7. Sociale en culturele beroering in Arrahal

Weer een stukje uit het leven van mijn wederhelft, wiens leven in niets lijkt op het mijne en met wie ik me toch zo verbonden voel. Dit is een persoonlijk verhaal, maar er zal ook nog een stukje geschiedenis volgen in latere stukjes. (Voor de liefhebbers daarvan, die er ook blijken te zijn.) Mij lijkt dat het geen kwaad kan om de sluiers, die de geschiedenis bedekken, te laten oplichten door een man, die zich daarin heeft verdiept. Toen ik vanmorgen in de digitale Volkskrant zag dat Ibn Khaldun werd geciteerd als een ‘Berberse’ filosoof, begreep ik dat enige geschiedkundige info geen kwaad kan.

Maar hier dus een stukje persoonlijke geschiedenis van de man van mijn leven.

Voor degenen die Spaans kunnen lezen weer het origineel:

In mijn dorp opende zich beetje bij beetje een sociaal-culturele omgeving waarin na verloop van tijd een toegewijde jeugd zou ontstaan ​​die opkwam voor hun rechten. Het Franco-regime, gepersonaliseerd in de priester, de commandant van de gemilitariseerde politiemacht van de Guardia Civil, de burgemeester, de rechter en de feitelijke bevoegdheden van het volk, bood de jeugd weinig meer perspectief dan een zeer conformistische traditie en manier van leven.

kerk van Vera Cruz

Een kleine groep jonge mensen had zich verzameld rond de kerk van Vera Cruz, een gebouw dat tijdens de burgeroorlog in vlammen was opgegaan. De vlammen vernietigden de afbeeldingen en schilderijen die erin stonden, maar hadden de structuur van het gebouw niet aangetast. Met veel werk slaagden we erin om de muren van de kerk te herstellen met verf en we maakten er een kartonnen plafond in. Op de plaats waar eens het altaar was, maakten we ​​ruimte voor een podium om toneelstukken te organiseren, lezingen te geven, enzovoort. Toen dit werk klaar was, ontstonden er een theatergroep, een bibliotheek en een ruimte voor ontmoetingen en dansavonden. De theatergroep speelde verschillende werken van Alvarez Quintero en Jacinto Benavente in dramatische stukken met flamenco- en Lorca-teksten.

Anderen van ons legden zich toe  het organiseren van activiteiten om het perspectief van de werkenden te verbeteren. Nadat ik de cursus voor tractorchauffeur had georganiseerd, sprak ik met de instructeurs. Ik wilde voor mezelf en mijn dorpsgenoten een cursus automonteur regelen, die werd gegeven door de organisatie Formación Profesional Obrera (F.P.O.). Omdat er een geschikte locatie beschikbaar was voor het geven de cursus, werd met dit plan ingestemd. De cursus werd gegeven in een magazijn dat voorheen een bioscoop was geweest.

Mijn vader wilde me eigenlijk niet aan de cursus laten deelnemen, omdat ik hem moest helpen met landbouwwerk. Want mijn broer vond, nadat hij het tractor-rijbewijs had behaald in de cursus die we al hadden gevolgd, een baan als chauffeur op de boerderij van een landeigenaar. Dus ik bleef alleen achter om mijn vader te helpen. Ik overtuigde mijn vader ervan dat ik deze cursus toch zou kunnen volgen, nadat ik op het veld had gewerkt. Elke ochtend pakte ik mijn fiets en reed 14 kilometer naar de land. Daar werkte ik de hele dag en fietste terug naar mijn huis. Daarna ging ik snel douchen, andere kleren aantrekken en de cursus volgen die om 19 uur begon en duurde tot 24 uur. Dan de volgende ochtend weer terug naar het veld, enzovoort, en dit zes maanden lang. Mijn benen werden als die van Popeye, de spinazie-eter.

Na het bezig zijn met de motoren en het vet, moest ik weer douchen, als mijn werkdag voorbij was. Toen de cursus in september begon, waren er dagen dat we allemaal peentjes zweetten, maar het was erg leerzaam voor mij, omdat ik altijd op zoek was naar iets dat ik kon leren. En zo is mijn leven altijd geweest, tot nu toe, tot en met de tweeënzeventig jaar die ik nu tel. Maar zoals een gezegde luidt in mijn land: ‘laat ze niet proberen deze dans van me af te nemen’.

Toegift, nog een vegetarisch recept: daal met rijst

Eigenlijk had ik zelf ook nog een vergetarisch recept uit de Pakistaanse keuken. Ik ben er gek op en wijlen mijn broer kon ik er ook heel blij mee maken. Het is erg gemakkelijk en snel te bereiden. Hier komtie.

Daal met rijst

rode linzen of rode daal

Ingrediënten: Rode linzen, ongeveer 300 gram, 3 kopjes basmati rijst, zout, rode chilipeper, koenjit, 2 kleine tomaten of 1 grote, 3 to 5 tenen knoflook, komijnzaadjes, olijfolie of roomboter (naar keus)

Doe de daal in een kookpan en was deze door enkele malen water erop te gieten en te laten weglopen tot het water wat helderder blijft. Zet de daal met ruim water op het vuur en laat deze aan de kook komen. Voeg zout toe en een halve theelepel koenjit en chilipoeder naar smaak. Zet intussen ook de rijst op in een rijstkoker of kook de rijst zoals je gewend bent.

Pel de knoflook en snipper deze in kleine stukjes. Was de tomaten en maal ze fijn in een keukenblender of gewoon met de staafmixer.

Als de daal kookt, zet je hem zacht en laat je hem pruttelen met de deksel erop tot je ziet dat hij gaar is. Dat is vrij snel, na een half uurtje wel. Zorg dat hij niet te droog wordt en niet gaat plakken aan de bodem tijdens het koken (dus wel af en toe even kijken en wat roeren en voeg zo nodig water toe). Als de daal gaar is en een beetje begint te springen en spatteren, voeg je de gemalen tomaten toe en laat je het geheel nog even op een nog kleiner pitje warm blijven en garen. Bak in tussen in een kleine koekenpan de komijnzaadjes in boter of olijfolie. De zaadjes mogen een beetje bruin worden, maar zeker niet te donker. Voeg dan de knoflook toe en laat deze ook bruinen. Niet te hoog vuur, want het gaat vrij rap en hier gaat het om de juiste bruining. Ook de knoflook mag wel bruin worden maar niet branden. Zodra het prutje van komijn en knoflook een ideale kleur en geur heeft, til je de deksel van de daal op en doe je het gebakken mengsel bij de daal.

Waarschijnlijk is je rijst intussen ook klaar. Opdienen dan maar. Heerlijk met wat sambal erbij of mangopickles van patak.

Echt een gemakkelijk gerecht, dat in een half uur bereid kan worden. Eenvoudig en lekker ?

Ook te gebruiken als bijgerecht bij andere Pakistaanse gerechten. Restjes zijn goed te bewaren in de vriezer.

Vegetarische stoofpot van zwarte ogen bonen en groenten

Vandaag geen stukje van de ‘el Andaluz’, de verteller. Hij had het druk, omdat het zijn beurt was om te koken en hij is daarbij nog bezig met een glas in lood schemerlamp.Ik heb zelf geen nieuws, behalve dat ik weer boodschappen heb gedaan en dat ik gisteren mijn vertaling van ‘Andalusië als moederland’ heb afgekregen en al eenmaal helemaal heb doorgelezen en nagekeken. Het boek is nu bij Ahmad om na te kijken. Hij kan het met de vertaalmachine van ‘Vertalen Nu’ in zijn eigen taal nalezen en dan controleren of ik alles wat hij wilde zeggen wel begrepen heb. Want ik heb het politieke en geschiedkundige inzicht van een pinda. Ik heb 0,0 verstand van politiek, geschiedenis en geldzaken.

Om toch weer wat leuks en mogelijk interessants te delen heb ik hier het recept van het gerecht dat hij vandaag maakte. Ik moet zeggen dat ik steeds meer neig naar het genieten van gerechten zonder vlees. Zelf ben ik iemand, die tot op heden weinig recepten van vleesloze gerechten kende. Ik ben gewend Pakistaans/Afghaans eten te bereiden en die keuken bevat veel vleesgerechten. Evenals de Indonesich/Javaanse keuken en de paar Nederlandse schotels die ik ken.

Vegetarische stoofschotel van zwarte oog bonen

Ingrediënten: vijf handen vol zwarte ogen bonen, een stuk pompoen, een rode puntpaprika, een stuk winterwortel, een handvol sperciebonen, een paar tenen knoflook, een hele bol knoflook ongeschild, een stuk knolselderie, 3 laurierblaadjes, een paar kruidnagels, zoete paprikapoeder, chilipoeder, gemalen komijn, zout, olijfolie.

Bereiding

Zet de zwarte ogen bonen een dag van te voren in een ruime hoeveelheid warm water met wat zout te week.

Een dag later: Pel drie tenen knoflook een snipper deze in kleine stukjes, was de rode paprika en ontdoe deze van de zaadjes en zaadlijsten en snijdt deze ook in stukjes, schil de ui en snipper deze ook in kleine stukjes.

Fruit de knoflook in olijfolie tot deze goudbruin ziet en voeg dan de ui toe, laat de ui fruiten tot deze lichtbruin meekleurt en doe daarbij de in stukjes gesneden rode paprika. Fruit de rode paprika enkele minuten mee en voeg dan een theelepel zoete paprika toe. Laat heel even meefruiten, maar het mag niet verbranden.

Voeg dan ruim water toe (eventueel voorgekookt) en doe daarbij de geweekte bonen. Snijdt het stuk pompoen, ontdaan van de schil in stukjes en voeg deze toe, eveneens een stuk peen, in stukjes gesneden en de spercieboontjes, gewassen en in stukjes gesneden. Voeg voor de maak een stuk knolselderie toe, waarin je een paar kruidnagels hebt geprikt. Voeg ook een hele bol knoflook toe met schil en al (nadat je eerst de los zittende schilletjes hebt verwijderd en de bol hebt gewassen). Voeg de laurierblaadjes toe. Voeg zout naar smaak toe en een beetjes chilipoeder en ook een halve theelepel komijnpoeder. Laat alles, eenmaal aan de kook, op een zacht vuur gaar pruttelen. Reken erop dat deze stoofschotel wel anderhalf uur moet pruttelen op zacht vuur om de bonen goed gaar te krijgen.

Opdienen met stokbrood dat even in de oven is gezet voor een knapperige beet.

Ik verzeker je dat je smult van dit simpele en voedzame gerecht.

6. Een onzichtbare toekomst

Sorry lezer, hier toch weer een stukje in de serie ‘Ahmad vertelt’. Het wordt nu, wat mij betreft, interessanter. Omdat hij het niet langer over droge geschiedkundige feiten heeft van bijna 2 millennia terug, maar over zijn eigen leven als werkende en autodidact. Wat hij schrijft heeft ook alles met mij te maken. Omdat het duidelijk zal maken waarom ik zo gek ben op mijn lieve, dappere en eigenwijze autodidact.

Hier weer het origineel

En hier mijn vertaling:

De jonge mensen in mijn dorp zagen voor zichzelf geen toekomst op het platteland. Maar het was het was voor de meesten van ons ook niet veelbelovend om naar de grote steden te emigreren, omdat we niet voldoende onderwijs hadden. Slechts een minderheid van de kinderen kon hoger onderwijs volgen, want dat was kostbaar voor de kinderen van de boeren en dagloners. Ik had graag landbouwkunde willen studeren, maar mijn vader had me nodig om op het land te werken.

Elke ochtend gingen we naar de velden om te werken, met de muilezels opgetuigd en beladen met landbouwwerktuigen. Vaak ontmoetten we andere boeren uit Paradas en ze begroetten ons altijd met de woorden: ‘tot de vrede van God, broeder’. Ik hield van die begroeting. Later kwam ik erachter dat dit ‘assalamu alaikum, broer’ betekent. De woorden zijn dus een moorse erfenis. Ik was één van de vele jonge mensen uit ons dorp, die zijn ouders vergezelde en hielp bij landbouwwerk. Het was nog in de tijd dat de meerderheid van ons het land bewerkte volgens traditioneel gebruik, met dieren als arbeidskrachten. De rijksten onder ons waren al begonnen met het gebruik van tractoren en andere machines. Dat is de reden dat we voelden dat we geen toekomst hadden met ons werk op het land en dat er voor ons geen toekomst was weggelegd in onze dorpen.

Omdat ik nooit rust in me had en altijd iets nieuws wilde leren, woonde ik bijeenkomsten bij die werden gehouden in het huis van een priester, met andere jonge mensen uit de stad. We maakten deel uit van een groep katholieke landbouw- en plattelandsjongeren. Er waren weinig mogelijkheden voor jonge mensen zoals wij. Je had alleen de bars om alcohol te drinken, de bioscopen of je kon wandelen op het dorpsplein. Dus zochten we naar onze eigen manieren om plezier te hebben, maar ook wilden we graag wat leren en zochten we naar andere toekomstmogelijkheden.

Omdat ik het het gebrek aan perspectief van mijzelf en mijn mededorpsgenoten inzag, pakte ik op een dag mijn fiets en ging naar het stadje Marchena op een afstand van twintig kilometer. Er was een officiële instantie, de Agrarische Kamer, en ik nam contact op met de verantwoordelijke experts. Ik vroeg hen om informatie over cursussen voor jongeren op het platteland en zij vertelden mij dat het mogelijk was om een cursus te organiseren voor het leren besturen van een tractor. Zoals ze mij hadden geadviseerd, vroeg ik hen om de formaliteiten te regelen voor het realiseren deze cursus. Enkele maanden later lieten ze me weten dat het de cursus was goedgekeurd

We begonnen de cursus met een twintigtal jonge mensen. We hadden in die cursus tractoren, aanhangwagens, ploegen en alles wat we nodig hadden om met machines te kunnen werken. Ze leerden ons zelfs werken met een maaidorser, een machine die kon maaien, dorsen en wannen. Werk waar voorheen 5 mannen voor nodig waren gedurende een week werken, deed de maaidorser in één dag. Hoe zou het dan mogelijk zijn om via handwerk te concurreren met de mechanisatie op het veld? En daarbij zou nog het gebruik van chemicaliën komen: compost, insecticiden, herbiciden, enzovoort.

Met het tractor-rijbewijs kon men in die tijd nog een aanvraag voor een autorijbewijs indienen. Die werd dan behandeling genomen en ingewilligd na een korte rijtest. Voor veel jonge mensen betekende het tractor-rijbewijs dat hun werk op het veld werkelijk gemoderniseerd werd. Velen van hen gingen met dat diploma werken als tractorchauffeur, hetzij op hun eigen terrein, hetzij als loonarbeider. Mijn vader had geen geld voor moderne landbouwmachines en bleef zijn werk op de oude manier doen. Omdat ik een rebel was, verwachtte ik voor mezelf in mijn toekomst andere taken, hoewel die toekomst voor mij onzichtbaar was.

Nu ben ik weer even aan het woord

De laatste stukjes zijn vrijwel niet door mij geschreven. Alleen door mij vertaald. Het zijn stukjes van de man naast me, op mijn verzoek. Ik wilde eigenlijk dat hij over zijn leven zou schrijven en met name waarom hij ertoe kwam om in 2006 een boek uit te geven over de geschiedenis van zijn moederland, Andalusië. Of liever gezegd een kritiek op de geschiedenisles, zoals hem die werd geleerd op school. Waarom vindt hij dat Andalusië de kenmerken vertoont van de gekolonialiseerde, door de geschiedenis heen en nu nog? Hij heeft aan den lijve gevoeld hoe het is om in de rij te staan voor werk en hoe je dan blij mag zijn de eerstvolgende maandag te beginnen, zonder dat er gesproken is over loon en arbeidsvoorwaarden. Ik wilde eigenlijk dat hij ging beschrijven hoe hij als persoon zich gevoeld heeft als Andalusiër tijdens zijn werkende leven. Maar hij is weer begonnen met een uitleg van de geschiedenis van zijn land en de geschiedenis zijn opa en oma. Hij houdt niet van half werk en legt graag dingen uit en leidt ze in. Nu heeft hij beloofd eindelijk verder te gaan met zijn persoonlijke verhaal, als werker en als activist in zijn jonge jaren. Daar was het mij eigenlijk om te doen.

Ik merk dat ik niet veel lezers heb en dat liep de laatste dagen nog meer terug. Toen ik vroeg naar een reactie van een lezer op de stukjes van mijn wederhelft, zei deze dat zij de stukjes eigenlijk niet leest, omdat ze over mij wil lezen, maar niet over mijn partner. Het is tenslotte ook mijn weblog.

Dus de stukjes van mijn lief zijn waarschijnlijk geen succes. En ik dacht dat het misschien juist interessanter zou zijn voor de lezer dan mijn verhaal.

Ik heb niet zoveel te melden, mede door de corona-tijd, die ook een soort komkommertijd is wat betreft mogelijke avonturen. Ik leid een leven van zoete tevredenheid in mijn huiselijke coconnetje. Vanaf het nieuwe jaar kwam ik zelfs gedurende 4 dagen helemaal niet buiten en dat vond ik niet erg bij deze temperaturen. Maar gisteren en vandaag moest ik er toch weer aan geloven, omdat mijn buurvrouw weer boodschappen nodig had. Dat is mijn grootste buitenavontuur, het scoren van voedsel en andere artikelen voor haar en voor ons eigen huishouden. En binnen geniet ik van mijn fietstochten met Netflix (op dit moment de serie Top Boy) en het vertaalwerk op mijn pc. Ik geniet van de heerlijke maaltijden die mijn lief en ik beurtelings voor onszelf bereiden en ik geniet van sporadische uitstapjes naar de kinderen die me willen zien. Elke dag ben ik blij gezond weer op te staan en aan het eind van de dag te verdwijnen onder het warme dekbed van ons heerlijke kingsize bed, Wat wil ik nog meer en wat valt hierover te melden?

Ik weet dat alles stroomt en niets blijft. Ik ben nog nooit zo gelukkig, tevreden en zonder angst geweest als de laatste 12 jaren van mijn leven, ondanks de vele operaties die ik onderging. Er zal ooit een einde komen aan deze mooie herfst van mijn leven, ik weet niet wanneer en ik weet niet hoe. Als ze moeten kiezen tussen mij en een jonger iemand op de IC (discussie van de laatste dagen), dan zeg ik: ‘Laat mij maar thuis blijven en sterven in de armen van mijn geliefden. En laat die jonge student of vader of moeder (goed of slecht, wie bepaalt dat?) maar naar de IC gaan. Bij deze maak ik dat bekend aan mijn 6 trouwe lezers ?”. Ik heb over het geheel genomen al een heel mooi leven achter de rug en ik kan gemist worden. Dat meen ik echt. Niet boos worden, kinderen en lieve echtgenoot……..

5. De verovering van Granada en de religieuze oorlog

Hier weer het origineel in het Spaans voor de liefhebber en daaronder mijn (vrije) vertaling in het Nederlands.

Vertaling van de tekst: De Katholieke Koningen waren Isabel van Castilla en Fernando V van Aragon. Met deze koningen wist Spanje heel groot en machtig te worden. Dit zijn de belangrijkste dingen, die zij deden. Ze richten de Heilige Broederschap op om de bandieten te vervolgen; ze stuurden de joden die geen christenen wilden worden weg uit Spanje; ze veroverden de stad Granada op de moren en verdreven hen naar Afrika en tenslotte wist Christobal Columbus met hun hulp America te ontdekken

Bij het zien van deze bladzijde in het schoolonderwijsboek van de Álvarez Encyclopedia krijgt men een goed idee hoe het onderwijs op de scholen ten tijde van Franco eruit zag en wat men de leerlingen wilde wijsmaken.

De in Granada geboren dichter Federico García Lorca schreef:

‘La Toma (de inname van Granada) was een heel slecht moment in de geschiedenis, hoewel men het tegenovergestelde beweert op de scholen. Een bewonderenswaardige beschaving ging verloren om plaats te maken voor een arme en gekwelde stad, voor een land van ellende, terwijl de slechtst mogelijke bourgeoisie van Spanje zich op dat moment begon te roeren’.

In de stukjes hiervoor heb ik uitgelegd hoe de situatie was tot het moment dat Granada werd veroverd (1492). De bevolking op het Iberisch schiereiland bestond uit mensen met uiteenlopende geloofsovertuigingen, zowel in het Andalusische als in het Castiliaanse deel. Dat betekende niet dat er geen conflicten waren, maar die conflicten waren nooit religieus gemotiveerd. Een goed voorbeeld is de Mudejar-opstand (1264-1266) waarbij de bevolking van Baja Andalusië en Murcia betrokken was, als reactie op het beleid van Castilië om de mensen die moslim waren naar andere gebieden te verplaatsen.

Het laatste gebied dat tot de Andalusische staat behoorde, werd teruggebracht tot het Nasrid-koninkrijk Granada. Dit koninkrijk werd bewoond door christenen, joden en moslims De Castiliaanse strijdmacht had een groot belang bij het beëindigen van dat koninkrijk. De katholieke vorsten organiseerden een groot leger om het koninkrijk te veroveren. Bij dit politieke en militaire project kregen ze ook de steun van moslims. Op 25 november 1491 ondertekenden koning Boabdil en de katholieke vorsten een pact, genaamd ‘de capitulaties van Granada’. Daarin stemde Boabdil toe om zijn koninkrijk over te geven in ruil voor het respecteren van het leven en de rechten van de inwoners van Granada. Zowel wat betreft hun recht op hun eigendommen als op hun religie, enzovoort. Boabdil gaf er de voorkeur aan zijn koninkrijk over te geven om een ​​bloedbad te voorkomen, aangezien hij wist dat een oorlog fataal zou zijn voor de mensen van zijn koninkrijk. Om die reden ondertekende hij de genoemde capitulatie.

Drie jaar lang bleven de capitulaties van kracht, maar de katholieke kerk was niet bereid de rechten van moslims te respecteren. Kardinaal Francisco Jiménez de Cisneros legde alle moslims een gedwongen bekering tot het katholicisme op. Dit was in strijd met de capitulaties die door de katholieke vorsten waren ondertekend. Deze beslissing lokte de rebellie uit van de inwoners van Granada, met name in de wijk Albaicín. De katholieke kerk en de katholieke vorsten wilden de samenleving standaardiseren volgens de katholieke leer. Voor dit doel was het opleggen van de doop niet voldoende, maar moest elk overblijfsel van de moslimcultuur geëlimineerd worden.

Op bevel van de katholieke vorsten nam Cisneros de in het Arabisch geschreven bibliotheek van de Madraza in beslag, met als doel om elke herinnering aan de verslagenen te elimineren. In zijn ijver om alles te elimineren dat zou hebben bijgedragen aan de ‘mohammedaanse goddeloosheid’, gaf hij opdracht tot het verbranden van de boeken. Dat gebeurde op de Plaza de Bib-Rambla, destijds bekend als de Puerta del Arenal, waar het hele poëtische, historische en culturele erfgoed in de as werd gelegd. Dat was het erfgoed van de cultuur van de Nasriden. Daarbij werden alleen de medische boeken en andere wetenschappelijke teksten bewaard. Boeken, die echter tot op heden niet toegankelijk zijn voor raadpleging. Dit alles leidde tot een reeks van opstanden van de Moren die zouden eindigen in bloedbaden en gedwongen ballingschap.

Het was vanaf de verovering van Granada dat met de gedwongen bekeringen van alle moslims en joden van het Iberisch schiereiland werd begonnen. Het doel van de capitulaties was dat, zolang de moslims de rechten genoten die waren opgenomen in de ‘capitulaties van Granada’, de kerk niet het recht zou hebben anders gelovigen te storen in hun leven en geloof. Ook zou het hof van de Heilige Inquisitie de ‘ongelovigen’ niet kunnen vervolgen en executeren.

In 1236 verovert Fernando III Córdoba, en in 1248 veroverde hij Sevilla. Sindsdien gaven veel moslims, die in de door de Castilianen veroverde landen woonden, er de voorkeur aan zich vrijwillig tot de nieuwe katholieke doctrine te bekeren. Deze bekeringen waren geen omvangrijk proces, maar een selectief proces, omdat ze dachten dat ze op deze manier hun families en belangen beter zouden beschermen. In twee en een halve eeuw, tot 1492, was er een lange periode van bekering en assimilatie van moslims en joden, die in veel gevallen hoge posities bekleedden in de verschillende niveaus van de staat, de economie of de rechterlijke macht, het onderwijs, enzovoort.

Dat de Andalusische moslims en joden een meer uitgebreide en gekwalificeerde opleiding hadden genoten, wekte onder de ‘oude christenen’ jaloezie op. En wel zodanig dat de politieke machten maatregelen gingen nemen, met als gevolg daarvan de zogenaamde ‘Statuten van bloedzuivering’. Deze statuten vormden de rechtvaardiging voor juridische discriminatie van de bekeerde Spaanse minderheden op verdenking van het in het geheim beoefenen van hun oude religies (Marranos in het geval van de bekeerde joden en Moriscos het geval van de bekeerde moslims). Ze bestonden uit het eisen aan wie een instelling wilde betreden, dat deze kon aantonen dat hij afstamde van ouders die christen waren, die op hun beurt ook weer konden aantonen van christenen af te stammen. Deze regels werden op grote schaal ingevoerd voor toetreding tot gemeentebesturen, universiteiten, militaire posten, enzovoort.

Uiteraard werden deze certificaten om christelijke afstamming aan te tonen ook vervalst en verhandeld, zodat ondanks deze maatregelen veel mensen toegang kregen tot belangrijke functies in instellingen of overheden. In een ander artikel zal ik enkele historische gevallen vertellen die laten zien hoe, ondanks de hardheid van de inquisitie, religieuze bewegingen die in strijd waren met het katholicisme floreerden, zoals het lutheranisme in Sevilla, waar de zetel van het hof van de inquisitie woonde.

Mijn broer Hans zou vandaag jarig zijn

Hij zou 72 jaar geworden zijn. Maar helaas heeft dat niet zo mogen zijn, omdat hij 25 jaar geleden in de maand voorafgaande aan zijn verjaardag werd doodgeschoten in zijn slaap. Wat mis ik hem vaak. Mijn broer en mijn kinderen zijn de belangrijkste mensen in mijn leven. En bij die geliefden is, sinds nu alweer meer dan 12 jaar, mijn lieve man Ahmad gekomen. Ik prijs me gelukkig met de liefde, die ik heb gedeeld een nog deel met deze mensen. Maar mijn broer Hans en mijn overleden zoontje Imran zal ik in dit leven nooit meer zien. Is er een leven na dit leven en zien wij dan onze geliefden? Ik weet het niet, want niemand heeft dit ooit kunnen navertellen. Als we de heilige boeken van de monotheïstische godsdiensten moeten geloven is dat wel zo. Andere religieuze zienswijzen geloven in een een ander leven op aarde na de dood; zij geloven in reïncarnatie. Ik geloof liever in een zielenleven na de dood. En in de dag van opstanding, die ooit zal komen. Ik zou Hans zo graag weer terugzien in een ander leven. Een leven waar alleen vrede is en rechtvaardigheid.

Ik heb al eerder een filmpje geplaatst in dit weblog met een compilatie van alle beelden die ik nog heb van mijn broer. De rest van de foto’s uit zijn en mijn jeugd zijn alle weggegooid door mijn stiefvader na mijn moeders dood. Ik koester dit filmpje en deel het nog een keer met de lezer van dit weblog. Rust in vrede, lieve broer, held vanaf mijn kindertijd.

Handjes in gips van mij en mijn broer

4. Ahmad vertelt verder: de school en de visigoten

Hier het origineel in het Spaans

De lessen op school die het meest gemanipuleerd werden waren de geschiedenislessen. Vooral wat ons geleerd werd over de geschiedenis van de Visigoten. Het was een hele klus om de moeilijk te onthouden namen en vooral de data van hun regeerperiodes te onthouden. 

Later heb ik die historische periode zelf bestudeerd. En nu moet ik lachen bij de herinnering hoe men toen Leovigildo aan ons presenteerde, een koning die een symbolische rol speelde en nog speelt voor Franco-aanhangers. Hij zou de eerste koning zijn, die het ‘Spaanse en katholieke thuisland’ verenigde nadat hij al zijn rivalen had verslagen, vooral de Byzantijnen van Baetica. Maar bij nadere bestudering van de geschiedenis blijkt dat deze koning niet trinitarisch (katholiek) was, maar arisch en unitarisch, een leerstelling die niet overeenkwam met die van de trinitariërs. Het was zijn zoon, Hermenegildo, die zich bekeerde tot het trinitarische geloof en die een opstand leidde tegen zijn eigen vader vanuit de stad Sevilla, waar hij woonde. Sevilla was toen het grootste en meest gecultiveerde centrum van het trinitarische geloof.

Zoals gebleken is, volgde het onderwijs indertijd niet de beste pedagogische of academische criteria, maar was het een indoctrinatie-centrum voor het Franco-regime. In het Franco-onderwijsprogramma bestonden alleen de koninklijke dynastieën, die begonnen met de Visigotische koningen en eindigden met de Castiliaanse koningen. De Andalusische heersers (emirs, khaliefen, enzovoort), die acht eeuwen lang over het Andalusische gebied regeerden, waren verdwenen uit de geschiedenis. Er was echter ook een koning die in de officiële geschiedenis misprijzend werd genoemd. Dat was Don Pedro el Cruel (de Wrede). Hij had een denigrerende bijnaam, die mijn aandacht trok.

Don Pedro I, koning van Castilië (1334-1369), werd door zijn tegenstanders ‘de wrede’ genoemd, maar hij werd door zijn aanhangers ‘de Justiciero’ (rechtvaardige) genoemd. Omdat het tijden waren van conflicten en dynastieke oorlogen, brak onder het bewind van Don Pedro de eerste Castiliaanse burgeroorlog uit (1351-1369), waarin de aanhangers van koning Pedro I van Castilië en die van zijn stiefbroer Enrique II van Castilië vochten. De oorlog eindigde met de moord op Pedro I en het bestijgen van de troon van Castilië door Enrique II. De bijnaam ‘de wrede’ werd gegeven door degenen die samenzweerden tegen Pedro I van Castilië. Om de samenzweerders te straffen, werden ze geëxecuteerd. Pedro I werd echter door de bevolking van Sevilla de ‘Justiciero’ genoemd. Dit als erkenning voor de manier waarop hij de stad bestuurde, aangezien hij alle inwoners respecteerde, of ze nu christenen, moslims of joden waren. En hoewel de moslims macht aan het verliezen waren, was hun aanwezigheid en waren hun economische, commerciële en intellectuele activiteiten doorslaggevend voor het voortbestaan van zijn macht.

Don Pedro I van Castilië was een tijdgenoot van twee grote Andalusische wijzen: Ibn al-Jatib (1313-1374) en Ibn Khaldun (1332-1406). Beiden maakten deel uit van het Nasrid-hof van Granada en traden op als ambassadeurs aan het hof van Don Pedro I, wiens koninklijke zetel het Alcázar van Sevilla was. Het Alcázar is een paleis dat in opdracht van Don Pedro I gebouwd werd, waarbij hij de beste architecten, bouwers en metselaars van Sevilla inhuurde, allemaal met kennis van Andalusische kunst. En in dat paleis werd Ibn Khaldun ontvangen als ambassadeur van het Koninkrijk Granada. Omdat Don Pedro I de beste mannen voor zijn regering wilde hebben, of ze nu moslims of joden waren, stelde hij aan Ibn Khaldun voor om voor hem te werken. In ruil daarvoor zou hij alle eigendommen die zijn familie in zijn koninkrijk had teruggeven. De familie Khaldun liet zijn eigendommen achter, toen Fernando III Sevilla veroverde.

Zo zien we hoe het naast elkaar bestaan ​​van verschillende geloofsovertuigingen mogelijk was in de steden en dorpen van Andalusië, of ze nu katholiek of moslim waren. Het was een gewoonte die in de samenleving was geworteld en niemand wilde afstand doen van zijn eigendom en voordelen. Zoals altijd waren het geen ideale regeringen of perfecte samenlevingen, aangezien er allerlei soorten conflicten ontstonden, maar die waren niet van religieuze aard. Maar op scholen hebben ze ons geleerd en geïndoctrineerd met het verhaal dat er achthonderd jaar lang een religieuze oorlog tegen moslims was, iets dat niet alleen een leugen is, maar ook een ideologische misvatting. Dat heb ik later kunnen achterhalen door de geschiedenis te bestuderen, maar tot op heden geloven de meeste mensen nog steeds in deze vooringenomen propaganda.