, die erg geliefd was in Damascus.

Vervolgens gingen we met bussen via Jordanië naar Saoedi Arabië. Het is niet eenvoudig om het heilige gebied rond Mecca en Medina binnen te gaan. Je moet een ‘bewezen’ moslim zijn (hetgeen bevestigd moet worden door een moskee). Een vrouw moet begeleid worden door een man (echtgenoot of ander familielid) en als zij die niet heeft kan zij ook ‘beschermd’ zijn door een mannelijke leider van een grotere groep personen. Onze groep van minstens 300 murids had ook een leider, de uit Duitsland afkomstige ‘sheikh’ Hassan. Ik kan me herinneren dat de wachttijd aan de grens van het heilige gebied zeer lang was. De paspoorten van iedereen werden ingenomen en zouden pas worden teruggegeven bij het uitreizen.

We gingen eerst naar Medina, waar zich het graf van de heilige profeet Mohammed bevindt, met naast hem zijn beste vriend Abu Bakr. Alvorens de overigens prachtige moskee in te gaan werden we helemaal gefouilleerd en werd de inhoud van onze eventuele tassen geïnspecteerd. In het geval van de dames werd dit gedaan door zwartgesluierde jonge vrouwen met zwarte handschoenen. Camera’s waren verboden en ook boeken, die beschouwd werden als ‘shirk’, zoals sufi literatuur. Een Koran mocht je wel meenemen. We bleven voldoende lang in Medina om de 40 gebeden, die je in de moskee kan verrichten gedaan te hebben. Ik merkte wel dat veel murids dat niet echt belangrijk vonden en maar wat rondhingen. Ik was daar een braaf meisje (van toen 48 jaar), dat probeerde alles wat heilig was ten uitvoer te brengen. Dus ook vroeg in de ochtend kon je mij, geheel in het zwart, naar de moskee zien lopen. Overdag was de moskee zo vol dat de vrouwen soms buiten moesten bidden, wat niet meeviel onder al die zwarte kledij in de brandende zon. Ik was het meest onder de indruk van de geur die ik rook, toen ik langs de Jannatul Baqi liep. Een heel eenvoudig uitziende begraafplaats, ogenschijnlijk gewoon een zandvlakte. Daar liggen veel heiligen begraven. De geur die ik daar onverwacht rook, toen ik erlangs liep, was onbeschrijflijk lekker. Dezelfde geur heb ik ook later geroken rond de kaaba en op sommige andere heilige plaatsen.

Na Medina gingen we naar Mecca, waar de hadj zou plaatsvinden. We werden met de bussen afgezet in een buitenwijk van Mecca. Daar zouden we logeren in een huizen die door de bewoners tijdelijk verlaten waren (onderverhuurd). Wij sliepen daar ook weer in rijen op de grond, uiteraard de vrouwen gescheiden van de mannen. Ook al was je getrouwd, er was geen gelegenheid om met je man te slapen.

Nu was het zo dat ik al een tijdje me ontfermde over een oudere Pakistaanse dame. Ze deed me een beetje denken aan mijn ex-schoonmoeder. Zij was, schat ik, een jaar of 65 en dat was toen in mijn ogen oud. Ik droeg vaak haar tas, want zij was niet zo gezond. De andere Pakistaanse vrouwen lieten haar links liggen en misschien wel daarom zocht zij haar troost bij mij.

Toen we aankwamen in het huis in die buitenwijk waar we zouden slapen wenkte ze mij. Met een geheimzinnig gezicht zei ze dat ze een verrassing voor me had. Wat dan? wilde ik weten. Maar ze zei alleen maar: ‘Kom nou maar mee. Dan zie je het wel’. Voor ik het wist zaten we in een taxi en na een lange rit door heel veel straten bereikten we het heilige centrum van Mecca, de moskee met in haar midden de kaaba. De vrouw was diep ontroerd dat ze de kaaba zag. Mij deed het niet direct veel.

Enfin, toen we de kaaba gezien hadden moesten we terug naar waar we vandaan kwamen. Maar waar was dat? Zij wist het niet en ik ook niet. Zij had er niet aan gedacht om voor ons vertrek naar het adres te vragen waar we verbleven. Ik, in mijn argeloosheid en doodmoe van het reizen, de hitte en het gedoe om met zoveel mensen zo lange tijd samen te zijn, ook niet. Wist ik veel dat ze me mee ging nemen naar een plek ver weg. Sufkop die ik was.

We stapten weer in een taxi, maar waar moest de man heen rijden? We wisten het niet. De man sprak wel een beetje Engels (wat al heel wat was in dat deel van Arabië, waar veel Arabieren het vertikken om een vreemde taal te spreken), maar hij kon ons ook niet helpen. Er waren op dat moment ongelooflijk veel mensen in Mecca uit alle delen van de wereld voor de hadj. Wij verbleven niet eens in een hotel maar in een gewoon woonhuis in een of andere buurt, maar welke? Mecca is groot! Op een goed moment werd de chauffeur ongeduldig en hij zette ons gewoon ergens af. Wij sjokten in onze bloedhete moslimaplunje langs de weg, totaal niet wetend wat te doen. Het was een angstig moment.

Het lopen bracht ons ook niet verder dus we hielden weer een taxi aan. Zeiden dat hij een beetje naar de buitenwijken moest rijden en ik gaf op gevoel een richting aan. Dat deed hij. We waren allebei behoorlijk radeloos inmiddels.

Maar……ineens zag ik een viaduct dat ik herkende, omdat ik het ook gezien had vanuit de bus toen we aankwamen. ‘Dat viaduct herken ik,’ riep ik uit. ‘Hier links moet de wijk waar we moeten zijn ongeveer liggen. Sla maar linksaf en dan stappen we uit.’ Dat deed hij. En werkelijk. We waren aangekomen in de wijk waar we moesten zijn. Een godswonder, als je je bedenkt hoe groot Mecca is en hoe klein de kans was dat de chauffeur toevallig langs dat viaduct reed, dat ik ook al toevallig eerder had opgemerkt vanuit de bus.

Nog natrillend van de zenuwen en oververhit van de reis kwamen we bij het huis aan waar we moesten zijn.

Vandaag en gisteren kwam deze herinnering steeds in mijn gedachten. Ik zei tegen Ahmad: ‘Als we toen de weg terug niet hadden gevonden, dan weet ik niet wat er van ons geworden was. Verdwaald, zonder geld, zonder extra kleding, zonder paspoort in een stad die vergeven is van de pelgrims. Wie zou ons helpen? En zou de leider van onze groep van 300 man ons actief gaan zoeken en hoe dan?

Ik zie wat me overkomen is die dag en hoe ik daaruit ben gekomen als een godswonder. Ik heb veel van dit soort dingen meegemaakt en dat maakt dat mijn geloof in een een ongeziene Helpende Hand, Allah, God, de Kosmische Wet (hoe men het maar wil noemen) onverminderd groot is en blijft.

Nog een opdracht

Ik had mijn canvas al voorzien van een onderlaag en ik wist al welke achtergrond ik zou kiezen voor het schilderij dat ik in opdracht ga maken. Maar gisteren kreeg ik een nieuwe opdracht. Of ik eerst haar vader wil schilderen op zijn kantoor. Dat schilderij zal in haar kantoor komen te hangen met een lijst. Of ik dat eerst wil maken en daarna pas het schilderij van haar beide ouders.

Ja, dat kan. Ik moet het doen met een foto via de whatsapp, maar de foto is redelijk duidelijk. Het schilderij moet in een vrij groot formaat, 50 x 70.

Ik heb de opdracht natuurlijk aangenomen, omdat ik het de klant gun om een mooie herinnering te hebben aan haar helaas overleden vader. Ik wil het vertrouwen dat ze in me heeft niet beschamen en er echt iets van maken dat zo mooi mogelijk is. En dat geeft toch wel enige gezonde (is het wel gezond?) spanning.

Vanmorgen stuurde ik direct na het ontbijt een mail naar drukkerij Morgenstond om te vragen of de kantoorfoto van vader in A3 formaat kon worden afgedrukt. In de titel van het bericht schreef ik in haast ‘PDF bestand afrukken in kleur’. Ik kreeg als antwoord: ‘Ik zou het wel willen, maar er zit geen bestand bij’. Ik was dus de bijlage vergeten mee te sturen. Dat heb ik alsnog gedaan. Tot zover over ‘een beetje nerveus zijn voor deze opdracht’. Maar goed, ik heb het grote canvas van 50 x 70 inmiddels voorzien van een onderlaag en ga vanmiddag of morgenochtend de fotoafdruk ophalen om na te schilderen.

Waarom doe ik mezelf dit aan? Niet voor het geld in ieder geval. Ik wil echt graag dat iemand blij is met een herinnering aan een overleden persoon of een anderszins geliefd persoon. Daarom ga ik mijn uiterste best doen.

Zelf zou ik wel willen dat ik zo een herinnering had aan mijn overleden zoontje Imran. Geboren op 4 mei 1986 en overleden op 8 mei 1986. Ik heb niet eens een foto van hem en moest uit mijn herinnering dit portretje van hem tekenen om nog een beeld van hem te bewaren. Voor mij zal vier mei altijd in het teken staan van het herdenken van de dood van dit kleine mannetje, dat maar vier dagen in dit leven was.

Imran

Gedachten als krachten

Ik ben iemand met veel realiteitszin, maar ook iemand die ervaart dat er meer krachten werkzaam zijn in het leven dan datgene wat wij kunnen waarnemen of logisch verklaren. Mijn moeder zei al: ‘Gedachten zijn krachten’. Daarmee bedoelde zij dat het er toe deed wat je dacht en aan wie je dacht. Iedereen heeft weleens de ervaring dat je toevallig aan iemand denkt en dat die persoon dan plotseling voor je staat of je vanuit het niets belt of een bericht stuurt. Maar ook gedachten aan iets goeds of slechts kunnen invloed hebben op gebeurtenissen, zoals ik heb ervaren. Diverse malen heb ik iets heel sterk gewenst of gehoopt en dan gebeurde het ook. Ook droomde ik weleens dingen die later gebeurden. Helaas ook de dood van mijn broer. Ik droomde al dat hij vol bloed zat, toen ik nog klein was. Maar een droom overkomt je en die kun je niet sturen met je wil. Gedachten laten zich wel sturen. Door mij eigenlijk steeds meer naarmate ik ouder word. Kon ik vroeger soms een gedachtestroom niet stopzetten en hield deze me uit de slaap, nu heb ik daar minder last van, omdat ik op tijd kan opmerken dat gedachten me niet verder brengen. Dan kan ik mezelf dwingen aan andere dingen te denken en het zinloze gedachtenpatroon uit mijn hoofd weren.

Ik zie toeval meestal als betekenisvol en ik geloof dat je door gedrag of gedachten gebeurtenissen naar je toe kan halen. Dat heb ik ervaren.

Enkele voorbeelden. Ik ben opgegroeid op militaire vliegbases, wat betekende dat ik omringd was door de natuur. Later, in Eindhoven, woonde ik voor het eerst van mijn leven in een niet bosrijke woonwijk, maar we hadden altijd wel een tuin. Dat veranderde toen ik het huis uit ging en naar Utrecht verhuisde en daar op een kamer kwam te wonen. Bij een hospita zonder keuken, later met gedeelde keuken zonder douche, later in een studentenflat met gedeelde keuken en douche en tenslotte in een kraakpand met gedeelde keuken en douche. Zelfs toen ik trouwde had ik een flinke tijd lang geen eigen wooneenheid, maar deelden we de douche en WC en hadden we slechts een minikeukentje op een zolderetage. Ik had mijn eerste echte huurwoning pas toen ik dertig jaar was en al een kind had. Het was een kleine benedenwoning aan een drukke straat met achter een klein tuintje. Nog later woonde ik in een portiekwoning met alleen voor en achter een balkon. Ik droomde altijd van een huis met een tuin. Woningnood was er al vanaf mijn jonge jaren (d.w.z. ruim 50 jaar geleden)

Toen ik wegliep van de vader van mijn kinderen, kwam ik in een opvanghuis terecht in Den Haag. Ik woonde daar met een groep eveneens weggelopen vrouwen en kinderen met mijn vier nog kleine kinderen. Achter het opvanghuis lag een grote gemeenschappelijke tuin, waarin de kinderen konden spelen. Er was daar geen tuinman. Ik besloot het tuinwerk op me te nemen. Terwijl ik aan het zwoegen was in die tuin, kwam soms de gedachte in me op dat ik misschien in de toekomst een huis met een tuin zou krijgen als een soort ‘dank’ voor al mijn harde werken. Die gedachte motiveerde me om nog harder te werken in die tuin. Na een verblijf van zeven maanden in dat opvanghuis (een periode waarover ik een boek zou kunnen schrijven) kreeg ik werkelijk een huis toegewezen met een voor- en achtertuin in een rustige en groene buurt. Mijn grootste wens werd vervuld.

En nu, pas geleden, was ik op weg naar het Rode Kruis bij mij in de buurt voor een coronatest, mijn eerste. De reden om die test te ondergaan was dat ik al een tijd erg moe ben en me niet sterk voel. Dat is eigenlijk mijn enige klacht, maar ik wilde corona uitsluiten, omdat ik over korte tijd ingeënt word en wil weten of ik dan niet al antistoffen heb aangemaakt. Ik heb een klein lichaam en ben best huiverig voor een ‘overdosis’. Sowieso vind ik het raar dat men mij dezelfde hoeveelheid zal inspuiten als een vent van twee meter lang. Dus wie weet is dan één prik al genoeg (als ik nu corona zou hebben). Snap je de gedachtegang. lezer? Ik fietste erheen met een lichte angst voor de neusprik, omdat anderen me hadden verteld dat het een vervelend gevoel zou zijn. Ik voelde me sowieso al kwetsbaar door die moeheid. Ik kwam langs een flat, waar vroeger mijn oudste dochter heeft gewoond in tijden dat het nog wat minder goed ging met haar. Ik moest heel sterk aan mijn eerstgeborene denken met wie ik zoveel heb meegemaakt. We hebben al bijna twee jaar geen contact vanwege een voor mij nu totaal onbelangrijke aanleiding. Ik miste haar zo verschrikkelijk en ik werd overvallen door een zo sterke liefde voor haar dat ik tegen het geruis van het verkeer naast me in haar naam begon te jammeren. O lieve lieve L, mijn kindje. De tranen schoten in mijn vermoeide ogen. En tegelijkertijd kwam een hoopvolle gedachte in me op. Die gedachte verscheen vanuit een hoekje in mijn verdrietige hoofd. ‘Misschien denkt zij ook aan mij en hoor ik snel wat van haar. Deze liefde die ik voor haar voel moet haar wel op één of andere manier bereiken.’

Een paar dagen later kreeg ik een bericht van haar dat ze me wil spreken. Ik ben daar heel blij mee. Ze mag gerust boos op me zijn. Ik heb het allemaal niet perfect gedaan. Ik heb diverse malen in mijn leven domme keuzes gemaakt. Al gooit ze een emmer stront over me heen, ik laat dat gebeuren. Ze mag me zeggen wat zij op haar hart heeft. Ik houd onvoorwaardelijk van haar.

P.S. De coronatest: die was negatief. Het stokje in mijn neus viel me erg mee. De zuster van het Rode Kruis was een heel lief mens. Ze zei ‘mevrouw’ tegen me. Ik probeer nu mijn moeheid te bestrijden door veel te slapen en als dat niet helpt, zal ik naar de dokter gaan. Ik houd me rustig, lees veel en doe maar een beetje.

Achternaam

Mijn kinderen hebben geen achternaam gekregen bij hun geboorte. Dat heeft de volgende reden. Hun vader komt uit het grensgebied van Afghanistan en Pakistan en heeft de Pakistaanse nationaliteit. Dit hoewel hij er zelf prat op gaat dat hij een Pathan is en dat het graf van zijn overgrootpa zich in Kabul bevindt en daar wordt geëerd als het graf van een sufi-heilige ofwel ‘pir’. Het was voor het nageslacht van deze pir (door de pir zelf tijdens zijn leven) verboden dit graf, dat door mensen gezien wordt als als een bedevaartsoord, te bezoeken. De opa van mijn kinderen gehoorzaamde niet en bezocht het graf van zijn vader toch. Hij werd kort daarna verlamd en lag vanaf dat moment in bed zonder nog te kunnen spreken. Kort daarna stierf hij, toen mijn ex nog een baby was.

Na de dood van opa vertrok de jongste van zijn 4 vrouwen (de oma van mijn kinderen dus) met drie kinderen naar Karachi in het zuiden van Pakistan. Zij was bang voor de drie andere vrouwen, die in Peshawar allemaal op hetzelfde terrein woonden met een gemeenschappelijke binnenplaats. De andere vrouwen waren jaloers op haar en konden haar nu wat aandoen.

Een indrukwekkend verhaal, maar de clou van het verhaal is dat er in het gebied waar mijn ex geboren is geen achternamen zijn. Je bent die en die, zoon van die en die, maar een voor- en achternaam bestaat daar niet.

Toen mijn kinderen geboren werden was ik wel op de hoogte van het feit dat mijn ex geen achternaam had. Maar ik dacht dat ik in Nederland gewoon zijn naam kon kiezen als achternaam voor al mijn kinderen. Dat is ook gebeurd. Al mijn kinderen hebben hun vaders naam als tweede naam. Maar wat blijkt nou? (En ik kwam daar pas achter toen mijn kinderen al volwassen waren) Mijn kinderen hebben geen achternaam, maar wel allemaal dezelfde tweede voornaam. Hiermee zijn ze zonder problemen groot geworden. Voor de meisjes, die zelf weer kinderen kregen was het geen probleem, als zij de naam van hun partner gaven als achternaam voor hun kinderen. Voor mijn zoon is het echter wel een probleem. Hoe kan hij zijn kinderen een achternaam geven, als hij die zelf niet heeft? Gelukkig is er een oplossing. Mijn kinderen kunnen allemaal desgewenst hun tweede roepnaam alsnog bij de gemeente laten registreren als achternaam. Ik wil graag dat zij dat ook doen.

Mijn zoon twijfelde nog even of hij de naam zou kiezen van mijn vader (mijn achternaam) of die van zijn vader. Hij neigde ernaar om mijn naam te kiezen. Mijn naam is Theunissen, maar ik voel me net zo min een Theunissen (de naam van mijn biologische vader) als een Elkerbout (de naam van mijn stiefvader). In mijn ogen is er maar één realiteit. Je heet naar de persoon die je vader is (of moeder). Hoezeer je je verwant voelt met of gekoesterd voelt door die persoon doet niet ter zake. Het is de realiteit. Ik ben blij dat hij nu heeft gekozen voor de naam van zijn vader, zoals ik dat heb bedoeld vanaf zijn geboorte.

Het blijft voor mij een ‘dingetje’, die namen. Voor mijzelf zegt mijn eigen naam me niets en deze bepaalt zeker niet mijn identiteitsgevoel. Ik ben te vaak van naam gewisseld om er nog waarde aan te hechten, evenals aan mijn ‘roots’.

Ik heb geen vaderlandsgevoel en geen familiegevoel

Vanmorgen had ik na het ontbijt een kleine discussie met de man naast me. Hij is Andalusiër en is daar vrij trots op. Hij heeft zich zelfs verdiept in de geschiedenis van zijn ’tierra’ en daar in 2006 een boek over geschreven. Nu, bijna twintig jaar later, heeft hij dit boek digitaal gratis op zijn weblog gezet en dat wordt nu veel gelezen door andere Andalusiërs. Hij krijgt na zoveel jaren veel complimenten voor zijn boek. Ik vind dat fijn voor hem, maar ik herken niets in de gevoelens van deze mensen. Het komt op mij heel nationalistisch over, hoewel Ahmad zegt dat hij nooit de intentie heeft gehad om nationalistische gevoelens aan te wakkeren met het schrijven van zijn boek. Hij wilde eenvoudigweg alleen maar de geschiedenis van Andalusië belichten vanuit een ander perspectief dan zoals deze tot op heden wordt gepresenteerd in de schoolboeken in zowel Spanje als in andere landen.

En dan ontstaat een gesprek over hoe geworteld een mens zich voelt. Voor Ahmad is het zo dat zijn identiteit sterk bepaald wordt door het feit dat hij een Andalusiër is en dat de geschiedenis en de leefwijze van zijn voorouders sterk bepalen hoe hij in het leven staat. Dat gevoel van geworteld zijn herken ik helemaal niet in mijzelf. Voor mij zou het een ideale wereld zijn als er geen grenzen bestonden en iedereen evenveel recht had om waar dan ook zich te bevinden. Ik zie het zo dat we toevallig geboren worden op een bepaalde plek, maar dat dit niet bepaalt hoe we in het leven staan. In mijn geval in ieder geval niet. Ik ben geboren in Breda, maar heb daarna in mijn leven op zoveel verschillende plaatsen gewoond dat ik niet zou weten wat mijn ’thuis’ is. Ik ben opgegroeid met een moeder, die mij pas waardeerde als persoon toen zij terminaal ziek was. Mijn vader kende ik niet vanaf mijn derde jaar en ik groeide op met een stiefvader, voor wie ik tot mijn volwassenheid bang was. Ik hield veel van mijn broer Hans en hij gaf me enigszins een gevoel van thuis zijn en gewaardeerd worden als persoon. Maar helaas overleed Hans toen hij 47 jaar was. Op 43-jarige leeftijd zocht ik uit eigen initiatief contact met mijn biologische vader. Ik zocht hem gedurende meer dan 25 jaar elk half jaar op, maar hij bleef volhouden dat hij geen band met mij voelde, omdat we geen gemeenschappelijke geschiedenis hadden. Pas vlak voor zijn dood toonde hij enige interesse in mijn leven en kwam hij erachter dat ik 4 kinderen had. Evenals van mijn moeder heb ik toen van hem afscheid kunnen nemen op een liefdevolle manier. De enige familieband die ik voel is die met mijn eigen kinderen. Maar ook bij hen besef ik dat zij ‘geleend goed’ zijn en dat zij nu hun eigen leven leiden met hun eigen gezin. Voor mij is de wereld één grote familie en ik zie weinig onderscheid tussen wie en waar. Ik voel me al mijn hele leven een eenling, die reageert op mensen om mij heen met alle compassie die ik in me heb.

Trots zijn op ‘mijn land’ of ‘mijn afkomst’ of wat dan ook. Dat herken ik niet. Ik ben hier alleen gekomen en moet mijn leven zo goed mogelijk leven tot ik ook alleen zal verdwijnen uit deze wereld. Ik herken mezelf erg in de woorden van deze anarchist:

‘Mijn vaderland is de wereld, mijn godsdienst is het goede proberen te doen, mijn familie is de mensheid’

Ahmad stuurde mij deze afbeelding en liet me zo zien dat hij me heel goed begrijpt ?. Ahmad geeft me alle liefde die ik nooit eerder kreeg. Een geschenk uit de hemel. En daarnaast mijn kinderen ?. Ik voel me zo rijk dat ik dit mag meemaken op oudere leeftijd. ?? Alhamdulillah. Dank aan onze Schepper.

Nuttigheidsdrang

Sommige mensen zijn op zoek naar geld, anderen naar roem, weer anderen naar geluk of prettige ervaringen. Ik heb last van het idee dat ik nuttig zou moeten zijn voor een ander en dat alleen dat me bestaansrecht zou geven. Vandaag besefte ik ineens dat ik vrijwel altijd handel vanuit dit perspectief. Ik heb me jaren niet afgevraagd wat er nog meer is dat ik zou willen. Ik had het daarvoor te druk met nuttig zijn?.

En nu neemt het belang van mijn rol in het leven van anderen af. Of in ieder geval heb ik de neiging om die rol steeds meer te onderschatten. En zo kom ik weer terug bij de vraag die ik lang geleden als puber had: ‘Waarom ben ik hier op de wereld? Wat doe ik hier?’ En nu, als 70-jarige, denk ik direct daarna: ‘Wat een zinloze vraag’. Vragen vogels en andere dieren zich dit af? Vraagt een kind zich dit af? Is het een vraag die je moet stellen? Het feit dat je op de wereld bent is voldoende om te beseffen dat je dus kennelijk bestaansrecht hebt. Ik heb daar altijd moeite mee gehad, besef ik nu. Heb altijd het idee gehad dat ik ’teveel’ was. Dat ik er eigenlijk niet moest zijn en in ieder geval niet hoorde bij de rest van de wereld. Het kostte me moeite om plaats in te nemen. Ik had de neiging om voor iedereen een stap opzij te doen. ‘Gaat u voor.’ In mijn beleving hadden anderen altijd meer dan ik recht op een plaatsje in de wereld. Dat heeft mijn leven in behoorlijke mate bepaald. Toen ik recent afgestudeerd was als psycholoog, vond ik nog steeds dat ik niet echt een psycholoog was. Ik wist te weinig, vond ik. Bovendien had ik grote twijfels over het nut van mijn vak voor anderen. Laat staan om geld te verdienen aan diensten, waarvan het nut zo weinig vast stond. Als je zelf zo weinig overtuigd bent van het nut van je eigen ‘vak’, hoe zou je dan een ander daarvan kunnen overtuigen? Ik heb dan ook mijn hele leven ander werk gedaan. Mijn psychologische kennis kwam hier en daar wel van pas, maar uiteindelijk was het leven zelf mijn grootste leerschool en heb ik met die kennis het meeste kunnen betekenen voor anderen, zij het niet in directe zin daarvoor betaald.

Nu heb ik nog weinig werk te doen voor anderen. Ik houd me onledig met af en toe een stukje schrijven in mijn weblog, dat door slechts een enkeling gelezen wordt, mijn publieke dagboek. Als ik mezelf vergelijk met mensen die duizenden of miljoenen volgers hebben, besef ik dat het ‘nut’ en in ieder geval het bereik van mijn stukjes minimaal is. Hetzelfde geldt voor mijn schilderijen. Ik werk er met veel plezier aan, maar heb er nog niet veel mensen mee blij kunnen maken. Dat doel heb ik niet. Het plezier in het schrijven en schilderen is voldoende voor mij.

Wat ik nu wil bereiken is af zijn van het idee dat ik nut moet hebben. Ik ben er. Als een ander me nodig heeft, ben ik bereid te helpen. Zo niet, dan heb ik ’tijd voor mezelf’. Dat is een onwennig begrip voor mij. Ik mag er dan gewoon zijn, zonder nut. Nou nog de kunst om dat te geloven en daarnaar te leven……

Het lekkerste recept voor Indonesische rendang

Mijn moeder is opgegroeid in Indonesië, het oude Nederlands Indië. Als klein meisje moest zij het doen met de diensten van de jongos, de kokkie en de baboe. Haar vader was niet thuis, want druk met zaken en haar moeder bracht haar tijd door met bridgen. Het moet voor mijn moeder een eenzame jeugd zijn geweest, met alleen een vier jaar oudere zus als gezelschap. Maar alsnog had zij goede herinneringen aan haar jeugd in ‘Indië’, met het warme klimaat, de mooie natuur om haar heen, de zoete bloemengeuren en het heerlijke Indische eten.

Eenmaal in Nederland en al op jonge leeftijd moeder van een gezin met twee kinderen, moest mijn moeder zich aanpassen aan een leven zonder bedienden. Dat deed zij geweldig. Mijn moeder was een heel energieke vrouw, die niet te verwend was om een huishouden te bestieren. Zij deed dat met overgave. Misschien was zij niet de vrouw die alle kleding streek en van wie alle kastjes stofvrij waren, maar zij kookte verrukkelijke gerechten en zij wist alles van plantjes en vogels. Zij verzorgde haar planten binnen en buiten heel goed. Daarnaast maakte zij zelf kleding voor ons. Zelfs mijn stief-familie, die geen hoge pet van haar ophad, moest toegeven dat zij een goede huisvrouw was en een goede moeder. Zo één die met de thee klaar zat als we uit school kwamen en die ook warme hapjes bereidde voor de lunch. Mijn broer en ik hadden over lekker eten nooit te klagen.

Mijn moeders topprestatie op kookgebied was haar rijsttafel. We kregen nooit veel familiebezoek, maar mijn ouders hadden wel een aantal vrienden en kennissen en die werden steevast uitgenodigd voor een rijsttafel. Mijn moeder was dan al een dag van tevoren in de weer met het bereiden van allerlei verschillende gerechten, die daags daarna allemaal op rechauds op tafel kwamen. De rijst werd wel op de dag zelf bereid en moest dan altijd een tijd warm gehouden worden in een slaapzak, een voor mij als kind onbegrijpelijk ritueel. Als laatste kwam dan ook die rijst tevoorschijn. Nooit kwamen er pannen op tafel (zoals in mijn huishouden wel mijn leven lang), maar alles werd geserveerd in schalen.

Je zou denken dat ik misschien van mijn moeder heb leren koken, maar dat is niet het geval. Mijn moeder joeg ons allemaal de keuken uit als zij in haar potten roerde. Alleen mijn stiefvader mocht assisteren. Wat daar in die keuken allemaal gestoofd en gebakken en gebraden werd, bleef voor mij en mijn broer een groot geheim. Wij zaten rammelend van de trek te wachten tot het eten tevoorschijn kwam. Het was ten strengste verboden om voor het eten al iets te snabbelen.

Maar goed, ik heb gelukkig toch leren koken, zoals ook mijn kinderen, die het nu al van mij winnen wat betreft vindingrijkheid in het maken van steeds nieuwe en lekkere recepten. Ik maakte als student vaak eenpansgerechten, zoals chili con carne, spaghetti, rijst met kerrie. De bekende studentenhap in die tijd.

Later leerde ik Pakistaans koken en die keuken heeft een groot deel van het leven van mij en mijn kinderen bepaald. Ook toen ik al gescheiden was van mijn eerste echtgenoot, bleven wij genieten van Pakistaanse gerechten. Het is een keuken die goedkoop is als je zuinig moet zijn met je geld. Voor betrekkelijk weinig geld zet je heerlijk eten op tafel en er kan altijd iemand mee eten, want de porties zijn niet afgemeten, zoals in de westerse keuken. Met 20 kilo meel maakte ik een maand chapati’s voor mijn gezin.

Maar nu er internet is, hebben we in feite elk recept van gerechten uit heel de wereld binnen handbereik. Naast de keuken van Pakistan en India, ben ik gek op Thais eten en Indisch eten. Ik houd veel van kokosmelk in gerechten en ik vind het leuk om de diverse soorten rijst te koken die passen bij de diverse soorten gerechten. Ik heb een ton, met daarin zakken rijst en een grote zak chapati-meel

En ja hoor, nu kom ik dan eindelijk op de het gerecht dat staat in de titel van dit stukje. Rendang! Rundvlees, gestoofd in een heerlijke boemboe met klappermelk. Een aantal jaren geleden maakte ik dit gerecht voor het eerst met behulp van dit recept. Ik bekeek verschillende recepten van het gerecht en dit recept overtuigde mij het meest. Er wordt heel goed uitgelegd wat de ingrediënten zijn en wat je stap voor stap moet doen, geïllustreerd bovendien met mooie foto’s die alles nog duidelijker maken. Een aanrader. Als je precies doet wat in het recept staat, is succes verzekerd.

De eerste keer dat ik het maakte als bijdrage aan een familiekerstdiner, bereidde ik de boemboe met een vijzel. Dat is enorm veel werk! Maar het was een groot succes. Iedereen at zijn vingers bijna op bij dit eten. Vandaag maakte ik het weer, maar dit keer met behulp van een koffiemolen (voor het malen van zaden) en een keukenmachine (voor het fijnhakken van uien, knoflook, lombok, gember, etc.) Dat is echt een stuk gemakkelijker. En de boemboe kan je desgewenst in tweeën delen en de helft gebruiken voor een kilo vlees en de rest in de diepvries bewaren voor een volgende keer. Mijn kinderen hebben dat al gedaan en zij merkten dat de boemboe uit de diepvries later nog even lekker is. Het bespaart je werk om dat zo te doen.

Vandaag hebben Ahmad en ik zitten smullen van de fijne smaak van deze rendang. Ik had er boontjes bij gemaakt, heel simpel met een een gebakken uitje en maggi en een klein beetje zoete ketjap..

Morgen eten we het weer en dan maak ik er als extra gerecht nog deze sambal goreng telor bij. Zo eten wij dan morgen onze paaseitjes.

Bon appetit, wat jullie ook gaan eten morgen. ?

Straks krijg ik van de man naast me een heerlijke Pakistaanse chai geserveerd. We zijn op de wereld om elkaar te verwennen, nietwaar?

Reiziger of toerist

Toen mijn vriend Theo mij herinnerde aan onze kennismaking op de boot naar Suriname, besefte ik hoe lang dat geleden was en hoe helder die reis en ook mijn verblijf daar me nog voor ogen staat, alsof het niet 50 jaar geleden zou zijn. Ik was toen pas 20 en ik heb wat afgereisd in die jaren.

En nu realiseer ik me dat het toen nog heel anders was om te reizen door andere landen dan nu. Toen was het nog niet zo heel gewoon dat mensen zo ver van huis op vakantie gingen. Ik heb dat echter wel mogen meemaken vanaf heel jonge leeftijd. Mijn stiefvader placht elk jaar met ons af te reizen naar allerlei landen die toen nog niet zo frequent bezocht werden door toeristen als nu, zoals Noorwegen, Zweden en Denemarken. Maar ook in de rest van Europa, meer naar het zuiden, waren er nog voldoende plekken die ongerept waren en waar je wild kon kamperen. Want kamperen was het voor ons wel altijd. Hij hield niet van luxe vakanties, maar bracht ons het liefst naar plekken in de vrije natuur. Toen mijn broer en ik pubers waren, was het niet onze grootste wens om met lompe bergschoenen zwetend bergpaden op en af te klauteren. Liever waren we op de camping gebleven, dobberend op een luchtbed in het water, maar daar was nooit sprake van. Hup, rugzakje om en lopen maar. Maar achteraf ben ik blij dat ik kan terugkijken op deze vakanties en de bijzondere plekken die ik nog heb kunnen zien, voordat het overal ging wemelen van andere toeristen.

In Spanje logeerden we bij twee oude vrouwtjes, die in het zwart gekleed waren en voor hun huis zaten te kantklossen. ’s Avonds liepen we langs de boulevard van Blanes, met om ons heen vrijwel alleen maar Spanjaarden en aten churros uit een zakje. Er was nog geen massatoerisme toen ik 7 jaar was in 1957. Mijn ouders lieten me in mijn eentje wegvaren in de roeiboot van een visser, die mij zo een schattig meisje vond en me meenam de zee op. Hij deed niets verkeerds met mij. Dat is nu ondenkbaar dat ouders hun kleine kind zouden laten meegaan met een wildvreemde.

Ook leerde ik zeilen op het IJsselmeer in een gehuurde zeilboot, waarin we een maand met het hele gezin sliepen. Eigenlijk zijn dat wel de mooie dingen uit mijn jeugd waarop ik kan terugkijken, de vakanties elk jaar en de wandelingen door het jaar heen in het bos, zoekend naar cantharellen en eekhoorntjesbrood. Het was heerlijk om omringd door natuur te wonen op een vliegbasis, waarvandaan ik met mijn vriendinnetje door het bos naar de school in Schaarsbergen fietste. Het vele verhuizen had zijn nadelen maar ook het voordeel dat je op zoveel verschillende plekken kwam en steeds andere mensen leerde kennen en altijd diertjes om ons heen.

Toen ik eenmaal uit huis was op mijn 18e jaar, bleef ik gek op reizen. Dat deed ik toen liftend. Zo heb ik nogmaals heel Europa kunnen verkennen. Met mijn vriendje van toen liftte ik, met alleen maar een gestreepte plastic boodschappentas met het hoognodige over onze schouder, helemaal tot Griekenland en via Italië en Zuid Frankrijk weer terug. We sliepen gewoon onder de blote hemel. En in Zuid Frankrijk sliepen we aan de Rivièra in huizen die nog in aanbouw waren en douchten we op het strand.

Waar ik me wel voor schaamde was de gastvrijheid die ons ten deel viel in Griekenland. We werden onthaald als welkome vreemdelingen met eten en drank en dansen rond een kampvuur. Toen het tijd was om te gaan slapen werd oma uit haar bed gehaald om plaats te moeten maken voor ons. Ik denk niet dat toeristen in Griekenland dit nu nog meemaken.

De reizen waren soms afzien en opgevreten worden door muggen of uren wachten op een lift op een verlaten bergweg. Maar wat vond ik het heerlijk om op die manier de wereld in te gaan.

Dat reizen, zoals ik dat toen ervaren heb, is nu niet meer mogelijk. Overal ter wereld, tot de Chinese muur en verder, is het nu bomvol met toeristen. Overal staan grote hotels met zwembaden. Waar je ook komt, overal ziet de kustlijn er identiek uit. In de bergen en op mooie plekjes in bossen struikel je over hordes toeristen, en rijden bussen af en aan met schoolklassen en dagjesmensen, die op excursie zijn vanuit hun hotels. Het is best leuk, maar het heeft niet meer die bekoring van ‘vroegah’. Ik ben blij dat ik het allemaal nog heb mogen meemaken: een reiziger zijn in plaats van een toerist.

In memoriam, Els

Mijn vader en Els

Vandaag kreeg ik een bericht van de buurvrouw van mijn in het begin van 2018 overleden vader A.C. Theunissen. Zijn vriendin van de laatste bijna 30 jaar van zijn bijna 100-jarige leven, genaamd Els, is op 10 maart 2021 overleden.

Ze waren niet meer samen toen mijn vader overleed en ze hadden in al die jaren met elkaar nooit een liefdesrelatie. Ze waren enkele dagen in de week samen en ieder had zijn eigen appartement op loopafstand van elkaar. Maar Els kookte wel voor mijn vader en wist hem op te vrolijken, tot zij begon te kwakkelen met haar gezondheid en ze de verzorging van mijn vader niet zo goed meer aankon. Hij was weliswaar veel ouder dan zij, maar hij was kerngezond, terwijl zij steeds meer last kreeg van pijnen hier en daar. Mogelijk heeft mijn vader dat minder goed begrepen, omdat hijzelf zo gezond was en nergens last van had.

Hoe dan ook, hun relatie is beëindigd op een voor beiden vervelende manier, enkele maanden voor de dood van mijn vader. En nu, na iets meer dan 3 jaar, is ook Els overleden. Ik vernam het via een sms-bericht. En ik moet zeggen dat het mij wel wat doet. Zoals wij allemaal, had Els haar goede en slechte kanten. Maar zij is ook degene die, toen ik op 43-jarige leeftijd mijn vader (die ik niet meer had gezien sinds mijn derde jaar) opzocht en hem daarna regelmatig bleef opzoeken, ervoor zorgde dat hij altijd de deur voor me bleef openen. Mijn vader zei me telkens dat hij niet geloofde in familiebanden en dat hij te weinig met mij had meegemaakt in zijn leven om een band te voelen. Els lachte dat altijd weg en zorgde ervoor dat ik desondanks altijd hartelijk ontvangen werd door mijn vader met de woorden (via de intercom van zijn flat): ‘welkom!’. Ook omhelsde hij me altijd innig bij het afscheid en zei hij dan dat ik beslist weer moest langskomen. Dat was dan weer in tegenspraak met zijn woorden dat hij géén band zou voelen met mij.

Hoe dan ook: ik mis mijn echte vader, met wie ik wel een band voelde, omdat ik in hem veel dingen van mezelf herkende. En ik vind het ook erg om te horen dat Els nu is overleden. Ik hoop dat zij niet veel geleden heeft en ik wens haar alle vrede toe in haar graf en het leven hierna ?.

In het zielenrijk zijn geen grenzen, maar op de wereld maken mensen die.

In het voorgaande stukje laat Ahmad een video zien over een aspect van de geschiedenis van zijn geboortegrond. Hij is iemand, die erg geïnteresseerd is in geschiedenis in het algemeen en vooral die van zijn eigen geboortegrond.

In dat opzicht lijk ik helemaal niet op hem. Ik heb op school altijd een hekel gehad aan het vak geschiedenis. Misschien komt dat wel, omdat ik toevallig een leraar voor geschiedenis had, die de stof op een heel saaie manier vertelde. De mensen in de geschiedenisboeken gingen daardoor voor mij niet echt leven en voor mij betekende een geschiedenisproefwerk alleen maar het uit mijn hoofd leren van droge feiten en jaartallen. Ik was nooit trots op de geschiedenis van mijn land en die van het westen in het algemeen. Ik had eerder een afkeer voor wat ik moest leren over de daden van onze voorvaderen. De verre en oude beschavingen boeiden me meer.

Maar wat me eigenlijk het meeste boeide vanaf mijn kindertijd is het gedrag van mens en dier als uniek individu. In dat opzicht zijn Ahmad en ik dus heel verschillend. Terwijl hij het liefst grotere groepen mensen en hun gedrag bestudeert en met name door de geschiedenis heen, houd ik me het liefst bezig met het bestuderen van individuen. Daarom schilder ik misschien ook zo graag portretten van mensen.

Waarschijnlijk mede omdat ik niet trots ben op mijn geboortegrond, zoals Ahmad dat wél is, voel ik me ook niet echt een Nederlander. Ik heb me altijd een vreemdeling gevoeld, zelfs in het gezin waarin ik opgroeide. Ik dacht meerdere malen in mijn leven dat ik een vondeling was, maar dat niemand me dat wilde vertellen. Het feit dat we om de haverklap moesten verhuizen, vanwege het beroep van mijn stiefvader, werkte ook niet mee om me ‘geworteld’ te gaan voelen in een bepaald gebied. Tot op heden droom ik meestal dat ik ergens ben op voor mij onbekend terrein. Zelden of nooit ben ik in mijn dromen op een plek die ik ken, laat staan met mensen die ik ken. Af en toe duikt er wel een bekende op in mijn dromen. Ik voel me dus een vreemdeling of, wat net zo goed geldt, verbonden met iedereen. Ik kan me druk maken om het leed van een ander mens, die ik niet ken, alsof het familie van me is. Voor mij zijn we eigenlijk één grote familie. Ik merk weleens dat dit niet door iedereen begrepen wordt. De meeste mensen zetten toch hun eigen familie op de eerste plaats.

Ik vind het niet belangrijk op welke plek van de wereld ik geboren ben en opgegroeid. Ik geloof dat ik kom uit het zielenrijk en ook zal terugkeren naar het zielenrijk.

In het zielenrijk zijn geen landsgrenzen en er is geen onderscheid in uiterlijke kenmerken, zoals op de aarde (zoals huidskleur, enz). Ik denk ook dat we er niet voor kiezen om op een bepaalde plek en als kind van bepaalde ouders ter wereld te komen. Zodra we op de aarde komen begint het leven hier en ik zie dat als een test. We komen hindernissen tegen en hebben goede en slechte ervaringen in de wereld. Het enige dat belangrijk is (in mijn ogen) is hoe we daarmee omgaan. En dat doet ieder op zijn/haar eigen manier. Op elk moment maakt de mens keuzes (en dat is het verschil met een dier. Een dier maakt geen keuzes, maar handelt op basis van instinct en leerervaringen). De mens heeft het vermogen na te denken en te kiezen voor gedrag op elk moment. De keuzes die je maakt hebben gevolgen voor het verloop van je leven. Andere mensen, die je tegenkomt op je pad, maken ook keuzes op elk moment en zo ontstaat interactie en reactie. Dat vind ik mateloos interessant.

Met die interesse lees ik boeken, kijk ik naar mensen en bekijk ik ook films en series. Wat voor keuzes maken mensen op elk moment en wat hebben die voor gevolgen? Toen ik in Pakistan woonde en mijn leven deelde met mijn toenmalige schoonfamilie, die leefde onder totaal andere omstandigheden dan ik, op een berg, in een huis van klei, zonder WC, elektriciteit en water, toen merkte ik het volgende. Dat zij niet anders voelden en dachten dan ik. Toen besefte ik dat we allemaal verbonden zijn, waar en hoe we ook wonen. Gewoonten en gebruiken kunnen per land verschillen, maar we hebben allemaal een vel en daaronder zit bloed. We kunnen pijn en vreugde voelen en iedereen heeft een hart. Dat is in deze wereld. Voor mij zijn er geen grenzen tussen mensen en de grond waarop we lopen is een tijdelijk en geleend goed. Over honderd jaar lopen hier weer andere mensen en zijn wij weer terug in het zielenrijk.