Alweer een half jaar terug kreeg ik een brief van de gemeente Den Haag. Dat men het plan heeft Den Haag ‘van het gas af’ te halen en de warmte-energie voor de bewoners uit duurzamere bron wil gaan halen. Dit zal een langzaam proces zijn, dat wijk voor wijk zal plaats vinden. De wijk waarin ik woon, Vrederust geheten, en de wijk Bouwlust zullen als eerste aan de beurt komen voor deze overgang. De regering heeft een subsidie toegekend aan deze twee wijken om dit experiment te beginnen.
Hoewel ik pas sinds enkele jaren geniet van C.V. (daarvoor had ik gaskachels) en een heel fijn gasfornuis bezit, ben ik toch heel blij met deze beloofde overgang naar schonere energie. Al snap ik niet waar men die energie dan vandaan gaat halen en hoe men dat gaat verwezenlijken in alle huishoudens.
Korte tijd terug zag ik toevallig in Facebook een oproep staan, gericht aan de bewoners van Vrederust en Bouwlust. Deze kwam van een studente, die bezig is met een onderzoek naar de reacties van de bewoners op dit plan. Zij vroeg mensen een uurtje van hun tijd te willen missen om haar te woord te staan, telefonisch dan wel in een uitspanning. Ik reageerde direct positief op de oproep en koos voor de telefonische benadering. Ik keek nog wel gauw even naar de reacties van talloze ‘reaguurders’ op haar oproep en die waren veelal negatief en hatelijk. Wat kunnen mensen toch vervelend zijn, zodra ze ‘achter de schermen’ kunnen reageren.
Eergisteren werd ik gebeld door de studente aardwetenschappen en mileu-natuurwetenschappen. Zij deed het onderzoek als afstudeerproject voor haar master. We hadden een heel fijn en geanimeerd gesprek dat maar iets meer dan een half uurtje duurde. Onze buurten worden gebruikt als zogenaamde ‘proeftuin’ voor de voorgenomen overgang van gas op andere energie.
Ik beantwoordde alle vragen van de studente. Uiteraard was ik ook nieuwsgierig naar welke energie er dan zal komen in plaats van het gas. Dat was nog niet helemaal zeker. Maar de opties waren: hergebruik van restwarmte uit industrie, dan wel gebruik van de warmte van wateroppervlakken, dan wel zonne-energie. Wat ze ook van plan zijn, het zal enig ongemak veroorzaken door werkzaamheden en er is natuurlijk kans op een huurverhoging, ondanks de subsidie voor dit project.
Wat het ook moge zijn, ik sta er volledig achter. Mensen hebben hiervoor doorgeleerd en op de TH in Delft (bijvoorbeeld) is veel kennis. Het wordt tijd dat we onze kennis aanwenden voor het redden van ons milieu en voor een betere leefomgeving in plaats van enkel voor winstbejag op korte termijn. Dus ik ben voor.
Maandelijks archief: juni 2019
Herinneringen aan oma
Ik had twee oma’s, één van moeders kant (de Scheveningse oma) en één van mijn stiefvaders kant, oma Bob. Dat was geen echte oma en dat liet zij ons ook duidelijk voelen. Zij woonde in Eindhoven in een houten vrijstaand huisje, ‘Ons Houten Kasteel’ geheten. Over die oma wil ik het nu niet hebben, maar over oma Scheveningen.
Ik vond het heel leuk bij haar, ondanks het feit dat ik ook heel veel nachtmerries had als kind die zich afspeelden in flat Duinhove. Met oma Scheveningen hadden mijn broer en ik veel pret. Ze was een echte grappenmaker. Ze liet haar valse gebit klepperen en wij keken daar gefascineerd naar. Ze speelde met de poes door haar vinger onder het doek van een veldbed heen en weer te bewegen. De kat sprong dan op de vermeende prooi die bewoog. Wij gilden het uit van pret om oma die niet bang was om gekrabd te worden door de kat, maar het heel leuk vond om te plagen.
Ik mocht weleens alleen naar haar toe om wat vakantiedagen bij haar te logeren. Ik werd gewoon op de trein gezet en door oma afgehaald bij het station. Oma had een zwart-wit tv. Die hadden we thuis niet. Om acht uur ’s avonds begon het tv programma. Ik mocht dan nog even opblijven om mee te kijken. Na een kopje tomatensoep of minestrone soep gegeten te hebben. Ik kan me niet meer herinneren wat er te zien was. Wel herinner ik me het testbeeld, waarnaar ik vol verwachting keek voordat het tv kijken begon.
Oma was niet altijd in een goed humeur en vond ook niet altijd alles grappig. Op een dag kwam ik met haar bij haar flat aan. Zij ontdekte dat ze haar huissleutel niet bij zich had. Ik vond het best spannend, toen we op de bank in de hal naast elkaar aan het wachten waren op de huismeester, die een kopie van de sleutel had. Maar het was al laat en de huismeester was waarschijnlijk al naar huis. Hij kwam in ieder geval niet. Op een goed moment liep mijn oma heel kordaat naar haar voordeur. Ze trok één van haar schoenen uit en sloeg met haar hak het smalle ruitje in dat in haar voordeur zat. Dat maakte enig lawaai en prompt ging de deur aan de overkant van de gang open. Een man stond even in de deuropening en keek wat verschrikt naar mijn oma, waarna hij zonder iets te zeggen de deur weer sloot. Ik kon toen mijn lachen niet meer inhouden en schaterde het uit. Dat stelde mijn oma niet op prijs. Ik mocht bij binnenkomst die dag niet opblijven om nog even tv te kijken. Ik moest direct naar bed, al voordat het 20 uur was. De volgende dag heb ik sorry gezegd en kon oma me met enige moeite vergeven.
Een andere keer was het ook spannend met mijn oma. Zij had afgesproken dat zij op een middag zou gaan bridgen met een clubje van vier vrouwen, met wie zij regelmatig contact had, haar vriendinnen. Maar ze had geen zin. Dus belde zij met de smoes dat zij ‘niet lekker was’ en daarom die middag niet kwam bridgen. In plaats daarvan ging ze met mij naar het Westbroek Park in Scheveningen. Ik herinner me dat park als mooi begroeid en met mooie lampenkapjes overal. We gingen er met de tram heen. Mijn oma noemde de stoep nooit stoep, maar sprak over een trottoir. Dat vond ik ook fantastisch. Voor mij was sindsdien een trottoir een stoep met tegeltjes met kleine wieberafdrukjes erin. En met op veel straathoeken kiosken. Maar ik dwaal wat af. We liepen op een goed moment daar in dat Westbroek Park, toen ze ineens haar vriendinnen in de verte zag lopen. Die waren kennelijk ook naar het park gegaan toen het bridgen niet doorging. Oma sleurde me mee aan de hand. ‘Snel, wegwezen, voordat ze ons zien.’ Dat was weer een ander hilarisch avontuur met oma.
Oma plaagde mij en mijn broer ook graag. Wij waren dol op kroket (ik nog steeds). Op een dag serveerde ze ons kroketten op brood. Mijn broer en ik zaten daarvan te smullen. Opeens vroeg ze: ‘weten jullie hoe kroketten gemaakt worden?’ Nee, dat wisten we niet. ‘Ze worden gerold onder de oksel,’ zei ze. En ze deed het voor: ‘kijk zo, onder elke arm één. Dat gaat lekker snel.’ Vol afkeer keken wij naar haar. ‘Echt waar? Onder de vieze oksel van mensen?’ Met moeite aten we verder. Pas toen we klaar waren zei ze dat het een grapje was.
Oma was een slimme vrouw. In haar jonge jaren was ze onderwijzeres, in die tijd een beroep dat weggelegd was voor de wat knappere koppen onder de vrouwen. Tot op late leeftijd deed ze aan puzzelen. Cryptogrammen en hersenbrekers waren haar favorieten. En ze legde puzzels van wel 1000 stukjes. Ze werd ouder dan 90 en overleed vredig in haar slaap.
Nostalgie
Mijn weblog wordt gelezen door heel weinig mensen. In mei waren het er al minder dan in april en in juni worden het er waarschijnlijk nog minder. Hoe weet ik dat? Dat kan ik zien in google analytics. Daarin wordt netjes bijgehouden hoeveel mensen mijn weblog per dag, per week en per maand bezoeken. Ik kan niet zien wie het zijn. Dus wees gerust, jullie anonimiteit is gewaarborgd. Wel kan ik zien welke pagina’s bezocht worden. In de maand ramadan waren dat veel stukjes die ik schreef over de islam en vooral een stuk geheten ‘onenigheid over de gebedstijden’. Dat was toen interessant voor degenen die aan het vasten waren. Immers de tijdstippen van het ochtendgebed en het gebed bij zonsondergang bepalen dan hoe lang je moet vasten. Maar de ramadan is al lang voorbij en het is bijna vakantietijd. Wie heeft er dan nog interesse om te lezen over het wel en wee, de dromen en hersenspinsels van een bijna 70-jarige vrouw. Alleen de werkelijk trouwe lezers houden dit vol. Gek genoeg zijn dat mensen die ik van heel lang geleden ken, maar die ik in levende lijve veelal al heel lang niet meer heb gezien. Ik waardeer dat heel erg. Omdat dit voor mij het contact met een stukje van mijn leven van lang geleden nog een beetje levendig houdt. Ik ben nog steeds de Monique of de Shabnam die zij hebben gekend. En ik voel me met hen nog een beetje verbonden, als ze reageren op mijn stukjes. Zo mooi is dat.
Een ander stukje nostalgie wil ik hier delen met mijn lezers. Vroeger woonde mijn oma van moeders kant (een volbloed Zeeuwse vrouw) in Scheveningen. Zij woonde in een flatgebouw, geheten Duinhove. Ik kan me nog heel helder herinneren hoe het was als mijn broer en ik bij haar waren. Wij speelden dan verstoppertje in de marmeren gangen en de drie trappenhuizen van het gebouw. Een grote bron van attractie was de lift, die helemaal van glas was. Je kon als je omhoog en omlaag ging het gewicht met de kabels voorbij zien komen. Er was een huismeester die verbleef in een kantoortje in de mooie marmeren hal. Het hele gebouw had iets plechtigs en het rook er naar steen, vooral in de kelder, waar mijn oma een opslagruimte had. Ik vond die geur heerlijk.
Het appartement van mijn oma bestond uit twee even grote kamers met een keuken daartussen. De keuken had glas in lood ramen. Ik vond het daar prachtig, ook hoe mijn oma het had ingericht met haar antieke meubels. Zij dronk thee uit wijde kopjes en daarbij kregen wij een bruin boterhammetje met roomboter en een gekookt eitje. Tot de dag van vandaag ben ik daar dol op.
In de avond kwam aan de kant van het flatgebouw waar mijn oma woonde (Duinhove flat 10) vaak paard en wagen voorbij (tjonge wat ben ik oud!). Op de wagens zaten nettenboetsters in klederdracht! Zij reden daar met een vracht netten die zij hadden gerepareerd voor de vissers. Wat een mooi geluid was dat geholdedebolder van die wagens en dat geklap van die paardenhoeven op de kinderkopjes. Soms moesten we voor oma naar de bakker in de buurt en dan moesten we een allison (brood) halen.
Gisteren was ik met Ahmad in de buurt van het Zwarte Pad in Scheveningen. Dat is vlakbij de Zwolsestraat, waar de flat van mijn oma gesitueerd was. Ik móest gewoon weten of het authentieke flatgebouw er nog stond. En ja, het is er nog. De mooie ramen zijn inmiddels vervangen door moderne dubbelglas vensters. De lift (zo zag ik, omdat ik even binnen kon spieken, omdat er juist een verhuizer bezig was) is niet meer van glas, maar is vervangen door een saai ‘normaal’ model. De gangen zijn helaas nu bedekt met lelijke vaste vloerbedekking, maar de hal en de muren zijn nog steeds van marmer.
Bijna ongelukje (3)
Vandaag loop ik over de Leijweg. Ineens verzwik ik bijna mijn voet door een obstakel op de weg. Ik kan mezelf nog net behoeden niet te vallen door een stuk omhoog te springen.
Ik kijk achter me om te zien wat het was dat me bijna deed struikelen. Ik zie een vuistgrote ronde kei liggen. Levensgevaarlijk. Ik schop het ding naar de kant. Achteraf denk ik: had ik hem maar helemaal weggegooid in een vuilnisbak.
Vallend over een kei brak ik anderhalf jaar geleden mijn heup. Ik gun niemand anders dat hem of haar dit ook overkomt. Ik denk er bijna over om morgen terug te gaan naar de plek des onheils en de kei helemaal weg te halen en weg te gooien. Geen idee hoe zo een kei terecht is gekomen in een winkelstraat.
Ik hoop dat ik het aantal ongelukjes nu achte de rug heb. Een mens kan niet voorzichtig genoeg zijn en alsnog heb je het niet helemaal in de hand….
Ongelukje 2
Dan ga ik de volgende dag op de fiets even naar de AH om nog wat te drinken te halen voor bij het eten voor mijn gasten. Ik zet mijn fiets tegen een ijzeren fietsenrek (zo een ijzeren ‘leunhek’) en haast mij de winkel in.
Als ik weer buiten kom, zie ik dat mijn fiets gevallen is. Hij ligt er ellendig bij met een omgekeerd stuur. Mijn fietslampje en stuurmandje liggen een eindje verderop. Ik zet de fiets recht en haak het mandje in de daarvoor bestemde houder en fiets weg….
Althans…..dat had ik gedacht. Mijn trappers draaien frank en vrij in het rond zonder daarbij de ketting mee te nemen. Een rare gewaarwording. Ik kan niet zien waaraan het ligt, want ik heb een hermetisch gesloten kettingkast. Lopen dan maar.
Ik loop naar huis door het Pagepark. Op een bankje zitten wat hangscholieren van lagere schoolleeftijd. Een bank met meisjes en daarna een bank met jongens. Naast het pad zijn rododendrons. Ik zie op het pad een stuk van een rododendron liggen, zo te zien uit de grond gerukt met kluit en al. Ik kijk er even naar met verbazing en lichte ergernis en aarzel dan niet maar zet het stuk rododendron-struik met kluit en al in mijn fietsmandje. ‘Dat mag niet,’ roept een jongetje vanaf het bankje. ‘O nee?’ zeg ik. ‘En een stuk struik uit de grond rukken, dat mag ook niet. Ik neem hem mee, want er moet toch iemand voor deze plant zorgen.’ ‘Maar dat wilde ik doen,’ zegt de jongen. ‘Ik vind het best,’ zeg ik, ‘maar dan moet je hem opnieuw hier planten’. ‘Nee, hoor, grapje,’ zegt het jongetje dan. Ik kijk hem wat verbaasd aan. Dan vraagt hij me of ik kinderen heb. ‘Jawel,’ zeg ik, ‘maar die zijn al groot. Ze hebben zelf alweer kinderen’. Dan zegt het jong dat mijn kinderen boffen met mij als hun moeder. Weer kijk ik wat verbaasd naar het bijdehandje. Maar ik steek zijn complimentje snel in mijn zak en loop verder met mijn kluit in het mandje.
Thuis aangekomen weet tuinman Ahmad wel raad met de kluit. Maar mijn fiets maken is wat moeilijker. Hij heeft geen idee hoe hij mijn kettingkast kan verwijderen. Hij zet de fiets op zijn kop, maar ziet het nog steeds niet. Dan zet hij de fiets weer recht. En……krijg nou wat! De ketting zit er ineens gewoon weer op. Die is er door een zwieper afgegaan en door een andere zwieper geheel toevallig weer op gegaan. Halleluja! Wat een geluk.
Vandaag kon ik weer fietsen.
Ongelukje 1
Ze zeggen: een ongeluk komt nooit alleen. Jakkie bah. Als dat maar geen ‘self fulfilling prophecy’ is. Toch lijkt dit een beetje het geval te zijn de laatste dagen bij mij.
Dag 1: ik rijd met mijn mooie auto op een eenbaans- en eenrichtingsweg met één rijbaan en ik moet stoppen in een kleine file. Links van mij zijn parkeervakken. Als ik juist wil optrekken, rijdt er een auto achteruit een parkeervak uit en raakt mij achter-opzij. Karamba. Zoiets is nooit welkom. Ik beduid de automobilist die de manoeuvre maakte te wachten en rijd weg op zoek naar een parkeerplek. Ahmad is uitgestapt en wil bij de andere bestuurder blijven staan. Deze rijdt echter ook weg, achter mij aan. Ahmad is nog wel zo bijdehand om zijn kenteken te memoriseren.
Ik rijdt terug over de andere eenrichtingsbaan en vind een parkeerplek in een zijstraat. Daar staat de jongeman mij al op te wachten. Hij dacht dat ik weg wilde rijden. ‘Nee, zeker niet!’ Ik blijk een schadeformulier te hebben en hij een pen. Samen vullen we het in en worden het eens over de toedracht. Intussen is Ahmad ook aan komen lopen. Hij had in eerste instantie niet begrepen waar wij gebleven waren.
Bijna vriendschappelijk gaan de jongeman en ik toeterend daarna ieder ons weegs.
Thuis wil ik direct mijn schade melden bij Centraal Beheer, maar dat verloopt niet soepel. Waarschijnlijk draai ik een verkeerd nummer en via internet kan ik niet inloggen. Dit hele gedoe maakt mij gekker dan het hele ongeluk. Met een bijna koortsig en oververhit hoofd bel ik mijn jongste zoon, die voor mijn gaat bellen en in een mum van tijd een medewerker aan de lijn heeft, die alles in 5 minuten met ons regelt. Het wordt een soort drie-gesprek. De medewerker stuurt mij een SMS en via een link kan ik met mijn telefooncamera het ingevulde schadeformulier fotograferen en versturen. Van dat soort efficiëntie houd ik en ik word al wat rustiger en herzie mijn oordeel over Centraal Beheer.
Maandag kan ik mijn auto brengen bij een goed schadeherstelbedrijf in Zoetermeer. Een hoop ongemak maar met een naar te verwachten goede afloop…
Het belang van zelfvertrouwen
Gisteren was ik met met o.a. al mijn kinderen en kleinkinderen bijeen (op één kind na, maar dat is bij mijn trouwe bloglezers al bekend). Als ik naar mijn kinderen kijk en ook naar mijn gisteren afwezige kind, dan ben ik intens gelukkig om te zien wat voor mensen zij stuk voor stuk geworden zijn. Ze zitten allemaal ‘lekker in hun vel’, zijn gelukkig met hun partner en degenen die kinderen hebben zijn lieve, toegewijde ouders. Daarnaast zijn ze allen gezond, wat heel belangrijk is. En last but not least, ze zijn succesvol in hun werk. Werk dat bovendien bij elk van hen past en dat ze met hart en ziel doen.
Wat is er nodig om succesvol, liefdevol en toegewijd te zijn in alles wat je doet? Zelfvertrouwen. Er zijn natuurlijk nog meer kwaliteiten en eigenschappen belangrijk, zoals empathie, doorzettingsvermogen, sociale vaardigheden en andere werk- en privéleven-gerelateerde vaardigheden. Ik kan nog wel even doorgaan met opnoemen. Maar hier wil ik het hebben over zelfvertrouwen.
Een kind dat de hele dag hoort dat wat het doet niet deugt en dat wat het probeert toch niet gaat lukken, zal uiteindelijk dit doemscenario waarmaken. Of het gaat (zoals in mijn geval) nog meer dan ‘normaal’ zijn best doen om aan de verwachtingen van de omgeving te voldoen. Maar ook al krijgt dit kind dan daarvoor later de erkenning die het verdient, toch zal het eenmaal in de vroege jeugd geschade zelfvertrouwen niet meer herstellen.
Ik ben nu op een leeftijd aangekomen dat het voor mij niet meer belangrijk is om te ‘presteren’. Maar alsnog komt nu dat ik de waardering en aanmoediging krijg van mijn omgeving om te zijn wie ik ben en te doen wat ik graag doe. En dan merk ik dat dit gewaardeerd wordt. En zo valt het kwartjes bij mij nu eindelijk. Ik had al mijn leven lang kwaliteiten op allerlei gebied, maar ik heb deze kwaliteiten nooit de kans gegeven om uit de verf te komen (soms letterlijk). Wat ik mijn hele leven deed was altijd voor de ander, zonder winstbejag en in een ondergeschikte, dienstverlenende rol. Ik heb dat nooit erg gevonden, omdat ik alles deed met hart en ziel en omdat het bezig zijn om een bepaald resultaat te behalen voor mij leuker was dan het resultaat zelf. Wat ik ook aan het doen was in mijn leven, het schoonmaken van een bejaardenflatje of het zelfstandig doen van een wetenschappelijk onderzoek (maar zogenaamd in de rol van ‘assistent’), ik deed het met overgave.
Ik heb maatschappelijk niet veel bereikt, ondanks mijn studie. Ik ben daar grotendeels zelf verantwoordelijk voor, omdat ik mezelf op diverse momenten in mijn leven kansen ontnam. En ik heb daar geen spijt van. Ik heb niet veel mee hoeven lopen in de karrensporen die door anderen gebaand waren. En ondanks het feit dat ik nooit rijk was, heb ik het altijd goed genoeg gehad. Ik ben een eenvoudig mens met een matig uitgavepatroon.
Maar hoe leuk is het om te zien dat mijn eigenzinnige kinderen, elk op hun eigen gebied, zo succesvol zijn. En dat met relatief weinig diploma’s. Niet één van hen heeft een academische titel of zelfs maar HBO. Ze zijn ‘opgeklommen’ door hun kwaliteiten. En die kwaliteiten zie ik ook in hun privéleven.
Ik ben daar mateloos trots op. En als ik me nu de vraag stel wat ik als moeder daaraan heb bijgedragen, dan kan ik alleen maar zeggen dat ik geen van mijn kinderen ooit heb ontmoedigd of tegengehouden om te zijn wie ze zijn. Ik heb ze hun zelfvertrouwen nooit afgenomen en ik had en heb ze onvoorwaardelijk lief.
En die liefde krijg ik ook van ze terug.
Een mooie dag
Voor deze moeder er oma.
Cadeautje voor kleindochter
Ahmad is lekker bezig met zijn pyrografie. We hebben boomstamschijven in diverse maten besteld bij decoratietakken.
Zo heeft hij hier ook iets om handen. Vandaag maakte hij in één dag dit schilderijtje van twee uiltjes voor mijn kleindochtertje. Ik ben er voor de ideeën en hij is er voor de uitvoering. Hij werkt heel nauwkeurig en geduldig. Een echte ‘artesano’.
We zijn op het idee gekomen om te gaan werken met natuurlijk hout, toen we laatst in een uitspanning waren in Ockenburg. Daar hingen allemaal kleine gebeitste boomstamschijfjes met namen erop. Dat vonden wij een leuk idee. En zo kwamen we erop om houtschijven te bestellen in verschillende maten ter bewerking. Ik ben blij dat Ahmad hier nu ook een hobby heeft waarin hij zich kan uitleven, naast het tuinieren.

Hectische dromen
De jaren van een gezonde gepensioneerde zijn wat sommigen wel noemen ‘bonusjaren’. En zo ervaar ik dat ook. Het leven is relaxed. Elke dag staat de gepensioneerde op met een hele dag vol vrijheid voor zich. Je mag lekker doen waar je zin in hebt. Er is geen baas die op je wacht en er zijn geen deadlines te behalen. Doe maar lekker wat in je opkomt. Ik geniet met volle teugen van deze vrijheid, elke dag weer. Ik maak er mijn eigen feestje van. Kleine geneugten worden uitvergroot, omdat ik ze ten volle ervaar. Ik heb geen stress!
Zo anders is het af en toe in mijn dromen. Het valt me op dat ik in mijn dromen nog steeds vaak veel hindernissen tegenkom en barre tochten moet afleggen. Zo ook vannacht weer.
Ik zit in in auto. Ik rijd een zeer steile helling op en dan moet ik remmen voor iets (een verkeerslicht?). Ik zet mijn auto op de handrem. Achter mij staat nog een auto. ‘We zitten nekloge’, grap ik door het open raam tegen een voetganger. Maar intussen zit ik hem alvast te knijpen hoe ik straks zal optrekken. ‘Jullie moeten uitstappen en even wachten,’ wordt er gezegd. Ik stap uit en de bestuurder achter mij ook. ‘Ik heb geen haast,’ zeg ik. ‘Ik hoef pas over twee uur op Schiphol te zijn.
Dan ben ik ineens ergens anders. Er zal een tatoeage gezet worden. Iemand is voor mij aan de beurt. Haar wordt uitgelegd dat ze haar hele rug kan laten tatoeëren, maar dat dit dan wel even kan duren. Degene die de tatoeage moet zetten laat duidelijk merken niet echt zin in het werk te hebben. Dan ben ik aan de beurt. ‘Doe mij maar een vogeltje op mijn schouder,’ zeg ik. ‘Heb je ook een kolibri?’ Geen probleem, wordt beweerd. Maar de vrouw blijkt helemaal geen afbeeldingen van vogeltjes te hebben. Ze lijkt ook steeds minder gemotiveerd om mij te ‘helpen’. ‘Zal ik er dan één voor je tekenen?’ bied ik aan. Ja, dat is goed. Als ik vraag om papier, reikt ze me een heel dun en lang reepje toiletpapier aan. Hoe kan ik daarop tekenen, vraag ik me geïrriteerd af. Dan besluit ik dat ik helemaal geen tatoeage hoef. Ik loop opgelucht naar buiten, maar nog steeds ben ik geïrriteerd vanwege die vrouw die geen zin had in haar werk.
Buiten is het half donker. Mijn oudste dochter roept me van verre. ‘Ma, kom je?’ Ze staat op mij te wachten naast haar auto.’Ja, ik kom eraan!’ roep ik. Maar ik zie dat het niet eenvoudig is om mijn dochter te bereiken. Tussen ons in zijn weilanden met allemaal sloten daartussen. Ik zie dat ik om moet lopen. Als ik eindelijk op de plek van bestemming ben, is mijn dochter alweer wat verder weg gereden. Ik sta bij een tramhalte en besluit haar achterna te gaan door een stukje met de tram te reizen.
Als ik in de tram zit, merk ik dat ik de verkeerde kant opga. In plaats van naar Den Haag ben ik op weg naar Delft. Ik ben ook vergeten mijn kaart te scannen. Er is geen scanautomaat in de tram. Dus ik besluit me dan maar stil te houden. In Delft is het nog steeds schemerdonker. Maar er is voldoende licht om te zien dat het een mooi authentiek, middeleeuws ogend dorp is met schitterende gebouwen. Om mij heen lopen overwegend oudere toeristen alles te bewonderen. Ik maak wat foto’s om deze later aan Ahmad te kunnen laten zien. Maar ik wil graag terug naar Den Haag. Dat is een moeilijke weg, zo wordt er gewaarschuwd, als ik de weg vraag. En dat is ook zo! Ik moet mijn weg afleggen langs een smal pad, uitgehakt uit een steile rotswand. Links die wand en rechts een ravijn. Als ik naar rechts kijk, dan zie ik een andere steile rotswand op zo een 100 meter afstand. Het rotspad is verlaten en het is nog altijd schemerig. Ik leg de weg zittend af, mij steunend met beide handen. Ik durf niet te gaan staan en op die manier te lopen.
Eindelijk kom ik weer in de bewoonde wereld. En tot mijn verrassing ben ik direct bij een station. Vanhier kan ik ook de trein pakken naar Den Haag, besef ik. Maar dan kom ik erop dat ik nog moet douchen. Ik vraag aan een voorbijganger of er hier ergens een douche is. ‘Nee, die is hier niet,’ zegt de vrouw. ‘Dan moet je terug naar waar je vandaan bent gekomen.’ O nee! denk ik dan. En dan wordt ik wakker en ik voel me uitgeput……. 😉