Rahma of compassie

compassieTerwijl ik op mijn fiets richting de yoga reed, kwam ineens het woord ‘rahma’ in mij op. ‘Dit is de sleutel’, dacht ik daarna direct. De sleutel tot de bevrijding. De bevrijding van gevoelens als angst, triestheid, woede, medelijden, enzovoort. Al laatstgenoemde emoties beklemmen het gemoed, laten het buikje samentrekken en maken de mens benepen. Terwijl de rahma de mens bevrijdt van dit alles en wel zo dat deze mens de wereld en alle mensen en dieren in het hart zou willen sluiten in één grote omhelzing. De borst wordt letterlijk verruimd door rahma.
Een moslim begint alle belangrijke en ook onbelangrijke handelingen met de al dan niet hardop uitgesproken woorden ‘bismillahir Rahmanir Rahim’ (in de naam van Allah, de Barmhartige en Genadevolle). Ook elk gebed en elke smeekbede beginnen met deze woorden.
Barmhartig en Genadevol zijn twee van de 99 wonderschone Eigenschappen die ons bekend zijn van Allah de Almachtige. Er zijn nog meer Heilige Namen, maar aan ons mensen zijn er slechts 99 geopenbaard en dat is ruim voldoende voor inspiratie tot het goede.
Compassie of rahma is niet hetzelfde als medelijden. Nee, zeker niet. Medelijden maakt dat je mee lijdt en dus afdaalt naar de ander in zijn/ haar emotie. Hoe kan je de ander uit dat moeras van verdriet of pijn trekken als je er samen middenin gaat zitten. Dat kan niet. Rahma is het aanvoelen van verdriet van een ander met een allesomvattende liefde die boven jezelf en de ander uitstijgt. Met die liefde kan je de ander omarmen zodat het lijden verlicht wordt. Rahma wist woede en verdriet uit en stijgt uit boven elk benepen oordeel. Rahma is groter dan wijzelf, omdat zij voortkomt uit het Goddelijke in ons.
Hoe komen we aan rahma? Kan je die dan met een vingerknip bij jezelf oproepen? Nee. Rahma zit in ons hart en wacht op een gelegenheid om naar buiten te komen. Maar daarvoor moeten wij een opening geven. En hoe kan dat? Door ons bewust te worden van onze negatieve emoties en daar eerlijk naar te kijken. Pas als we dat doen, krijgen die negatieve emoties en gedachten de plaats die ze toekomt. Een plaatsje in ons door angst en eigenbelang geïnspireerde wereldje. Een wereldje dat niet meer is dan een luchtbel of gebakken lucht. Zelf gebakken door ons voortdurende gehersenspin.
Sta erbij en kijk ernaar en dan kan zomaar de rahma tevoorschijn piepen. De rahma die alles verder van ondergeschikt belang maakt. Met de rahma kunnen we bergen verzetten, heel hard werken zonder moe te worden en een lichtpuntje zijn voor onze medemens, van welk geloof of gezindte ook.

Mijn geloof

Ik heb er al vaker over geschreven: hoe ik mijn geloof beleef. Het verhaal is echter niet statisch en mijn kijk op geloof en alles wat daarmee samenhangt verandert ook, naarmate omgevingsfactoren veranderen. Dus nog maar eens een poging……..
Als kind stond voor mij onomstotelijk vast dat er een God was. Ik zag daarvan overal bewijzen om me heen. In de gebeurtenissen die ik meemaakte en die voor mij nooit toevallig waren, maar altijd  verband hielden met elkaar. Mijn denken daarbij was niet zozeer causaal als wel synchroon. Ik zag een betekenisvol verband tussen het gelijktijdig of kort na elkaar plaatsvinden van gebeurtenissen. Pas later leerde ik dat er een verschil is tussen synchroon en causaal denken, maar als kind was dit synchrone denken voor mij een gewone zaak, die ik beschouwde als ‘mijn geheim’.
Als puber ging ik zoeken naar een kader om mijn ‘godsbeleving’ in te plaatsen. Ik vond dat niet in de kerken. Ik woonde protestante preken bij en ging met vriendinnetjes mee naar katholieke missen. Ik vond in de kerk geen aansluiting bij wat ik voelde. Filosofische beschouwingen die ik erop nalas uit oost en west konden ook nooit de lading dekken voor wat ik voelde. Vaak werd daar het idee van een hogere macht buiten beschouwing gelaten en werd naar mijn idee te veel nadruk gelegd op het eigen kunnen en willen, terwijl ik juist zoveel belang hechte aan de mysterieuze Helpende Hand die telkens leek op te duiken in de meest penibele situaties. Ook zag ik bepaalde wetmatigheden, die ik voor mijn eigen gemak dan maar ‘kosmische wetten’ noemde. Er zaten consequenties aan een bepaald gedrag of een bepaalde mentale instelling, begreep ik. Ik hield een schriftje bij om erachter te komen welke dat dan waren. Ik las boeken uit verschillende culturen en lette daarbij vooral op de universele overeenkomsten in de verschillende zienswijzen uit die culturen. Zouden die overeenkomsten dan diepere waarheden kunnen zijn? Zo ‘studeerde’ ik verder, waarbij de leerschool van het alledaagse leven voor mij de toetssteen bleef van alles wat ik wilde onthouden.
Dat zoekende gedrag deed mij overkomen bij mensen als een een soort journalist, die overal haar neus in stak, maar nooit ergens werkelijk deel van uitmaakte. Het gaf mij een gevoel van ‘niet weten’ maar ook een gevoel van enorme vrijheid, want alles was mogelijk.
In 1977 heb ik me laten inkaderen door een geloof waarin ik me ineens tot in mijn diepste vezels herkende, de islam. De Qur’an in de vertaling van Marmaduke Pickthall raakte mijn hart en ik wilde me zo snel mogelijk bekeren, wat ik ook deed. Mijn eerste stappen in de moslimgemeenschap waren tegelijk overweldigend geruststellend (het besef van de alomtegenwoordigheid van een Alwetende en Liefdevolle en Rechtvaardige Allah) als zeer beangstigend. Ik kreeg te maken met alle vooroordelen  en beperkingen en het bijgeloof van de Pakistaanse geloofsgemeenschap. Ik had maar één wens: het zo goed  mogelijk willen doen en voelde me dag in dag uit te kort schieten daarin.
Het geloof heb ik nooit losgelaten, wat voor stormen mijn bootje ook deden zwalken op de enorme zwarte oceaan, die mijn eerste huwelijk symboliseerde. Het vertrouwen in Allah en dat er ergens rechtvaardigheid moest bestaan hield me op de been. Ik ben moslim geworden en gebleven, omdat ik niet anders kan zijn dan trouw aan deze eenmaal genomen beslissing.
Maar……..ik heb steeds meer moeite met alles dat naar dogmatisch en onverdraagzaam neigt. En dat is wat ik nu zie bij zoveel geloofsgenoten.
Zodra het geloof een ‘jasje’ krijgt in de vorm van wat voor religie ook en zodra het geloof een machtsbolwerk wordt, dan gebeuren er nare dingen. Ik kan nu niet anders meer doen dan het geloof blijven zoeken in mijn eigen hart. Ik heb 37 jaar de islam bestudeerd en weet nu wat ik moet weten. Het gaat om de praktijk, wat in feite altijd al zo was. En ik meen dat het daarbij niet uitmaakt welk jasje je aan hebt. Het jasje van islam, het jasje van jodendom, christendom, hindoeïsme boedisme of zelfs een ‘atheïstisch’ jasje. Het gaat allemaal om de intentie waarmee je dingen denkt en doet. Levenswijsheden dateren van eeuwen geleden en profeten waren er in groten getale (125000). Met allen dezelfde boodschap: heb de ander lief als jezelf en gehoorzaam je Schepper.

Het slachtfeest (eid ul adha)

Zaterdag is het weer zover. Dan is het slachtfeest (eid ul akbar), een feestdag voor moslims. Het verhaal erachter vind ik mooi. In mijn eigen woorden naverteld gaat het als volgt:

Ibrahim (Abraham) krijgt van Allah de opdracht om zijn zoon Ismael te offeren. Zonder zich het waarom daarvan af te vragen wil Ibrahim doen wat Allah hem opdraagt, want hij twijfelt niet aan het woord van Allah. Hij vertelt het aan zijn zoon Ismael, die ook onmiddellijk vindt dat zijn vader Allah moet gehoorzamen en zich daarvoor vrijwillig beschikbaar stelt. Als Ibrahim en Ismael op weg zijn naar de plaats waar de vader zijn zoon zal gaan offeren, worden beiden geplaagd door de influisteringen van de Shaitan (duivel). Deze suggereert dat de hele opdracht waarschijnlijk een zinsbegoocheling is. Want hoe zou een liefhebbende God aan één van zijn schepselen zo een absurde en wrede opdracht kunnen geven! Shaitan probeert op zowel vader als zoon in te praten met zijn verraderlijke argumenten. Tot Ismael het zat wordt en een steen naar de duivel werpt. De steen raakt zijn ene oog en sindsdien is de duivel dan ook eenogig. Als ze uiteindelijk bij de plaats komen waar Abraham Ismael wil gaan offeren, gaat Ismael braaf op een steen liggen, klaar om gedood te worden door het zwaard van zijn vader. Maar het vlijmscherpe mes lijkt ineens heel bot te zijn en Ibrahim komt met geen mogelijkheid met het mes door de plek heen waar de slagader van zijn zoon zich bevindt. Ibrahim werpt het mes teleurgesteld weg en ziet tot zijn verrassing dat het nu ineens zo scherp is dat het een rots met gemak doorklieft. En dan ziet hij plotseling een schaap en krijgt de inspiratie van Allah swta dat hij in plaats van zijn zoon dit dier mag offeren.
Ik vind het een mooi verhaal, omdat het mij ontroert dat Ibrahim Allah zonder bedenkingen wilde gehoorzamen, ook al ging dat in tegen de liefde die hij ook voelde voor zijn zoon. Dat is iman (geloof) ten top in mijn ogen en komt neer op een diep en zeker ‘weten’ dat Allah er is en dat Allah niet anders dan Rechtvaardig kan zijn, in weerwil van al ons ogenschijnlijk ‘verstandig’ redeneren met het beperkte brein dat wij hebben. Onze rationele kennis kan gevat worden in een kopje, maar de kennis van ons hart omvat veel meer ruimte.
Het is een onderdeel van de bedevaart (hadj, een reis die iedere moslim minstens eenmaal in zijn/haar leven moet maken indien daartoe middelen zijn) in de islam dat mensen stenen gooien naar een pilaar. Dit symboliseert datgene wat Ismael deed, toen hij een welgemikte steen naar de duivel wierp. Ik was daar ooit bij (in 1999) en heb toen gezien dat het er rommelig en ruw aan toe gaat bij dat stenen gooien.
Verder is het gebruikelijk na afloop van de bedevaart een dier te slachten, wat het verhaal van Ibrahim en de gelukkige afloop daarvan symboliseert. Dit slachten van dieren doen niet alleen moslims die op bedevaart zijn, maar moslims over de hele wereld houden zich aan het gebruik. Soms slacht men met een groep mensen gezamenlijk een groter dier (een koe of een kalf). Soms worden er individueel of per gezin kleinere dieren geslacht, zoals schapen of geiten. Het is daarbij regel dat je een derde deel van het vlees voor jezelf houdt, een derde geeft aan familie en buren en een derde afstaat aan de allerarmsten. En dan is het natuurlijk belangrijk dat je niet het beste stuk voor jezelf houdt.
Ik heb nooit veel begrepen van dit gebruik. Het wordt niet genoemd in de 5 verplichte zuilen van de islam en ik heb dan ook nog nooit een dier geslacht (of laten slachten, zoals dat in de praktijk meestal gebeurt). Wel krijg ik jaarlijks van mijn buren een schapenpoot, want zij leven deze traditie wel na.
In Mecca heb ik na het slachtfeest op straathoeken stukken van kadavers zien liggen. Huid en afgedankte stukken vlees die aan het wegrotten waren. Niet iedereen benutte dus elk deel van het offerdier. Die taferelen gaven mij geen goed gevoel.
Het extra slachten van dieren in een weldoorvoed land als het onze, waarin de vleesconsumptie toch al hoog is zie ik niet als een daad van liefde. Het gedeelte van het vlees dat naar armen zou moeten gaan, gaat in de regel niet werkelijk naar armen, vrees ik. Want hoe kan men bijvoorbeeld een dakloze blij maken met een stuk rauw vlees?
Met andere woorden: ik ben moslim, probeer me in ieder geval aan de vijf zuilen van de islam te houden, maar…….ik heb nooit veel begrepen van deze traditie.
Wat ik alleen wil onthouden uit dit verhaal: het blinde geloof en het blinde vertrouwen dat Ibrahim en zijn zoon hadden in Allah de Almachtige. Dat vind ik mooi en naar dat voorbeeld wil ik graag leven.

Beginnende ongemakken bij het ouder worden

Het slijmbeursje hindert me nog steeds bij bepaalde bewegingen van mijn rechterarm en ook bij het slapen op de rechterzij. Maar ik heb besloten het maar even zo te laten en af te wachten of het met de tijd overgaat. Zeker is dat de ontstekingsremmers niets gedaan hebben om het te verhelpen, zodat ik al begin te geloven dat het helemaal geen slijmbeursontsteking is, maar misschien iets heel anders.
Ik wil de klacht aanzien en wachten tot volgend jaar, wanneer ik zo slim zal zijn om fysiotherapie op te nemen in mijn ziektekostenvergoedingspakket. Maar……het blijft niet bij deze klacht. Ik heb elke dag wel wat. Hier een pijntje en dan daar een pijntje. Ook mijn energiepeil is een stuk lager dan een jaar geleden. Ik denk dat ik ik erin moet berusten dat het ouder worden en het slijten van mijn kleine lichaam niet ongemerkt voorbij zal gaan. Ik moet me gewoon aanpassen aan mijn leeftijd van nu bijna 64 jaar. De tijd is voorbij dat ik glimlachend zei dat ik weliswaar een gezicht had, waarop mijn leeftijd goed is af te lezen, maar dat ik me in feite 28 jaar voel, zowel in de sportschool als daarbuiten. De sportschool heb ik al een jaar niet meer bezocht. Dus hoe ik me daar nu zou voelen te midden van vrouwen die bijna 40 jaar jonger zijn dan ik weet ik niet. Ik weet wel dat ik elke morgen niet zo fit opsta, ongeacht het aantal uurtjes dat ik geslapen heb. Mijn spieren schieten vaak in een kramp en mijn rechter bovenarm blijft irritant zeuren.
Voeg daarbij twee lastige voeten die alleen maar in breedtemaat H tot M passen en een dikke darm die de vorm heeft van een trechter, dan weet je dat mijn lichaam alles behalve volmaakt is. Maar volmaakt genoeg om blij te zijn met elke dag en met alles wat ik nog kan. Shukr Allah. Dank U voor Uw Genade, Allah.

Adab

Ahmad en ik lopen boodschappen te doen in een grote en bekende supermarkt. Ik zie een man in een djellaba met een baard, die zonder te letten op de mensen om hem heen, ook zijn boodschappen doet. Even later staan we in de rij. De rij is vrij lang. Daarom komt er een kassière bij, die vrolijk mensen die kunnen pinnen oproept om bij haar kassa aan te sluiten. Achter Ahmad staat een vrouw te bellen, die abrupt haar telefoongesprek afbreekt om naar die kassa toe te gaan. Maar de man achter haar is haar voor. Hij racet met zijn karretje voor haar uit en snijdt haar de pas af, zonder op of om te kijken naar haar. Kennelijk is het voor hem heel belangrijk haar niet voor te laten gaan.
Ahmad wijst me de man aan, die nu met een norse blik zijn boodschappen snel op de band zet. ‘Kijk, daar word ik nu naar van’, zegt Ahmad, ‘dat mensen met een zogenaamd religieus uiterlijk zich zo gedragen.’ ‘Ja’, zucht ik, ‘een djellaba en een baard maken helaas nog niet dat een persoon ook adab (goede manieren) heeft.’
Het verbaast me niet meer dat mensen met heel vrome bedekking vaak door de wereld gaan alsof er geen andere mensen bestaan dan hun  eigen geloofsgenoten. Hun blik is vaak zo afwijzend dat je er kippenvel van krijgt. Zou Allah daar echt blij mee zijn? Ik denk het niet. Een glimlach of een goed woord zijn geschenken en die mag je toch uitdelen aan al wie je tegenkomt op je pad? We zij allemaal schepselen Gods. Of denken ze echt dat ze beter zijn dan de mensen om hen heen, zodat ze hen geen blik waardig hoeven keuren? Eèèègggggh……..

Allah is echt Groot

Dat dacht ik vandaag weer, toen ik me realiseerde hoe vaak ik ben ontsnapt aan grote gevaren en valkuilen door de onzichtbare Hand van Allah de Almachtige.
Van jongs af aan ben ik door het leven gegaan op een vrij argeloze en naïeve manier. Ik zag wel dat sommige mensen aardiger waren en beter te vertrouwen dan anderen, maar in de slechtheid van de mens geloofde ik eenvoudigweg niet. Ik bedoelde het zelf goed en ging er vanuit dat anderen dat ook deden. Als ik al benadeeld werd door een ander dan ging ik ervan uit dat het gewoon een ‘foutje’ was (zoals ikzelf ook fouten maakte) en dat de ander het niet zo bedoeld had. Een eenvoudig sorry van de ander of gewoon weer doen of er niets gebeurd was, was voor mij dan genoeg om die persoon te vergeven. Ik was al blij als mensen aardig tegen me deden. Mijn kinderhand was snel gevuld met liefde, waaraan ik doorgaans niet gewend was. Een aardig woord en ‘je had me’.
Op die argeloze manier wandelde ik door het leven, mijn intuïtieve gevoel of iemand al dan niet te vertrouwen was negerend. Want ik was niet blind. Ik zag dat mensen soms logen of een andere intentie hadden dan ze voorwendden, maar ik luisterde daar niet naar. Ik kneep gewoon een oog dicht en zei tegen mezelf dat ik het misschien niet goed had gezien. Door dit negeren van mijn innerlijke stem, die me heus wel waarschuwde, kwam ik in diverse situaties terecht die niet gunstig waren voor mij en soms ronduit gevaarlijk. Zo ben ik drie keer in mijn leven bijna verkracht, maar nog net niet. Ik heb gemerkt dat ik goed kon schreeuwen met een verrassend laag stemgeluid en gebruikmakend van de schrik van de belagers kon ontsnappen en wegrennen. Verder ben ik ontsnapt aan onterechte beschuldigingen aan mijn adres. Bijna werd mijn kind mij afgenomen doordat de ‘vertrouwensarts’ de beschuldigingen blindelings geloofde. Maar…. plotseling kwam hij te overlijden en hij werd vervangen door een andere vertrouwensarts, die mijn verhaal geloofde boven dat van de anonieme lasteraars. Iemand heeft me willen opzadelen met een duur huis met een zware hypotheek in combinatie met een huurcontract, waaraan ik geen einde zou kunnen maken. Dat is niet gelukt, omdat ik ineens ontwaakte uit een blind en onterecht vertrouwen in de persoon die ik ten onrechte van kinds af had proberen te zien als ‘familie’. Ik had nog net de tegenwoordigheid van geest om hier niet in te trappen, maar had dat bijna wel gedaan in mijn argeloosheid. Had ik dat wel gedaan, dan had ik nu financieel in zwaar weer gezeten en zou ik zijn aangewezen op de voedselbank.
In plaats daarvan zat ik vanmorgen op mijn eigen bank in het zonnetje te overpeinzen hoe genadig Allah voor mij is geweest in mijn leven.
Alhamd-ul-Illah. O Allah, ik dank u voor de genade die U mij elke dag geeft en ik schaam me dat ik zo weinig terug doe. Niets anders dan de verplichte gebeden, waarbij mijn gedachten ook nog te vaak afdwalen. O Allah, maak mij tot Uw dienaren en laat mij liefde verspreiden onder Uw schepselen, van wie ik houd omdat het Uw schepselen zijn. Mijn daden schieten schromelijk te kort om Uw Goedheid te beantwoorden met de eer die U toekomt.

Islam en islam

Islam betekent letterlijk overgave. Overgave aan de Wil van de Schepper. De islam in deze betekenis bestaat al vanaf de tijd van Adam, de eerste profeet, waarna 124000 ander profeten volgden. O.a. Ibrahim (Abraham), die ook wel de aartsvader genoemd wordt van de monotheïstische godsdiensten, te weten het jodendom, het christendom en de islam.
“De Qur’ an bevat een tot de verbeelding sprekend verhaal over hoe Abraham, profeet van God, tot het geloof in God gekomen is. Abraham had dit geloof niet van thuis uit mee. Hij groeide op in een ‘normaal’ gezin van zijn tijd, een gezin van afgodenaanbidders. Meer nog, zijn oom vervaardigde zelfs die beelden. Al vroeg stelde Abraham zich daar vragen bij: hoe kan men nu een beeld aanbidden dat men zelf maakt? Hij sprak er zijn oom over aan, maar die wees Abraham terecht. Hij sprak er mensen in het dorp over aan, ook die wezen hem terecht. Op een avond, trok hij naar de bergen. Daar observeerde hij het vallen van de avond. Geleidelijk aan werden in de donker wordende hemel de sterren zichtbaar. En Abraham bedacht hoe sommige mensen de sterren als goden aanbaden en vroeg zich af of dat God kon zijn. Maar dan kwam de maan op – daarbij verbleekte het licht van de sterren. Sommigen aanbidden de maan als god, bedacht hij – zou dat dan God zijn? Maar tegen de ochtend kwam de zon op, en daarbij verbleekte dan weer de maan. En ’s avonds, was die zon weer weg. De jonge Abraham besloot dat noch de sterren, noch de maan, noch de zon god kon zijn, maar dat God diegene was die al die hemellichamen gemaakt had.” http://www.amazigh.nl/awar/index.php?topic=10331.0
Herhaaldelijk wordt in de Qur’an gerefereerd aan Ibrahim als de hanif, d.w.z. hij die in één God gelooft. En zo worden ook andere profeten aangehaald in de Qur’an, die allemaal kwamen met dezelfde boodschap, dat er slechts één Schepper (God, Allah) is. Zij kwamen allen met de boodschap dat je je aan de wil van de Schepper dient te onderwerpen, dus met de boodschap van islam (overgave), nog voordat de islam er was als de godsdienst zoals wij die nu kennen. Profeet Muhammed vzmh was de laatste profeet en kwam met het laatste heilige boek, de Qur’an, die een bevestiging en aanvulling vormde van de andere drie heilige boeken, de Thora, de Psalmen en de Evangeliën. En zo ontstond de godsdienst die men nu islam noemt, maar die in wezen niet verschilt van de eerdere monotheïstische godsdiensten.
Daarom vind ik het zo jammer dat die universele boodschap, zoals doorgegeven door alle profeten die op de wereld zijn geweest, over het hoofd wordt gezien en dat er nu alleen maar wordt gelet op verschillen tussen alle montheïstische geloven: het jodendom, het christendom en de islam. Om nog maar niet te spreken van de onderlinge verschillen die ook weer gemaakt zijn door mensen tussen diverse vormen van christendom, jodendom en islam. In de islam zijn er maar liefst 73 stromingen, waarvan elke stroming beweert dat het de enige ware is.
Helemaal triest is het dat nu op de wereld mensen van ditzelfde monotheïstische geloof dat zijn oorsprong heeft gevonden bij aartsvader Abraham (Ibrahim) elkaar nu bestrijden en afmaken. Het brengt mij enigszins in de war. Zijn dit nu de mensen die het geloof in hun hart dragen? Gedragen zij zich zo, omdat zij overtuigd zijn van hun eigen gelijk? Wie heeft gelijk? Alleen Allah. Wij zijn allemaal slechts dienaren.
Ik krijg steeds meer de neiging om me terug te trekken en mijn geloof weer te beleven zoals het bij mij begonnen is, een relatie tussen mij en Allah en een weg die ik alleen dien te bewandelen, want ik ga alleen dood en de twee engelen des doods zullen mij dan bevragen over wat ik heb gedaan in deze wereld. Wat goed is en wat slecht is staat duidelijk beschreven in de heilige boeken en mijn leidraad is de Qur’an, het boek dat nooit veranderd is. Verder bemoei ik me niet meer met de stromingen. Allemaal hebben ze wel een een stukje van het gelijk, maar discussie doodt mijn geloof en ik wil er dus niet aan meedoen.
Intussen staat ook in deze heilige maand de wereld in brand en doden broeders en zusters in het geloof elkaar en hun onschuldige kinderen. Hoe heeft het zover kunnen komen? Allah, help ons!
Qur’an Karim 29_46    And do not argue with the People of the Scripture except in a way that is best, except for those who commit injustice among them, and say, “We believe in that which has been revealed to us and revealed to you. And our God and your God is one; and we are Muslims [in submission] to Him.”

Ontmoeting met mezelf

Het gebeurt telkens weer tijdens de ramadan. In deze maand kom ik steevast mezelf tegen en zo ook nu weer. Die ontmoeting is niet altijd zo prettig. Het is niet leuk om plotseling oog in oog te staan met mijn eigen tekortkomingen. Ik wil de lezer niet belasten met mijn privé jihad tegen mijn nafs (ego). Kan alleen maar zeggen dat ik na bijna 64 jaar in leven te zijn nog steeds verrast ben bij wat ik allemaal tegenkom in mezelf. Ik vergelijk die ontdekkingstocht met een ui. Die heeft verschillende lagen en telkens als je een laag eraf pelt kom je weer een nieuwe laag tegen. Wanneer kom ik bij de kern? Wanneer zal ik zoveel geleerd hebben van mijn fouten en onverstandige beslissingen dat ik alle lagen heb kunnen weg pellen en wordt ik eindelijk de persoon die ik behoor te zijn en waarover Allah tevreden kan zijn? Zal ik dat punt ooit bereiken?
De tijd is voorbij dat ik me verontschuldigde door aan te voeren wat ik heb meegemaakt in mijn jeugd en wat andere mensen fout gedaan hebben met mij in mijn leven. Ik kan andere mensen niet veranderen noch mijn eigen verleden. Kan alleen maar kijken hoe ik nu reageer op dingen en daarin mezelf proberen te  verbeteren. Hoeveel gewoonten en ingesleten patronen zijn er niet in mijn gedrag geslopen. Reactiepatronen die te maken hebben met overlevingsstrategieën uit mijn verleden. Patronen kunnen doorbroken worden. Maar dan moet ik ze eerst ontdekken en dat kan ik alleen door eerlijk naar mezelf te kijken en de feedback te overdenken die ik van anderen krijg. Elk jaar weer tijdens de ramadan  voel ik een onzichtbare steun die mij helpt in dit proces een klein stapje verder te komen. Daar moet ik dan weer een jaar mee verder, tot de volgende ramadan.
Wat een mooie tijd van bezinning.

Allah heeft geen partners

Dat blijkt duidelijk uit veel verzen in de Qur’an, zoals ook de volgende twee verzen:
Sura 7

( 196 )   Indeed, my protector is Allah, who has sent down the Book; and He is an ally to the righteous.
( 197 )   And those you call upon besides Him are unable to help you, nor can they help themselves.”
Hier wordt verwezen naar de beelden van afgoden die de heidense Arabieren in de tijd van de tijd dat de Qur’an werd neergezonden aanbaden. Maar hetzelfde geldt natuurlijk ook voor mensen die wij eventueel om spirituele hulp vragen naast Allah, zoals soefisheikhs. Hoe wijs deze mensen ook zijn, het blijven mensen en dus dienaren van Allah de Almachtige en zij kunnen niets uitrichten zonder Allah. Als we voor Allah staan op de dag der opstanding dan zijn we alleen en dan zullen onze medemensen ons niet baten, noch onze rijkdommen noch onze kinderen en andere familieleden. Dat staat vaak genoeg beschreven in de Qur’an.
En hier hebben de tegenstanders van het soefisme wel een punt. In de soefisme tariqats lijkt het er vaak op dat de volgelingen van een sheikh de sheikh vereren en aan de sheikhs bovennatuurlijke macht toeschrijven. Het kan best zijn dat zij deze ook bezitten, maar voor aanbidding en het vragen om hulp moeten we bij Allah Zelf zijn en daar geen tussenpersonen tussen plaatsen die voor ons ‘een goed woordje’ zouden moeten doen bij Allah. Nergens staat beschreven in de Qur’an dat wij dat zouden moeten doen. Nee, Allah is dichterbij dan onze halsslagader en Hij hoort het gebed van de smekende. Allah is de Ene en Hij heeft geen deelgenoten!
Een soefisheikh is een murshid (d.w.z. een leraar), die de murid (leerling) kan helpen om een betere dienaar van Allah te worden. Maar nooit meer dan dat. Wij moeten een sheikh niet vereren, want alleen Allah heeft daarop recht. Wij kunnen wel luisteren naar de wijze levenslessen van een sheikh en nog belangrijker: ze vervolgens ook in praktijk brengen. ‘Listen en obey’. maar daarmee houdt het op. De sheikhs leren ons een goede ‘adab’. Goede omgangsvormen met de wereld om ons heen te dienste van Allah. Dat is waar het om gaat.
Zelfs de profeten hebben nooit gezegd dat we hen zouden moeten vereren. Zij kwamen in alle tijden dat de mens bestaat als boodschappers om de mensen eraan te herinneren dat wij door Allah zijn geschapen en tot Hem zullen terugkeren en dat dit aardse leven niets anders is dan een test. Enkelen van hem lieten geschriften na, die alle heilig zijn, zoals de Tora, de psalmen en de evangeliën en het laatste heilige boek is de Qur’an, het sluitstuk van al deze geschriften. Het enige heilige boek dat in de loop der tijden nooit veranderd is door mensen.
Het richtsnoer voor ons handelen is en blijft de Heilige Qur’an, het Woord van Allah Zelf. Hieruit putten ook de soefisheikhs als zij ons onderwijzen en trainen.

Bedekking

Ahmad en ik lopen te zoeken naar wat spullen in een winkelgebied
Ik heb mijn fishermanpant aan, waarin ik me heel lekker voel, want het is een broek die mijn benen geheel bedekt maar desondanks heel luchtig is en daarboven een T’shirt met driekwart mouwen. Dan zien we ineens de Marokkaanse familie, bij wie we laatst waren voor de dhikr. De oma zit uit te rusten met haar kleinzoon op een paar dozen. Zij is zedig gekleed met een hoofddoek en een wijde jellaba en haar zoon draagt gewoon luchtige Europese kledij. Ik begroet haar: ‘asalamu aleikum’. Ze aarzelt een beetje, herkent me niet direct, maar laat zich toch door mij omhelzen. De zoon begroet Ahmad ook hartelijk met een islamitische vredesgroet, waarna hij mij begroet met goedemiddag of iets dergelijks. Dan zien we ook de vader en moeder, ma ook gehoofddoekt en zedig tot haar nek ingepakt. Ik omhels haar en ik zie haar en haar man ook een beetje verbaasd naar me kijken. Ahmad en de vader praten wat en de zoon vraagt ‘je komt toch wel naar de dhikr deze week?’ Intussen sta ik erbij met mijn tasje onder mijn arm geklemd en mijn armen een beetje over mijn borst gekruist. Ik heb het gevoel of ik voor deze mensen sta in mijn onderbroek.
Ik merk, als we weglopen, dat ik enigszins van slag ben geraakt door deze ontmoeting. Voelde ik me net nog zedig genoeg met mijn wijde broek, nu voel ik me ongeveer de hoer van Babylon. Ik zeg het tegen Ahmad, dat ik helemaal van de wijs ben gebracht. Waarom zien moslims met hoofddoeken je altijd als een twijfelachtige moslim, terwijl de rest van de wereld juist met bevreemding kijkt naar deze hoofdtooi van vrouwen, die zij volhouden in de westerse wereld, terwijl hun mannen gewoon westers gekleed naast hen lopen. Waarom moet ik mijn geloof aan mijn moslimbroeders en zusters bewijzen met een hoofdbedekking?
Het blijft aan me knagen. ‘Ik houd van jou, hoe je ook bent en hoe je je ook kleedt’, zegt Ahmad. Maar ik weet dat hij een hoofddoek mij wel mooi vindt staan. Weer krijg ik die rare twijfels rond een lap stof. Ik zeg: ‘Het lijkt wel een vlag’. Draagt de vrouw een doek, dan staat de vlag op ‘asalamu aleikum’. Heeft ze geen doek, dan is het voor haar ‘doei en dag’. Respect, afhankelijk van een lap. Ik krijg daar oneerbiedige middelvingerneigingen van.