De vier vijanden en de vier getuigen

Wat ik begrepen heb uit de lessen van grandsheikh Abdullah al Faizad Daghestani:
Wij mensen hebben vier vijanden, en al deze vijanden zijn te vinden in onszelf: het ego dat altijd bij ons is en ons aanspoort tot alles wat ons vervreemdt van de ziel, de begeerte die ons constant belaagt, de satan die ons wil verleiden tot kwaad en het wereldse dat ons bezighoudt met haar verleidingen. Het is dus zaak deze vijanden te bestrijden en niet de ‘vijanden’ om ons heen. Immers wij kunnen een ander mens niet veranderen, maar alleen onze eigen intenties en ons eigen gedrag.

Verder hebben wij ook vier getuigen op elk moment dat wij iets denken, voelen of handelen. Dat zijn Allah, Die dichterbij is dan onze halsslagader en aan Wie niets ontgaat, zelfs de beweging van het kleinste atoom in dit universum. De twee engelen aan onze linker- en rechterzijde en de profeet vzmh. Dit zijn de vier getuigen die zullen getuigen voor ons op de Dag der Opstanding.
Sheikh Abdullah waarschuwt ons ervoor niet de vijfde getuige te willen zijn. Daar bedoelt hij het volgende mee. Wij hebben niet het recht te oordelen over het gedrag van een ander. Voor ieder zijn al vier getuigen en het is verboden een vijfde getuige te zijn.
Daar kom ik al direct aan mijn volgende valkuil. Hoe vaak oordeel ik niet, in gedachten of zelfs met uitgesproken woorden. Welk recht heb ik daartoe? Helemaal geen recht! Het oordeel is uiteindelijk uitsluitend aan Allah en wij hebben daar niets aan toe te voegen. Wij zijn hier niet om te oordelen, maar alleen maar om ons best te doen, zodat de vier getuigen geen slechte dingen over ons hoeven op te tekenen. Daarmee hebben we het druk genoeg. Geen tijd dus om te oordelen over anderen.
Ik zeg nu tegen mezelf: ‘open your mind en zet al die (voor)oordelen opzij’. Kijk weer onbevangen, in onschuld, en geef Allah de kans nieuwe vensters van inzicht te openen.
En nu nog de uitvoering van dit mooie plan…….

Praten

Ooit schreef ik een stukje over dat het goed is minder te eten, te slapen en te praten http://shabnam.nederlandalus.net/?p=892
Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Wat betreft het eten kost het me niet zoveel moeite. Ik ben nooit een ‘overeter’ geweest en voel me het prettigst als ik alleen eet wanneer ik honger heb en nooit te veel zodat mijn buik overvol raakt. Gewekt worden uit mijn slaap kan ik ook wel hebben. Ik heb geen moeite met opstaan, maar opstaan voor bijvoorbeeld het tahajud-gebed doe ik al jaren niet meer. Ik doe eigenlijk alleen datgene waarvan ik weet dat het minimaal vereist is voor een moslim en dat is opstaan voor het fajr-gebed, hetgeen in de zomer ook al behoorlijk vroeg is.
Maar praat minder. Met dat advies (ik zeg niet gebod, want Godsdienst is Naseeha, advies) heb ik moeite. Ik vind zelf dat ik vaak ‘voor mijn beurt’ praat en dikwijls dingen zeg die niet nodig zijn en beter achterwege gelaten hadden kunnen worden. Het meest veelzeggende is immers vaak datgene wat niet gezegd wordt en daarin schiet ik te vaak aan mijn doel voorbij. Ik wil alles wat ik voel en ervaar delen en uitdrukken. Vandaar waarschijnlijk ook deze behoefte aan het schrijven in een weblog. Er schijnen mensen te zijn die deze behoefte ook hebben op media als twitter en facebook. Dat heb ik niet. Ik uit me helemaal in mijn weblogs en tegen de mensen in mijn omgeving. Maar……wat betreft het praten met de  mensen om mij heen zou ik dat graag willen beperken. Ik kan me herinneren dat ik diezelfde behoefte ook een keer heel sterk voelde in 1993, inmiddels 20 jaar terug. Toen nam ik me voor eerst te denken en dan pas te spreken. maar ben ik daarin opgeschoten? Na 20 jaar kan ik constateren dat dit niet het geval is. Misschien ‘zingt elk vogeltje zoals het gebekt is’ en ben ik een vogel met veel noten op haar zang. Er is niet veel veranderd. Ik praat nog steeds te veel.

In een hadith is overgeleverd door Imam Muslim en Imam al-Bukhaari op gezag van Abu Hurairah (radiAllahu ‘anhu) dat de Boodschapper van Allah (sallAllahu ‘alayhi wa salaam) zei:”Laat degene die in Allah en de Laatste Dag gelooft, het goede zeggen of zwijgen.”

Imam An-Nawawi heeft in zijn uitleg van 40 Hadith over deze hadith gezegd: “Ash-Shaafi’i zei: ‘De betekenis van deze hadith is: wanneer iemand wil spreken, moet hij eerst nadenken. Als het hem duidelijk wordt dat er geen kwaad schuilt in wat hij wil gaan zeggen, dan kan hij spreken. Als hem echter duidelijk wordt dat er wel kwaad schuilt in wat hij wil gaan zeggen, of zelfs wanneer hij niet zeker weet of er wel of geen kwaad schuilt in wat hij wil gaan zeggen, dan zou hij niet moeten spreken.'” Er is ook overgeleverd dat hij zei: “Als jullie allemaal een vel papier zouden kopen om (alles wat je gezegd hebt) te noteren, dan zijn er veel dingen die jullie niet gezegd zouden hebben.”

Al-Imam Abu Haatim ibn Hibbaan al-Busti heeft in zijn boek ‘Rawdat-ul-‘Uqalaa wa Nuzhat-ul-Fudalaa’ gezegd: “Het is voor elk intelligent persoon verplicht om te allen tijde te zwijgen totdat het nodig is voor hem om te spreken. Want hoe vaak heeft iemand spijt van wat hij gezegd heeft nadat hij het gezegd heeft en hoe zelden heeft iemand spijt van wat hij gezegd heeft als hij gezwegen heeft? En de mensen die het langst ongelukkig blijven en de meeste beproevingen doormaken, zijn degenen die getroffen zijn met een losse tong en een hard hart.”

Ibn Hibbaan heeft ook gezegd: “Het is voor de intelligente persoon verplicht om zijn oren twee keer zo vaak te gebruiken als zijn tong en zich te realiseren dat hij twee oren gekregen heeft en slechts één mond zodat hij meer gaat luisteren dan hij spreekt. Dat is omdat hij spijt zou kunnen krijgen van wat hij gezegd heeft, wanneer hij spreekt, maar als hij zwijgt, dan zal hij niets hebben om spijt van te hebben. Het is immers gemakkelijker om terug te nemen wat je nooit gezegd hebt, maar zodra een woord uitgesproken is, bezit het zijn spreker, maar als het nooit uitgesproken is, blijft dit het eigendom van degene die het nooit uitgesproken heeft.”

Ibn Hibbaan heeft ook gezegd: “De tong van de intelligente persoon schuilt achter zijn hart zodat hij zijn hart raadpleegt wanneer hij iets wil zeggen. Als er gedacht wordt dat hij zou moeten spreken dan doet hij dat maar zo niet, dan zwijgt hij. Bij de onwetende persoon bevindt het hart zich echter op het puntje van zijn tong, dus spreekt hij zonder na te denken. En degene die zijn tong niet bewaakt, begrijpt zijn religie (islam) niet.” 

revisie:Abo Abdillah bron:http://www.AlMutaqqun.tk

Kijk, dit moet ik nu gewoon in mijn beide oren knopen.

De dag van de opstanding, Yawm al-Qīyāmah

Ik kan er goed in komen, dat mensen het moeilijk vinden te begrijpen, laat staan voor waar aan te nemen dat het mogelijk is dat wij weer zullen worden opgewekt als we al lang gestorven zijn. Het staat echter in alle heilige boeken van de monotheïstische godsdiensten en ook wordt in deze boeken beschreven dat in alle tijden de meeste mensen moeite hadden het te geloven. Dat staat ook herhaaldelijk in de Quraan. Allah legt uit dat het voor Hem niet moeilijk is een schepping voor de tweede keer op te wekken. Immers Hij hoeft om iets te laten gebeuren alleen te zeggen ‘wees’ en het is.
Heel mooi vind ik het beschreven in de volgende surah:
Surah 22 Al Hajj
“22:5   O People, if you should be in doubt about the Resurrection, then [consider that] indeed, We created you from dust, then from a sperm-drop, then from a clinging clot, and then from a lump of flesh, formed and unformed – that We may show you. And We settle in the wombs whom We will for a specified term, then We bring you out as a child, and then [We develop you] that you may reach your [time of] maturity. And among you is he who is taken in [early] death, and among you is he who is returned to the most decrepit [old] age so that he knows, after [once having] knowledge, nothing. And you see the earth barren, but when We send down upon it rain, it quivers and swells and grows [something] of every beautiful kind.

22:6  That is because Allah is the Truth and because He gives life to the dead and because He is over all things competent
22:7  And [that they may know] that the Hour is coming – no doubt about it – and that Allah will resurrect those in the graves.
22:62 That is because Allah is the Truth, and that which they call upon other than Him is falsehood, and because Allah is the Most High, the Grand.
22:63   Do you not see that Allah has sent down rain from the sky and the earth becomes green? Indeed, Allah is Subtle and Acquainted.
22:64   To Him belongs what is in the heavens and what is on the earth. And indeed, Allah is the Free of need, the Praiseworthy.”
Hoe meer ik lees in de Quraan, hoe meer dit heilige boek mij bekoort.

Mijn adab en opa

Ik ben geen ruziezoeker, nooit geweest. Als kind al was ik rustig in de omgang met andere kinderen. Mijn moeder vertelde me eens dat een vrouw bij haar aanbelde en vertelde dat zij gezien had dat kinderen mij herhaaldelijk met mijn hoofd tegen de stoep sloegen en dat ik daar niets van zei. Ik kan me dat zelf helemaal niet herinneren. Misschien heeft dat beuken op die stoep mijn hersens geen goed gedaan. Maar zeker is dat ik als kind vriendelijk was en het niet begreep als andere kinderen niet aardig tegen me waren. Het viel me wel al op dat kinderen de ene dag aardig waren en de andere dag niet, zonder dat ik begreep waarom. En de kinderen die vandaag aardig waren, die waren juist gisteren of morgen weer niet aardig. Zo meende ik al jong te begrijpen dat je er geen peil op kon trekken waarom en wanneer kinderen al dan niet aardig waren. Ik zag het als een golfbeweging waarop ik weinig vat had. En al jong filosofeerde ik dan dat het maar beter was me niet te veel aan te trekken van het al dan niet aardig zijn van de mensen in mijn omgeving. Er zat veranderlijkheid in het gedrag en een soort golfbeweging, net als in het weer, en misschien moest ik dat gewoon maar accepteren.
Later maakte ik het nodige mee en begreep ik beter dat er wel degelijk verschillen zijn tussen de manier waarop mensen zich opstellen en dat niet iedereen het altijd goed bedoelt. Maar mijn grondhouding van ‘in principe het goede willen zien in mensen’ bleef bij me horen. Die houding paste ook goed in het geloof dat ik al had en dat ik herkende in de religie die ik aannam op mijn 27e jaar, de islam. Zoals ik in het vorige stukje al zei: in alle geloven wordt geduld gepredikt en een (blij)moedig gedrag onder alle omstandigheden. Immers alles komt van Allah. Dus: als iemand een voetbal per ongeluk tegen me aantrapt, dan hoef ik niet boos te worden op die persoon. Het is iets dat komt van Allah. Die bal tegen mijn hoofd op dat moment was voor mij bestemd.
Adab is belangrijk voor mij en drukt uit wat ik van binnen voel als het enige juiste, ook al is het niet altijd gemakkelijk. Ik ben geen supermens en ik heb ook een ego, dat maar al te vaak tegensputtert. Zo ook bijvoorbeeld gisteren.
Ik heb, zoals ik al een paar keer verteld heb, lessen van opa, waarvoor hij mij toevallig de laatste tijd dagelijks hem laat bellen. Dan zijn we twee uur lang met elkaar in gesprek en geeft hij me nieuw materiaal. Ik moet de consonanten en klinkers in het Arabisch schrijven en ze uitspreken en daarna de woorden. En dat moet goed gebeuren, zoals opa mij dat heeft geleerd met behulp van klankoefeningen. Opa is een Egyptenaar die Engels spreekt en niet altijd begrijp ik hem en hij mij. Soms zijn er misverstandjes of hoor ik hem niet goed. De laatste paar keer ging opa dan behoorlijk tegen me snauwen, wat niet prettig was. Ik accepteerde het echter gewoon en bleef mijn best doen om de de klanken en de tijdsduur van de lettergrepen alsnog goed uit mijn mond te krijgen. Ahmad hoorde het ook, het gesnauw van opa en het beviel hem niet. Hij zei me achteraf: ‘Misschien gaat opa door met snauwen, omdat jij het accepteert en hij daardoor denkt dat hij daarin steeds verder kan gaan’.
Ja, daar zit wel wat in, dacht ik toen. Maar toen ik erover doorpraatte met Ahmad kwamen we tot het volgende gesprek. In de tijd van de profeten beantwoordden deze heilige mensen altijd het slechte gedrag en de slechte woorden van mensen met goed gedrag en goede woorden. Bij sommigen riep dit alleen maar meer woede op, maar anderen werden erdoor in hun hart geraakt. Soms is de beste verdediging geen verdediging. Het niet in de tegenaanval gaan bij een aanval kan soms juist de ander ontwapenen. Ik heb dat diverse malen in mijn leven mogen ervaren. Mijn ogenschijnlijk naïeve en ontwapenende opstelling in het leven heeft vaak andere mensen ontdooid en het beste in hen naar boven gehaald. Maar…..dat ging niet altijd op. Ik heb helaas ook ellendige ervaringen van mensen die misbruik maakten van mijn meegaandheid. Er zijn mensen die de macht die je hun geeft misbruiken om je als een dweil in het rond te vegen. Er zijn wrede en ongevoelige mensen, die je nooit kan ontdooien. Ik zei tegen Ahmad: ‘Ik weet niet wat opa voor een man is. Als hij inderdaad een arrogante vent is die erop kickt dat ik niets zeg als hij boos tegen me doet, dan zal dat blijken en zal dat alleen maar erger worden. Maar ik heb geen zin met hem in de strijd te gaan. Hoe zijn adab met mij is, dat is zijn zaak. Mijn zaak is het om mijn adab met hem te bewaren. ik wil graag de Koran goed leren lezen en daarvoor heb ik hem nodig en ik respecteer hem omdat hij gratis lessen geeft en moeite doet.
Toch bleef ik er vannacht af en toe aan denken. Het nare gedrag van opa kwam tussen mijn slaap door steeds terugkomen in mijn hoofd en ik had er een naar gevoel over. Vandaag had ik weer een telefonische afspraak met opa en wat gebeurde er? Opa was heel aardig tegen me. Natuurlijk wees hij me op mijn fouten, maar hij praatte op een heel andere toon dan gisteren. Ik ben blij dat ik opa niets gezegd heb. Opa is, naar ik aanneem, ook een man die reflecteert op zijn eigen handelen, net als ik. Hij heeft zichzelf herpakt en laat nu zien dat hij het ook anders kan. En als hij morgen weer boos doet, dan denk ik maar, net als toen ik klein was, dit is een golfbeweging, de ene dag is iemand aardig en de volgende dag misschien niet. Ik moet alleen mijn eigen gedrag in de gaten houden en erover denken of mijn adab goed is of niet. De adab van een ander, daarover heb ik geen controle.

Jezus in de Koran (2)

Alleen voor wie het interesseert, hoor. Ik ben zelf heel enthousiast, telkens als ik de Koran lees, en wil dit graag delen met belangstellenden.
NB. Muslim (moslim) betekent niets anders dan in overgave aan God/Allah. Het is nu de naam geworden van slechts één religie. Maar een ieder die zich overgeeft aan de Wil van Allah kan zich moslim noemen. Zoals Adam, Abraham, Jacob, Isaac, Ismael, Jonas, Jop (Ayub), David, Mozes, Jezus…………..Mohammed (allen vzmh).
Uit http://quran.ksu.edu.sa/
Surah 6 Al-Maaida
( 110 )   [The Day] when Allah will say, “O Jesus, Son of Mary, remember My favor upon you and upon your mother when I supported you with the Pure Spirit and you spoke to the people in the cradle and in maturity; and [remember] when I taught you writing and wisdom and the Torah and the Gospel; and when you designed from clay [what was] like the form of a bird with My permission, then you breathed into it, and it became a bird with My permission; and you healed the blind and the leper with My permission; and when you brought forth the dead with My permission; and when I restrained the Children of Israel from [killing] you when you came to them with clear proofs and those who disbelieved among them said, “This is not but obvious magic.”
( 111 )   And [remember] when I inspired to the disciples, “Believe in Me and in My messenger Jesus.” They said, “We have believed, so bear witness that indeed we are Muslims [in submission to Allah].”
( 112 )   [And remember] when the disciples said, “O Jesus, Son of Mary, can your Lord send down to us a table [spread with food] from the heaven? [Jesus] said,” Fear Allah, if you should be believers.”
( 113 )   They said, “We wish to eat from it and let our hearts be reassured and know that you have been truthful to us and be among its witnesses.
( 114 )   Said Jesus, the son of Mary, “O Allah, our Lord, send down to us a table [spread with food] from the heaven to be for us a festival for the first of us and the last of us and a sign from You. And provide for us, and You are the best of providers.”
( 115 )   Allah said, “Indeed, I will send it down to you, but whoever disbelieves afterwards from among you – then indeed will I punish him with a punishment by which I have not punished anyone among the worlds.”
( 116 )   And [beware the Day] when Allah will say, “O Jesus, Son of Mary, did you say to the people, ‘Take me and my mother as deities besides Allah?'” He will say, “Exalted are You! It was not for me to say that to which I have no right. If I had said it, You would have known it. You know what is within myself, and I do not know what is within Yourself. Indeed, it is You who is Knower of the unseen.
( 117 )   I said not to them except what You commanded me – to worship Allah, my Lord and your Lord. And I was a witness over them as long as I was among them; but when You took me up, You were the Observer over them, and You are, over all things, Witness.
( 118 )   If You should punish them – indeed they are Your servants; but if You forgive them – indeed it is You who is the Exalted in Might, the Wise.
Surah 9: At-Tawba
30 )   The Jews say, “Ezra is the son of Allah “; and the Christians say, “The Messiah is the son of Allah.” That is their statement from their mouths; they imitate the saying of those who disbelieved [before them]. May Allah destroy them; how are they deluded?

( 31 )   They have taken their scholars and monks as lords besides Allah, and [also] the Messiah, the son of Mary. And they were not commanded except to worship one God; there is no deity except Him. Exalted is He above whatever they associate with Him.
( 32 )   They want to extinguish the light of Allah with their mouths, but Allah refuses except to perfect His light, although the disbelievers dislike it.
( 33 )   It is He who has sent His Messenger with guidance and the religion of truth to manifest it over all religion, although they who associate others with Allah dislike it.
( 34 )   O you who have believed, indeed many of the scholars and the monks devour the wealth of people unjustly and avert [them] from the way of Allah. And those who hoard gold and silver and spend it not in the way of Allah – give them tidings of a painful punishment.

Jesus in de Koran

Qu *raan Karim surah 4 An-Nisaa
( 157 )   And [for] their saying, “Indeed, we have killed the Messiah, Jesus, the son of Mary, the messenger of Allah.” And they did not kill him, nor did they crucify him; but [another] was made to resemble him to them. And indeed, those who differ over it are in doubt about it. They have no knowledge of it except the following of assumption. And they did not kill him, for certain.
( 158 )   Rather, Allah raised him to Himself. And ever is Allah Exalted in Might and Wise.
en verder…… An-Nisaa……
163 )   Indeed, We have revealed to you, [O Muhammad], as We revealed to Noah and the prophets after him. And we revealed to Abraham, Ishmael, Isaac, Jacob, the Descendants, Jesus, Job, Jonah, Aaron, and Solomon, and to David We gave the book [of Psalms].
( 164 )   And [We sent] messengers about whom We have related [their stories] to you before and messengers about whom We have not related to you. And Allah spoke to Moses with [direct] speech.

( 165 )   [We sent] messengers as bringers of good tidings and warners so that mankind will have no argument against Allah after the messengers. And ever is Allah Exalted in Might and Wise.
en dan….. An-Nisaa….
( 171 )   O People of the Scripture, do not commit excess in your religion or say about Allah except the truth. The Messiah, Jesus, the son of Mary, was but a messenger of Allah and His word which He directed to Mary and a soul [created at a command] from Him. So believe in Allah and His messengers. And do not say, “Three”; desist – it is better for you. Indeed, Allah is but one God. Exalted is He above having a son. To Him belongs whatever is in the heavens and whatever is on the earth. And sufficient is Allah as Disposer of affairs.
( 172 )   Never would the Messiah disdain to be a servant of Allah, nor would the angels near [to Him]. And whoever disdains His worship and is arrogant – He will gather them to Himself all together.
En surah 5 Al-Maaida
( 17 )   They have certainly disbelieved who say that Allah is Christ, the son of Mary. Say, “Then who could prevent Allah at all if He had intended to destroy Christ, the son of Mary, or his mother or everyone on the earth?” And to Allah belongs the dominion of the heavens and the earth and whatever is between them. He creates what He wills, and Allah is over all things competent.
En eveneens surah 5 Al-Maaida:
( 75 )   The Messiah, son of Mary, was not but a messenger; [other] messengers have passed on before him. And his mother was a supporter of truth. They both used to eat food. Look how We make clear to them the signs; then look how they are deluded.
( 76 )   Say, “Do you worship besides Allah that which holds for you no [power of] harm or benefit while it is Allah who is the Hearing, the Knowing?”
Ik denk dat o.a. passages als deze mij hebben doen besluiten voor de islam te kiezen als raamwerk om datgene wat ik in mijn hart geloofde vorm te geven.
Ik ben na mijn geboorte katholiek gedoopt, want mijn vader was katholiek. Op mijn derde jaar zijn mijn ouders gescheiden en daarom uit de katholieke kerk gegooid, want volgens het katholicisme mogen man en vrouw, eenmaal getrouwd, niet scheiden.
Daarna ben ik opgegroeid met mijn moeder en stiefvader, die beiden een grondige hekel hadden aan het katholieke geloof en geen gelegenheid voorbij lieten gaan om dit geloof in het belachelijke te trekken. Desondanks werden mijn broer en ik wel op katholieke scholen gezet. Mijn ouders wilden dat wij al jong leerden hoe het volgens hen niet moest. Ze zijn er wel in geslaagd mij angst en afkeer te bezorgen voor nonnen. Daarvoor hebben genoeg incidenten die ik meemaakte als kleuter en basisschoolkind gezorgd.
Toen ik naar de middelbare school ging werd ik ingeschreven op een protestante school, een school waarin elke dag aan het begin van de dag een stukje gelezen werd uit de bijbel. Dat vond ik heel fijn en ik vond de bijbel een heel mooi boek. Maar ik voelde me niet erg thuis tussen de andere leerlingen van die school die bestonden uit kinderen van dominees en andere kinderen met vromere ouders dan ik. Mijn stiefvader was een hartgrondig atheïst. Dus de tegenstelling tussen mijn thuis en het thuis van deze kinderen was groot.
In mijn studententijd had ik een katholieke vriendin, toepasselijk Maria geheten. Zij was opgegroeid met zeer kerkelijke ouders en had haar hele jeugd in het koor gezongen en deed dat nog steeds als studente. In die tijd was ik zoekende. Ik probeerde het geloof in mijn hart een plaats te geven, maar vond die niet. Zij nam me mee naar de kerk, waar ik niets begreep van de rituelen. De drie-eenheid was voor mij volstrekt vaag en onbegrijpelijk. Ook in het protestante geloof vond ik niet wat ik zocht, omdat daar veel nadruk werd gelegd op de figuur van Jezus vzmh. Daar geloofde men dat Jezus vzmh aan het kruis was genageld om op te draaien voor de zonden van de gehele mensheid. Ik kon mij niet voorstellen dat God zo een zuiver en goed persoon als Jezus vzmh liet lijden onder folteringen en ten slotte een kruisiging. Ik vond dat ondenkbaar en was ervan overtuigd dat iedereen zelf verantwoordelijk was voor zijn daden, goed of slecht.
Toen ik voor het eerst de Koran las in 1978 bevestigden passages daarin als de hierboven geciteerde mijn overtuiging dat er maar één God is. In de islam noemt men dat tauhid: er is maar één Allah en niemand kan met Allah vereenzelvigd worden. Heel duidelijk komt dit naar voren in de Surah Al-Ikhlaas (112):
( 1 )   Say, “He is Allah, [who is] One,
( 2 )   Allah, the Eternal Refuge.
( 3 )   He neither begets nor is born,
( 4 )   Nor is there to Him any equivalent.”
Volgens de Koran zijn er 124 000 profeten geweest op aarde, die telkens weer kwamen om de mensen te waarschuwen dat zij Allah (of God) moesten dienen en zich niet moesten overgeven aan wangedrag. Daarvan zijn er enkelen heel bekend in alle vier de heilige boeken (de psalmen, de bijbel, de torah en de koran).
Voor de joden was Moses vzmh de laatste profeet. Zij erkennen noch Jezus vzmh, noch Mohammed vzmh. Voor de christenen was Jezus vzmh de laatste profeet. Zij gaan nog verder dan dat, namelijk door Jezus vzmh de zoon van God te noemen.
Voor de moslims is Mohammed vzmh de laatste profeet, hij wordt wel het zegel der profeten genoemd. Een moslim gelooft niet dat Allah een zoon heeft (112:3: He neither begets nor is born). Voor Allah was het niet moeilijk Maria een zoon te laten baren zonder ‘bevlekte ontvangenis’. Zoals het ook niet moeilijk was voor Allah om Adam te scheppen en Eva en alle ander schepselen. Eveneens is het niet moeilijk voor Allah om ons te doen herleven op de Dag der Opstanding. Allah hoeft alleen tegen iets te zeggen: ‘wees’ en het is er. Surah Ya-Sin 36:82:
( 82 )   His command is only when He intends a thing that He says to it, “Be,” and it is.

Slot van dit verhaal

Van het één kwam het ander. Door mond op mond reclame kreeg ik af en toe vragen van mensen om te helpen door middel van bemiddeling. Zo werd ik bij een jong islamitisch echtpaar betrokken, waarvan de vrouw een keer was vreemd gegaan. Dit had hun huwelijk onder grote druk gezet, maar zij wilden toch samen verder. Een paar keer ben ik bij hen geweest als gratis ‘relatietherapeut’. Ik vroeg hen niets voor mijn diensten, betaalde zelfs mijn reiskosten zelf. Het is nooit bij me opgekomen om ergens geld voor te vragen. Ik vond het fijn dat ik mijn psychologiestudie, gecombineerd met het beetje kennis dat ik had van de islam, kon gebruiken om islamitische mensen te helpen. Het was eigenlijk altijd al een wens van mij geweest om dit te doen.
De laatste ‘cliënte’ die ik had was een jonge vrouw die mij belde en zei dat zij bang was dat er jinns in haar huis waren. Ik ben op mijn brommertje naar haar toe gegaan om in haar huis met haar te praten. Ze woonde in een bovenhuis en begon mij direct te vertellen dat zij de hele dag  bij alles wat zij deed zich afvroeg of wat zij deed halal was of haram. Het was een obsessie voor haar geworden en zij kon aan niets anders meer denken. Ook haar huwelijk was niet goed. Zij kon helemaal niet praten over wat haar bezig hield met haar Marokkaanse man. Ik wist niet zo goed wat ik met haar aan moest, maar wilde graag haar probleem verder met haar uitdiepen en kijken of er een mogelijkheid was voor haar om eruit te komen.
Tot op een gegeven moment de bel ging. Het was mijn tweede man S., met wie ik toen net getrouwd was. Hij kwam binnen en ‘nam het direct het heft in handen’. De echtgenoot van de bewoonster kwam uit het vertrek tevoorschijn waar hij zich had schuil gehouden toen ik met zijn vrouw aan het praten was. Het was immers ‘haram’ om zijn neus te laten zien,terwijl ik met zijn vrouw in gesprek was. Maar nu mijn man binnen was kon hij er ook bij komen. Mijn toenmalige echtgenoot nam niet te moeite te vragen wat er gaande was. Hij nam direct de man apart en droeg hem op om elke dag de tweede en langste surah van de Koran,Surah al Baqhara, te lezen. Dat zou zegen in hun huis brengen en de oplossing zijn voor hun problemen. Vervolgens beende hij de kamer in, waar ik nog met de vrouw aan het praten was. Hij ging pal voor me staan. Ik weet nog dat ik volledig achter hem verdween. Vervolgens zei hij botweg tegen de vrouw dat zij veel te dik was. De bank was aan één kant doorgezakt door haar gewicht, dus onwáár was het niet. Hij gaf haar het bevel om te gaan sporten en minder binnen te zitten. Ik zag de twee mensen stom van verbazing naar S. kijken en ik schaamde me diep voor zijn lompe gedrag. Ik wist niet hoe gauw ik weg moest komen. Had op dat moment ook niet de tegenwoordigheid van geest om tegen S. te zeggen dat hij zich er niet mee moest bemoeien.
Dat was mijn laatste poging tot hulpverlening aan islamitische mensen met problemen. Ik werd daarna nooit meer gevraagd om hulp. Mijn ibadah (gehoorzaamheid aan Allah), in de vorm van de extra gebeden en het nachtelijk opstaan om met Allah te zijn, hielden ook op kort daarna. En het huwelijk met S. heeft niet al te lang stand gehouden.

Nog een keer dat water

Het is weer geen toeval, maar in mijn ogen door Allah bepaald, dat ik korte tijd later de vrouw die in de inrichting verbleef leerde kennen.
Op het terrein van een psychiatrische inrichting in Den Haag had men een spiritueel onmoetingscentrum geopend. Het centrum bestond uit een hal met daaromheen een christelijke, een joodse en een islamitische gebedsruimte. De islamitsche gebedsruimte zou feestelijk geopend worden door middel van een gebeds- en zikr-bijeenkomst van de toen daar werkzame imam. Ik was daar ook bij aanwezig. Toen wij aan het bidden waren kwam er ongevraagd een vrouw (een patiënt) binnen die met ons meedeed. Daarbij gedroeg zij zich nogal grenzeloos door voorover op de rug te gaan liggen van de mannen die in gebed gebogen lagen met hun neus op de grond. Niemand nam aanstoot aan haar gedrag, omdat ze heel spontaan en onschuldig overkwam. Ze leek ook heel oprecht in haar goede bedoelingen met het gebed. Ik weet nu niet meer hoe en waarom ik wist dat zij de betreffende vrouw was waarover de man van de school van mijn kinderen met mij gesproken had. Misschien had ik wel een foto van haar gezien. Ik weet het niet meer. Wat ik wel nog weet is dat mijn hart geraakt werd door haar en dat ik heel sterk voelde dat dit geen gewone psychiatrische patiënt was, maar iemand die door omstandigheden ‘erin geluisd’ is. Ik voelde dat zij een goede ziel had.
Eenmaal thuis dacht ik: als er hier werkelijk sprake is van magie, dan heb ik misschien de sleutel om deze weg te halen. Het zou niet goed zijn om haar die kans te onthouden. Ik twijfelde wel enigszins aan mezelf. Wie dacht ik nou helemaal dat ik was en hoezo vond ik dat ik me er ongevraagd mee moest bemoeien?
Toch won mijn bezorgdheid voor haar het van mijn twijfel. Ik vond dat ik dat kleine beetje kennis dat ik had ter beschikking moest stellen aan deze mensen. Zou het niet baten, dan zou het ook niet schaden, want mijn intentie was goed.
Ik blies de surahs die ik geleerd had in een fles water, op hetzelfde tijdstip tussen gebeden als ik eerder gedaan had bij de schoonmaak van mijn huis.
Met enige schroom gaf ik de fles aan de echtgenoot van de vrouw in de inrichting. Ik zei hem dat hij haar het water te drinken kon geven, gewoon als water of in een kopje thee. Zei erbij dat ik het met de beste intentie voor haar had gedaan en dat ik niet wist of het zou helpen, maar dat het zeker niet slecht zou zijn voor haar. Gelukkig nam hij het water aan.
Ik weet niet of hij het haar werkelijk gegeven heeft, maar een tijd later bedankte hij me en vertelde dat zij nu uit het psychiatrische ziekenhuis ontslagen was. Ze was niet naar hem teruggekeerd helaas. Hun huwelijk was voorbij, maar het ging heel goed met haar. Zij had haar oudste zoon bij zich en hij de jongste en ze konden goed met elkaar opschieten. Van waanzin was bij haar geen spoor meer. Of ze ooit weer bij elkaar zijn gekomen weet ik niet. En of zij hersteld is door mijn water weet ik ook niet. Misschien zou ze toch wel hersteld zijn. Maar ik heb het water gegeven met de beste bedoeling en recht uit mijn hart.

Nog een verhaal

In die tijd praatte ik wel eens met een man die ook zijn kind naar school bracht. Hoe het kan, weet ik niet, want hij zag eruit als een rasta en ik droeg in die tijd wijde islamitsche kleding met twee hoofddoeken. Maar op de één of ander manier was mijn kleding toen helemaal geen belemmering voor mensen om vrijuit met mij te praten. Jong en oud praatte gemakkelijk met mij en men legde zelfs meer bloot van zijn ziel dan ik nu meemaak. (Ik kreeg eigenlijk pas last van die kleding als belemmering toen ik ging solliciteren naar werk.)
De man vertelde mij dat hij het soms moeilijk vond om opgewekt te blijven, omdat er heel wat was gebeurd dat hem moedeloos maakte. Hij had een lieve vrouw, die op een goed moment wat geld erfde van een overleden familielid. Van dat geld begonnen zij een winkel op het plein vlakbij de school. De winkel liep goed en ze waren gelukkig. Het leven lachte hen toe. Tot er een andere vrouw verliefd op hem werd. Hij had geen interesse in haar, maar zijn accepteerde dat niet. En toen…….begonnen dingen ineens te veranderen. De winkel liep niet meer en zijn vrouw begon vreemd gedrag te vertonen, zo erg dat ze op een gegeven moment moest worden opgenomen in een psychiatrische inrichting, waar ze nu nog steeds verbleef. Intussen zorgde hij nu alleen voor hun twee zoons. Hij was ervan overtuigd dat dit niet zomaar was gebeurd en verdacht de door hem versmade vrouw ervan dat zij magie op hem en met name zijn vrouw had gedaan, waardoor hun leven ineens een dramatische wending had genomen. Ik zei hem dat dit goed mogelijk is en dat als er sprake zou zijn van magie, dat deze dan ook weggehaald zou moeten kunnen worden.
Ik vond het sneu voor de man en zijn vrouw, maar liet de hele geschiedenis verder rusten, met het idee dat ik er toch waarschijnlijk niets aan kon doen. Wordt vervolgd…..

De volgende morgen

De dag erna was mijn oudste zoon K. ziek. Het was alsof hij griep had. Ik zag het direct, omdat hij vrijwel nooit ziek is. Die dag mocht hij van mij thuis blijven van school. Toen ik de andere kinderen naar school had gebracht zag ik ineens iets vreemds liggen onder een kastje in de hoek van de kamer, iets wat er eerder niet lag. Ik ging kijken en zag tot mijn ontsteltenis dat het een dode reiger was. Alleen het lijf met de poten lagen daar. Zijn hals en kop ontbraken. Vol walging haalde ik het dier weg met een krant en bracht het naar buiten om het te gaan begraven in de tuin. Tot mijn verbazing zag ik daar nog meer kadavers liggen, in totaal nog zes dieren: 2 dode mollen, 2 dode spreeuwen en twee dode muizen. Het verbaasde me dat er van drie dieren twee stuks waren. In totaal waren er dus, met de dode reiger meegerekend, zeven kadavers.
“Je bent hier getuige van iets bijzonders”, zei ik tegen mijn zoon K., die er verbaasd met mij naar stond te kijken. Met veel moeite, omdat het vroor en de aarde stijf bevroren was, begroef ik de dieren.
Ik heb nooit begrepen wat ik hiervan moest denken. Ik meende wel te begrijpen dat mijn drie katten verantwoordelijk waren voor de slachtpartij van die nacht. Maar wat het te maken had met mijn activiteiten van de dag ervoor heb ik nooit kunnen plaatsen. Ik had een fantasie dat de jinns wellicht in de dieren  waren gegaan en dat mijn katten met ze ‘afgerekend’ hadden, maar dat is slechts een invulling van mij.
Die dag zei K.: “Mamma, ik ben eigenlijk een ‘hele goeie’ en daarom hadden die jinns het op mij gemunt.” Ik vond dat heel vreemde woorden voor het kleine jongetje dat hij toen nog was.
Hij had, voor zover ik me kan herinneren, hierna geen last meer van het zien van jinns, maar zou nog wel een behoorlijk moeilijke jongen worden, die heel wat heeft moeten meemaken voordat hij het juiste pad is gaan bewandelen.