Categorie archieven: Ons leven in Den Haag
Eternity
Ik vind dat een mooi woord. Het doet je wegdromen. Wat is oneindig? Niet te definiëren omdat er geen einde aankomt. Wij hebben op de wereld te maken met dingen, wezens en gebeurtenissen die voortdurend veranderen en nooit hetzelfde blijven. Ook is elk momentje eindig en je kan er niet in blijven, omdat het overgaat in een ander momentje.
Maar toch bestaat het woord eeuwigheid (eternity), hetgeen zou kunnen duiden op het bestaan ervan. Vandaag kwam ik een videoclip tegen op YouTube met de titel eternity. Het was trancemuziek, waar ik niet zo gek op ben. Maar de foto erbij bracht me op een idee voor een nieuw schilderij.

Ik vind de silhouetten mooi tegen de achtergrond van de nachtlucht met sterren en maan achter de wolken.
Eternity…..yeah!
Levensstandaard
De levensstandaard voor een flink aantal Nederlanders is hoog, als ik deze vergelijk met hoe het was in de 70er jaren. En de verschillen tussen heel arm en heel rijk zijn groter dan ooit.
In de 70er jaren was het in de kringen waarin ik verkeerde normaal om heel eenvoudig te leven. In het kraakpand waarin ik lange tijd woonde gold het als burgerlijk om bijvoorbeeld op stoelen te zitten. En de bedden waren niet meer dan houten bakken op de vloer. Niemand vond het erg om in de winter te douchen met een open raam, omdat het geisertje op butagas werkte. Misschien is dat wat extreem. Ik heb ook gewoond in een studentenflat met gedeelde keuken en douche maar met een eigen wasbak, wat voor mij heel luxe aanvoelde. Als we verhuisden deden we dat met een grote bakfiets die je kon huren en dat was geen elektrische. Sommigen hadden een auto, maar in de regel waren dat onooglijke oude barrels. Qua kleding was het normaal om in oud uitziende vodden te lopen. Dat was zelfs hip. Een spijkerbroek liet je er oud uitzien door ermee in zee te lopen en aan je lichaam te laten opdrogen. Het was een taboe om over geld te praten of over rijk worden. De arbeider werd in die tijd verheerlijkt en je moest er ‘solidair’ mee zijn. Het waren meestal juist niet de studenten van ‘arme’ komaf die zich zo gedroegen. Al was er ook een andere groep kinderen al dan niet van rijkelui, die liep met blazers en grijze broeken en lid was van een corps, de ‘corpsballen’. Dat zijn ook veelal degenen die later de goede banen kregen. Dat was voorbestemd.
Ik voelde me erg thuis in de tijd van de 70er jaren. Het was voor mij niet moeilijk om me te gedragen als iemand die niets gaf om geld. Ik wás echt zo iemand. Dat geldt niet voor al mijn toenmalige huis- en studiegenoten. Zij vonden mij een vreemde eend in de bijt. Ik wilde bijvoorbeeld wél op een stoel zitten, al was die tweedehands, en niet op een matras op de grond. Dat vonden zij ‘burgerlijk’. Ik nam het ‘solidair zijn met de arbeider’ heel letterlijk en besteedde consequent acht uur per dag aan mijn studie (omdat ik vond dat ik dat aan de maatschappij verplicht was), waardoor ik veel sneller afstudeerde dan de gemiddelde student in die tijd. Ik gaf echt niets om materie of goederen en dat vonden mijn leeftijdgenoten ook raar. Men zei me weleens: ‘Dat gaat vast nog veranderen als je ouder bent en bijvoorbeeld kinderen krijgt’. Maar nee, dat is nooit gebeurd. Ik trouwde drie keer met mannen met weinig geld. Mijn eerste man was zelfs analfabeet en werkte als sorteerder van kleding. Ik heb ervoor gezorgd dat hij werk kreeg als schilder en daarin heeft hij zich kunnen bewijzen als een goed vakman. Hij verdiende meer dan ik wist. Ik kreeg van hem 60 gulden per week en daarvan pikte hij ook nog stiekem geld gedurende de week. Ik was zo naïef dat ik nooit vroeg naar het hoe en wat van zijn inkomsten. Ik werkte er zelf af en toe wat bij in de meest lullige baantjes onder mijn niveau binnen de schooltijden. Zo had ik net genoeg om te overleven.
En nu heb ik dus voldoende geld, samen met mijn lief, om een goed leven te hebben. Ik geniet daarvan en permitteer me veel meer dan toen mijn kinderen nog onder mijn zorg vielen. Zij kwamen voor mij op de eerste plaats qua uitgaven, maar alsnog was dat toen op een bescheiden niveau. Zij hadden geen kamer met eigen tv en pc en ook hadden ze maar één paar goede schoenen. Ze liepen niet over van de spulletjes, maar ik zag altijd dat ze blij waren met wat ze kregen. Ze vergeleken zich niet met andere kinderen.
Nu zie ik dat mijn kinderen leven op een veel hoger materieel niveau dan ik. Het doet mij goed om dat te zien en ook hoe zij daarvan genieten. Maar daarnaast zie ik ook dat zij er heel hard voor moeten werken. Dat heb ik minder gekend in mijn leven. Ik heb gewerkt, maar alleen als het nodig was. Ik werkte om te leven. De laatste 11 jaren voor mijn pensioen was dat in een baan die ook naar mijn hart was. Zo heb ik mijn niet al te indrukwekkende carrière alsnog kunnen beëindigen met gebruikmaking van mijn kennis en levenservaring. Een groot deel van mijn leven heb ik mijn tijd zelf kunnen indelen en ik kon veel thuis zijn voor mijn kinderen.
Toen ik sprak met mijn twee schoolvrienden, P en P, die beiden enorme carrières achter de rug hebben en daar een heel goed pensioen aan hebben overgehouden, zei één van hen dat hij niet met vreugde terugkijkt op zijn werkzame leven. Hij ging elke dag met tegenzin naar zijn werk. Dat lijkt me niet fijn. Ik denk dat geen geld opweegt tegen de vrijheid die je kan ervaren als je je eigen tijd mag indelen en dat niet elke dag uitgestippeld is en op de voorgaande dag lijkt.
Ik had een veelbewogen leven met veel ellende maar ook mooie ervaringen. Ik ben tevreden over mijn werkzame leven dat niet enorm groots te noemen is. Elk werk, hoe ‘minderwaardig’ ook, deed ik met 100% inzet.
Ik ben altijd graag baas geweest over mijn tijd. ‘Time is money’, zegt men. Dan zeg ik op mijn beurt: geef mij de tijd en pak jij het geld maar. De consequentie is dan dat je het doet met minder geld. Maar rijk is niet degene die veel heeft en blijft streven naar meer maar degene die tevreden is met wat hij heeft. Dat ben ik ?.
Wat heb ik met schoenen?
Nou, eigenlijk niks, zoals ik ook niks heb met andere spullen. Zolang ik niet loop met gaten in mijn kleding, mijn spullen nog heel zijn en ik elke dag te eten heb ben ik een tevreden mens.
Ik voel nu een behoefte om voor de lezer één en ander te verduidelijken over mijn ‘schoenverleden’.
Mijn relatie tot schoenen is al vroeg in mijn leven verstoord. Vanaf het moment dat mijn stiefvader in ons leven kwam (ik was toen 3 jaar) was hij degene die met mijn broer en mij naar de winkel ging voor schoenen. Het was afgelopen met leuke kinderschoentjes voor meisjes met bandjes. Hij kocht voor mijn broer en mij dezelfde veterschoenen. Het waren Robinson jongensschoenen. Ik durfde niet te protesteren. De lompe bruine schoenen met spekzolen werden ons aangepast en snel afgerekend. Wij hadden niets te vertellen over de keuze ervan. Als ik zei dat ik ze zwaar vond aan mijn voeten en dat ze eigenlijk voor jongens waren, dan kreeg ik te horen dat dat goed was voor mijn voeten.
Als puber heb ik me afgezet tegen die jongensschoenen uit mijn kindertijd en ben ik belachelijk hoge hakken gaan dragen met plateauzolen. Niet goed voor de voeten. Het op spitzen staan in de balletschool was evenmin goed. Toch had ik daar lange tijd van mijn leven geen last van.
Tijdens mijn eerste huwelijk had ik geen geld om uit te geven aan kleding of schoeisel voor mezelf (hoe dramatisch dat misschien ook klinkt). Ik kan me nu niet meer voorstellen dat ik het toen heel normaal vond dat ik zomer en winter liep op open sandalen met een sleehak van de markt, terwijl mijn (drugs gebruikende) echtgenoot met kleding liep van ‘House of England’. Ik stond er werkelijk niet bij stil dat dit complete waanzin was. Ik liep zelfs met tweedehands kleding van een buurvrouw, die me een paar maten te ruim zat. Mijn voeten hadden zoveel eelt, dat mijn hielen en tenen leken op een uitgedroogd landschap met scheuren. Ik had niet in de gaten dat dit niet klopte, maar was alleen bezig te overleven en mijn kinderen tenminste eten voor te zetten. Af en toe kregen ze wat kleding, gekocht bij Zeeman of Wibra. Shabnam, de generaalsdochter, vroeg zich nooit af of het wel klopte dat er nooit geld was. Ze leerde leven van weinig geld en wist er alsnog iets van te maken. Die gewoonte om zuinig te leven is nooit helemaal weggegaan.
Vanaf ongeveer mijn 50e had ik ineens een zware vorm van hallux valgus. Van de ene dag op de andere had ik een helse pijn in mijn voeten. Ik kon nauwelijks lopen op de sandalen die ik toen aan had. Dit overkwam me plotseling op een vakantie in Malgrat de Mar met mijn tweede echtgenoot en het gezin van mijn oudste dochter. Ik zocht wanhopig op een markt naar een schoen die verlichting kon geven bij het lopen. Ik weet nog dat mijn toenmalige schoonzoon me uitlachte. Hij had, denk ik, geen idee hoe een pijn in mijn voeten ik op dat moment had.
De jaren daarop ging ik elk jaar langs bij een podoloog die me steunzolen verschafte. Ik kon al die jaren voor schoenen alleen terecht in speciale schoenenwinkels voor mensen met moeilijke voeten.
Tot ik, een jaar of zes geleden, geopereerd werd aan de ergste hallux valgus-voet met jubelteen. Enkele jaren later aan de andere voet. Sindsdien loop ik op wolken op sportschoenen met een brede leest.
Het is moeilijk uit te leggen aan mensen hoe een opluchting het is als je van altijd pijn na een uurtje lopen ineens gewoon goed kan lopen zonder pijn. En daarnaast ook: hoe een opluchting het is dat je in de winkel altijd voldoende geld hebt om af te rekenen. Dat je portemonnee niet ineens leger blijkt te zijn dan je dacht omdat je echtgenoot er geld uit heeft gehaald voor de koffieshop, zodat je moet kiezen of je de kaas of het fruit zal terugleggen. En dat ik, wanneer ik iets nodig heb, het me kan permitteren. Ik heb dat lang niet gekund buiten mijn schuld. Wat ik daaraan over heb gehouden is dat ik zeer economisch omga met mijn geld, spullen en voedsel. En dat ik besef dat een overvloed aan middelen niet vanzelfsprekend is. Voor mij is het alleen belangrijk voldoende te hebben. Meer hoef ik niet.
Mijn kinderen hebben het nu allemaal heel goed door het harde werken dat ze doen en de kwaliteiten die ze hebben. Maar nog steeds zie ik dat ze volop kunnen genieten van wat ze hebben en meemaken. Mijn oudste dochter, die het bijzonder goed heeft, is nog steeds iemand die geen eten zal weggooien. Ik zie dat mijn kinderen hun kinderen veel meer verwennen met materiële zaken dan ik hun ooit heb kunnen verwennen. Maar alsnog nemen mijn kinderen mij dat niet kwalijk en zeggen zij dat ze een fijne jeugd hebben gehad. Ze beseffen heel goed wat de waarde is van alles door wat ze hebben meegemaakt, evenals ik.
Pipo de clown
Vandaag besluit ik de nieuwe schoenen waar ik in dit weblog al zoveel over heb gepraat aan te doen en ze binnenshuis in te lopen. Ik sta ermee in de keuken en ik voel mijn gisteren geknipte teennagels op een irritante manier tegen het stugge leer van de voorvoet drukken. Wat een ellende nou weer! Het was al een veeg voorteken dat ik in de winkel zo moest zweten bij het aantrekken van sommige van de modellen van dr Martens (trouwens hoezo dr Martens? Wie is die vent? Wat heeft een dokter met zulk schoeisel te maken, schoenen die lijken op legerkistjes?). Ik, die nooit geïnteresseerd is in merken op het gebied van kleding of schoeisel, ben nu ‘gevallen’ voor een merk, alleen maar omdat er zulke geprofileerde zolen onder zitten die kunnen behoeden voor uitglijden. Zo gefixeerd was ik op die zolen dat ik geheel voorbij ging aan het lompe uiterlijk van deze schoensoort.
Ik loop er dus op in de keuken en dat voelt helemaal niet lekker, ofschoon ze niet direct te klein of te smal zijn. Ik kijk naar beneden en zie twee zwarte ronde schoenneuzen onder relatief smalle enkels. En dan besef ik ineens waarop ik mezelf vind lijken, op Pipo de clown. Of op van die tekenfilmfiguren met enorme schoenen onder dun uitziende beentjes. Ik loop naar de spiegel en zie bevestigd dat de schoenen mij totaal niet staan. Dan loop ik naar Ahmad en zeg: ‘Ik voel me niet fijn op deze schoenen’. Ahmad glimlacht en zegt: ‘Ik begreep al vanaf het begin niet waarom je deze schoenen kocht. Ik dacht misschien om te wandelen in de campo. Eigenlijk vind ik ze helemaal niet bij je passen. Maar ik wilde niks zeggen’. Nu moet ik ook lachen. Dat is typisch Ahmad. Hij denkt het zijne van sommige dingen die ik doe, maar zal dat niet snel zeggen voordat ikzelf mijn mening geef. Hetzelfde gebeurde toen ik me jarenlang zo uitsloofde voor mijn buurvrouw. Hij vond dat al lang te ver gaan en maakte zich zorgen over mij, maar hij hield zijn mond tot ik zelf erachter kwam dat ik ermee moest stoppen.
Ik weet nu zeker dat ik de schoenen wil terugbrengen. Eigenlijk wilde ik het liefst vandaag nog naar de winkel fietsen. Maar nee, rustig blijven, morgen in de ochtend breng ik ze terug. Als het klopt wat ik lees op internet, dan heb ik recht op teruggave van mijn geld.
Goodbye dr Martens.
Schoenenfrustratie lijkt voorbij
De schoenspanner heeft geholpen. Ik kan nu goed in beide schoenen. Ten overvloede heb ik de wat strakker zittende ‘boot’ ‘gevuld met natte kranten wat een ‘final boost’ moet geven aan de linker leest. Ik hoop nog jaren te kunnen rondstappen op deze stoere laarsjes. Voor de nieuwsgierigen hier een foto:
Ben er zeer blij mee. Ga ze de komende weken nog in huis inlopen en als ze goed blijken te lopen, dan blijven ze bij mij. Eindelijk normale schoenen aan mijn voeten in plaats van zomer en winter sportschoenen die water doorlaten. Mijn ‘beter lopen’ schoenen uit de hallux valgus tijd zijn versleten. Overigens kwam ik in de schoenwinkel een vrouw van mijn leeftijd tegen met verschrikkelijke ‘hallux valgus voeten’. Ze had daarbij ook nog een jubelteen. Ik weet uit ervaring dat je als bezitter van zo een teen zeker niet gaat jubelen, tenzij van de pijn omdat elke schoen wringt met zulke voeten. Ik ried haar aan om haar voeten te laten opereren. ‘Maar het schijnt daarna terug te komen,’ zei de vrouw daarop. Dat was gebeurd bij haar dochter. ‘Bij mij niet,’ zei ik en ik voegde eraan toe dat ik blij was dat ik na veel jaren onnodige pijn verlost was van mijn misvormde voeten. Ik verwees haar naar de Bergman Kliniek. Ze was overtuigd en zei dat ze zo snel mogelijk een afspraak zou gaan maken.
Voeten zijn een belangrijk onderdeel van het lichamelijk welbevinden en dat weet je pas als lopen zonder pijn niet vanzelfsprekend is, zoals dat het geval is met zoveel andere lichamelijke klachten.
Toen waren er nog maar drie
Vanmorgen een verrassing. We zagen na veel dagen het zwanenechtpaar met hun kleintjes. Ze bevonden zich niet eens zo ver van hun nest. Helaas leven nog maar 3 van de kuikens. Ik verdenk de snoek. Het lijkt me bijna niet te doen voor de ouders om hun kleintjes te beschermen als het gevaar vanuit de diepte komt.

Wat ik zo mooi vind in de natuur is dat dieren gewoon verder gaan met hun leven, wat er ook gebeurt. Ze blijven niet hangen in ervaringen, goed of slecht, met gevoelens van blijdschap, triestheid of boosheid. Ze gaan gewoon verder met hun leven, zijn helemaal in het heden en reageren ter plekke met de reactie die nodig is. Ze hebben geen last van meningen, ambities, wensen. Als ik dat zie word ik daar heel rustig van.
Even niet geschreven
Want ik had het druk voor mijn doen. Donderdag een matige antiekmarkt bezocht in Den Haag. Het was koud en windering, maar het gezelschap van een vriend die ik al 52 jaar ken maakte veel goed. Hij was uit Amsterdam komen treinen om de vriendschap te onderhouden wat altijd leuk is als je iemand al van zo lang geleden kent. Hij maakte een aantal foto’s van mij die ik goed gelukt vind, al zijn ze qua rimpels niet geflatteerd en niet gefotoshopt. ‘Reality is beautiful’. Ik was er zo blij mee dat ik mijn profielfoto’s met een ervan heb aangepast. Je moet een profielfoto regelmatig updaten, vind ik. Zelf maakte ik ook een paar foto’s die niet geweldig zijn.
Ahmad was uren alleen thuis en maakte onder andere zijn tiffany af, waarmee hij een oud tafeltje heeft opgepimpt.
Gisteren ging ik naar de schoenmaker in een nabij winkelcentrum om een paar oude laarzen van profielzolen te voorzien. De man was zo eerlijk om mij te laten zien dat de laarzen versleten waren en dat het leer aan het verteren was. Dat stelde ik erg op prijs. Ik gooide de 25 jaar oude laarzen in de dichts bij zijnde prullenbak en begaf me naar Nelson, waar ze dr Martens verkopen.
In de winkel was het bloedheet en zwetend paste ik enkel stoere boots, allemaal rechterlaarzen. Er was een laars die heerlijk zat en niet al te opzichtig en modieus was (geen kanariegeel typisch dr Martens stiksel en geen super dikke plateauzool, maar een gewone zwarte enkellaars van heerlijk zacht leer en met een goed profiel onder de zool.
Blij rekende ik af, 200 ballen maar dan heb je ook wat goeds.
Thuis kwam ik erachter dat de linker laars wat te strak zat in de breedte, omdat mijn linkervoet breder blijkt te zijn dan de rechter. Dat wist ik niet omdat ik al zo lang geen schoenen meer kocht en me in de tussentijd aan beide voeten heb laten opereren en dus ‘nieuwe’ voeten heb. Ik las op internet dat het vaak voorkomt dat een linkervoet wat groter of breder is dan een rechtervoet. Spijt als haren op mijn hoofd dat ik niet beide schoenen even in de winkel gepast heb toen ik de doos kreeg. Er was te weinig personeel en de winkel was propvol met schoenen zoekend volk. Ik had te doen met de twee jongeren die rondrenden om iedereen te helpen. Maar ik had gewoon tijd moeten nemen. Ik had toch al zelf zitten klooien met veters en de verschillende laarzen en me door niemand laten helpen en kon best nog een keer even gaan zitten. Maar dat deed ik niet!
Nu heb ik in de linker laars een schoenspanner gezet die ik er minstens 48 uur in laat zitten. Maandagochtend ga ik kijken of dat geholpen heeft. Zo niet, dan moet ik terug naar de winkel om de laarzen te ruilen. Ik hoop dat ik ook mijn geld terug kan krijgen, zodat ik naar de binnenstad van Den Haag kan gaan waar een dr Martenswinkel is met natuurlijk veel meer keus. Ik wilde te snel laarzen en had geen zin om helemaal naar het centrum te gaan daarvoor. Nu moet ik dat bekopen met spijt.
Dus mensen, pas altijd beide schoenen in een winkel en maak niet dezelfde fout als ik.
Het schilderij van mijn overleden klasgenoot is opgehaald
Ik begon al te twijfelen aan mijzelf. Zonder voorafgaand overleg maakte ik een schilderij van mijn vroegere klasgenoot P, toen ik wist dat hij terminaal ziek was. Het was bedoeld als cadeau en aandenken, maar zoiets persoonlijks kan je natuurlijk niet opdringen aan mensen. Het kwam in me op om hem vast te leggen zoals ik hem zag vanuit het zijspan van zijn motor, toen hij me trakteerde op een tocht langs de Friese landwegen. Ik zag hem van opzij tegen de blauwe lucht met een intens tevreden uitdrukking op zijn gezicht. Motorrijden was één van zijn passies en het enige dat hij nog goed kon tot kort voor zijn dood.
Toen ik P en zijn vrouw L een foto stuurde van het schilderij dat ik had gemaakt vond hij het heel mooi en verzekerde hij me dat ze het schilderij graag wilden hebben met de groetjes ook van L. Ik beseft dat het schilderij niet zozeer voor P bestemd zou zijn maar dat het meer een aandenken zou kunnen worden voor L, die op het einde van zijn leven vaak met hem in het zijspan van zijn motor heel Europa heeft doorgereisd en hem net zo kan hebben gezien als ik. Overigens is het voor de bijrijder geen comfortabele manier van reizen. Je wordt nogal door elkaar geschud bij eventuele hobbels in de weg en naar mijn idee is het zitje in het zijspan niet bijzonder veilig. Je bent daarin behoorlijk kwetsbaar.

Toen P met enorme snelheid langs de landelijke wegen suisde was ik af en toe een beetje bang. Ik besefte dat hij al wist dat hij snel zou sterven, maar dat dit voor mij nog niet opging. Ik wilde me echter niet laten leiden door deze angst en daarom zette ik die van me af. Eens gaan we allemaal…Toen we na veel kilometers eindelijk ergens afstapten bij een uitspanning in Harlingen met terras met uitzicht op het water, was ik blij dat ik uit het bakje kon stappen.
Ik maakte het schilderij in Spanje. Toen hij in januari overleed kon ik helaas niet naar het afscheid voorafgaande aan de crematie gaan. Ik condoleerde natuurlijk wel L en bracht haar het schilderij in herinnering. Ze bevestigde dat ze het graag wilde hebben en we spraken af elkaar in april te zien.
Helaas kwam daarvan niets terecht, omdat ik een fietsongeluk kreeg en zeker 4 weken niet goed kon lopen. Maar aangezien zij regelmatig in de buurt van Den Haag komt sprak L met me af om het schilderij bij mij op te halen op een bepaalde datum. Op de afgesproken dag kwam zij niet en kreeg ik ook geen bericht over de reden daarvan.
Ik ben iemand die dan snel denkt dat mijn schilderij kennelijk niet belangrijk voor haar is. Sterker nog, misschien wilde zij het helemaal niet hebben en zei ze me dat alleen niet uit beleefdheid. Dat terwijl ik haar gezegd had dat ik het haar niet wilde opdringen en dat ze het gerust eerlijk kon zeggen als zij het niet wilde.
Ik was gepikeerd. Graag of niet. Ik ga niet met een schilderij achter iemand aanzeulen.
Op aanraden van de andere schoolvriend P, die ik erover appte (en vroeg of hij anders het schilderij wilde hebben omdat hij zijn beste vriend was geweest), zette ik me over mijn trots heen en nam ik contact op met L. Het gaf me een goed gevoel om deze stap te nemen. ‘Was er misschien iets tussen onze afspraak gekomen?’ Ik kreeg snel antwoord. Er was inderdaad van alles tussen gekomen, maar de 22e zou ze gelukkig weer in Den Haag zijn en het rond 13 uur komen ophalen. Of dat schikte? Ja.
En zo geschiedde. Ze heeft het schilderij opgehaald op de 22e. We hadden een openhartig gesprek in de tuin. Eigenlijk was zij enkele jaren geleden officieel gescheiden van P. Maar omdat hij haar op zeker moment belde dat hij kanker had en het niet alleen aankon heeft ze hem weer in haar leven toegelaten en besloten hem te verzorgen tot zijn dood. Wat een mooi gebaar is dat van haar!
Is zij blij met het schilderij en krijgt het een plekje? Ze zegt van wel.
Eergisteren: ‘Children of Al-Andalus’
Hij was al eens bij ons op bezoek, Tariq met het enorm dikke en zware boek geheten: ‘Children of Al-Andalus’. Het boek was toen net uit, een mooie uitgave met schitterende foto’s. In het boek worden veertig mensen geïnterviewd van wie de voorvaderen tijdens de inquisitie gevlucht zijn (of op boten gezet) naar onder andere Marokko. In het boek komen alleen nazaten die wonen in Marokko aan het woord, zowel joden, oud christenen als moslims.
Na het boek heeft Tariq, samen met zijn vriend Hisham ook een gefilmde documentaire gemaakt, waarin drie van de eveneens in zijn boek geïnterviewden aan het woord komen, ook weer met schitterende beelden van mooie architectuur in Marokkaanse wijken, die de kenmerken dragen van het tijdperk Al Andalus.
De film is al in verschillende steden vertoond, zowel in Spanje als in Nederland en werd afgelopen vrijdag vertoond in het Filmhuis in Den Haag. Tariq had Ahmad gevraagd om bij de voorstelling aanwezig te zijn en om eventueel na afloop na te praten.
Dus wij gingen met twee gereserveerde plaatsen op weg naar de tramhalte om ons te begeven naar de bioscoop. Het voelde wat onwennig. Zo vaak gaan wij niet meer naar dit soort evenementen. Ik ging eigenlijk alleen mee voor Ahmad en niet zozeer omdat ik heel erg geïnteresseerd ben in het verhaal. Ik weet dat de geschiedenis door diverse belangengroepen op heel verschillende wijze wordt weergegeven. Tariq en Hisham hebben de intentie om te verbinden en zeker niet om mensen tegenover elkaar te zetten. Verschillen van mening en tegenstellingen zijn er al genoeg in de wereld.
Het zaaltje was volledig bezet door een gevarieerd publiek. Ik zag ‘witte’ Nederlanders van diverse leeftijden en ook enkele gesluierde hoofden. De film was ontroerend, zozeer dat mijn schatje op een gegeven moment zat te snikken en ik zijn hoofd met petje en al naar mij toetrok en vasthield.
Na afloop was er gelegenheid om vragen te stellen. Het bleef een tijd stil. Ahmad was de eerste die een vraag had, of liever gezegd een opmerking. Hij verontschuldigde zich dat hij het in het Spaans ging zeggen, waarop Tariq mij vroeg om het te vertalen. ‘Maar jij spreekt toch ook Spaans?’ zei ik daarop. ‘Maar hij spreekt erg Andalusisch,’ antwoordde Tariq toen, wat gelach in de zaal uitlokte. Ik vertaalde naar beste kunnen wat Ahmad zei. Hij merkte op dat je het tijdperk Al Andalus en de daarop volgende inquisitie niet kan begrijpen zonder de historische achtergrond te kennen. Hij had het over het verdrag van Nicea in de vierde eeuw, toen de christelijke kerk zich splitste en hij kon nog veel meer vertellen. Het zou een documentaire apart kunnen worden. ‘Hij heeft er een boek over geschreven. Is men geïnteresseerd?’ Ik heb de lachers op mijn hand en er wordt welwillend op gereageerd. ‘Ik ben zeker geïnteresseerd,’ zegt een man naast ons.
Maar er kan natuurlijk niet alleen uitgeweid worden door één persoon. Er zijn meer mensen met vragen. Het lijkt erop dat het ijs gebroken is. Na een stilte waarin niemand de eerst vraag durfde te stellen branden nu veel mensen los. Het is een interessante nabeschouwing, waarbij er goed geluisterd en gereageerd wordt.
Op een goed moment moeten beide vrienden het vragenuurtje afronden, omdat de zaal vrij moet komen voor een andere filmvoorstelling.
Na afloop blijven diverse mensen uit de zaal nog in het aangrenzende café aan tafeltjes zitten. Tariq is in gesprek met een paar mensen, staande bij een tafeltje waarop een stapeltje ligt met exemplaren van het boek dat hij heeft uitgegeven. Ik zie even later dat hij een boek heeft verkocht aan een dame.
We staan in groepjes te praten. Ik met een half Egyptisch half Nederlandse jongeman die vroeger met Tariq heeft gewerkt en nu met hem meegereden is vanuit Amsterdam omdat hij nieuwsgierig was naar wat er terecht was gekomen van Tariqs enthousiaste plannen om dit onderzoek te gaan verrichten (plannen die hij jaren geleden al had na een tijd in Andalusië vertoeft te hebben) en met een Marokkaanse die vanaf haar derde jaar is opgegroeid in Nederland. We hebben het over het ‘gevoel ergens thuis te horen’. En over ‘halfbloed’. ‘Eigenlijk zou het niet halfbloed moeten heten maar dubbelbloed’, zegt de jongeman. Precies! Ook komt het dubbele gevoel ter sprake dat je kan hebben dat je in Nederland niet gezien wordt als echt Nederlands en in Marokko niet als een ‘echte Marokkaanse’. En ik zeg dan weer dat je ook als ‘volbloed’ Nederlander het gevoel kan hebben je nergens thuis te voelen of juist overal. ‘In wezen zijn we allemaal nakomelingen van Adam en in die zin één familie,’ zeg ik. Zo kan je het ook zien,’ zegt de Marokkaanse dan.
We gaan er naartoe dat we allemaal onderling huwen en dat rassen en nationaliteiten vermengd worden en geen punt van belang meer zullen zijn. Dat is mijn ideaal.
Even later zitten we in het café aan een ovale tafel. Met de twee makers van de film en het boek, de ‘dubbelbloed’, de Marokkaans-Nederlandse, Ahmad en ik en de Nederlandse man die zei geïnteresseerd te zijn in Ahmad’s verhaal. Hij is getrouwd geweest met een Spaanse, maar zijn vrouw is helaas overleden. Hij geeft mij het adres op een papier van een vereniging van Spaanstaligen in Den Haag. Misschien is het wat voor Ahmad. De Marokkaanse geef ik mijn emailadres. Zij zoekt een Spaans sprekende gids om een keer de monumenten in Andalusië te bezoeken. Ik heb haar gezegd dat Ahmad en ik haar mogelijk kunnen rondleiden als zij in de winter naar Andalusië komt.
Ik voel me heel prettig in het gezelschap aan die tafel. Ik besef dat Ahmad en ik erg op onszelf zijn, maar als ik in zo een gezelschap van gelijkgestemden zit, dan voel ik me ontroerd. Als we op weg naar huis zijn en in de tram zitten zeg ik tegen Ahmad: ‘Wat we zojuist hebben meegemaakt is toch mooi. Mensen zijn niet anders dan diertjes, die graag bij elkaar kruipen en zich dan fijn voelen. We zoeken herkenning en voelen ons dan dicht bij elkaar. In wezen zijn we allemaal eenzaam zodra we de moederbuik verlaten hebben en zoeken we troost en warmte in gezelschap. Ook vluchtige momenten van samenzijn kunnen dat gevoel geven’.
Ahmad is nu bezig een video samen te stellen met materiaal dat hij verzameld heeft over de geschiedenis van Andalusië. Een project dat hij wil delen met Tariq en Hisham.