Liever met verf bezig dan op de pc

De laatste tijd schrijf ik niet meer veel. De dagen vliegen om met andere dingen. Zoals mijn oefeningen in de ochtend. Na een heerlijk ontbijtje in de tuin, die zo beschut is dat je er al gauw kan zitten. Uitzicht op de bloemetjes en klimplanten en struiken, die we zien groeien. Dan fietsen op de hometrainer met Netflix en dan mijn oefeningen voor de heup bij de tv. Ik zag een mooie documentaire over een schaapherder, die na twintig jaar zijn beroep langzaamaan steeds meer moest opgeven door de opkomst van grootschaligheid, verstedelijking en machines. Zijn vrouw en hij wilden zijn beroep alsnog voortzetten in Frankrijk. Dat is niet gelukt. Ze hebben hun schapen moeten slachten. Ze zijn nu in dienst bij een boer.
En dan is het weer tijd voor koffie. Wat smul ik daarvan. En daarna lekker verder met schilderen. Soms is het een gevecht om een uitdrukking op het canvas te krijgen. Verschillen zitten in de kleinste lijntjes en schaduwen! Maar ik heb besloten dat het schilderij van mijn jongste kleinzoon nu af is. Perfect zal het nooit worden. Dan zou een foto altijd beter volstaan. Het blijft een weergave van de werkelijkheid, zoals gezien door twee ogen in een bepaald licht. Tevreden ben ik nooit.

Taalgebruik waar ik me aan erger

Telkens verschijnen er nieuwe modetrends in ons taalgebruik. Dat is heel logisch, want de taal is levend en verandert met de mens mee. Er ontstaan nieuwe woorden en oude verdwijnen of worden zelden meer gebruikt. Zo gaat dat ook met tal van uitdrukkingen die de Nederlandse taal rijk is. Die zijn veelal gebaseerd op oude gebruiken en ambachten en passen vaak niet meer in deze moderne tijd, waardoor zij voor de jongere generatie hun betekenis verliezen. Ik ben dol op de ouderwetse uitdrukkingen en gezegden, maar als ik ze bezig tegenover mijn kinderen, dan moet ik vaak wel een uitleg geven van wat ze betekenen.
Ik begrijp wel dat de jongere generatie een andere manier van praten heeft dan wij vroeger. Maar ook mensen van mijn leeftijd doen mee met een ’taalmode’, die ik niet altijd even elegant vind.
Zo is er al een tijdje terug een raar verschijnsel ontstaan. Mensen die willen zeggen dat iets ze helemaal niet boeit, riepen en roepen helaas nog steeds veelal het woordje ‘boeien!’ uit, waarmee ze willen zeggen: ‘waar je het nu over hebt, dat boeit mij niet (ofwel ‘dat interesseert me geen bal’). Soms zegt iemand zelfs (nog erger): ‘Zie je me boeien?’ Ik kan daar onredelijk kwaad van worden. Wat is dat voor gelul. Heeft die persoon werkelijk niet door dat wat hij of zij zegt grammaticaal heel erg incorrect is.
Maar nu is er een nieuw vervelend en zeer irritant modewoordje opgedoken. Als iemand iets zegt en de ander is het daar roerend mee eens, dan hoor ik sommige personen zeggen: ‘Ja, echt, hè’. Ik krijg daar spontaan boksneigingen van. ‘O ja joh?’, denk ik dan. Ik hoor het overal, op straat, op de t.v. Gelukkig niet van mijn directe naasten nog.
En dan wil ik het nog hebben een al langer bestaande en heel onsympathieke manier van taalgebruik, die al heel lang in leven is. Deze manier van begroeten wordt meestal meer gebruikt door de kakkers onder ons. Ik kan me daar ook heel kwaad om maken. Ik kwam het al tegen vroeger op mijn werk: Mensen die een brief of mail beginnen met ‘Dag …….(Piet, Jan, Mies)’. Niet hoi, niet goedemorgen, geen geachte, geen beste, maar ‘dag……’.
In mijn ogen zeg je ‘dag’ bij een afscheid. Niet als aanhef van een brief of mail. Er klinkt voor mij iets denigrerends in door. Het komt hoe dan ook op mij arrogant over en ik zie het als een verkeerd en misplaatst gebruik van het woordje ‘dag’.
Timmerneigingen krijg ik ervan. Ik lijk Jan Mulder wel……