Islam en soefisme

( 41:37 )   “And of His signs are the night and day and the sun and moon. Do not prostrate to the sun or to the moon, but prostate to Allah, who created them, if it should be Him that you worship.” lees ik in de nobele Qur’an.
We moeten alleen Allah aanbidden en Allah heeft geen deelgenoten. “Er is maar één Allah en dat is Allah”, zeggen wij in onze geloofsbelijdenis. Niemand is het verder waard om te aanbidden, hoewel er 124000 profeten zijn geweest in de loop der tijden van wie wij kunnen leren. Zij kwamen om ons te waarschuwen dat we in Allah (of God) moeten geloven. De laatste profeet was Mohammed vzmh. Wie goed wil zijn en wil leven zoals Allah dat wil, kan een voorbeeld nemen aan de profeten en met name Mohammed vzmh. Mohammed is ‘habib ul’ lah’, geliefd door Allah. Allah houdt van hem, omdat hij perfecte mens is en een voorbeeld voor iedereen. Wij kunnen ook van de profeten houden en hen als voorbeeld zien, maar alleen Allah moeten wij aanbidden. Alles komt van Allah en ook al het goede en mooie, zoals de zon en de maan en de profeten en ook de heilige mensen (de awliya’s) zijn geschapen door Allah. Niets bestaat zonder Allah.
Ik ben moslim geworden in 1978. Eén van de redenen dat ik koos voor dit geloof was dat er in de islam geen sprake is van ‘tussenfiguren’, zoals een paus of een dominee. Mijn geloof en de beleving daarvan is iets tussen mij en Allah en om te weten wat mijn geloof inhoudt en wat Allah van mij wil heb ik de Qur’an als leidraad, een boek dat nooit is veranderd in de loop der tijden en dat voor alle tijden geldig is en zal blijven. Mooier en zuiverder kan het niet.
Eind 1995 kwam ik in aanraking met het soefisme en wel met één van de richtingen daarvan, de naqhsbandi ‘tariqat’ (=weg). Ik ontmoette bij de besnijdenis van mijn jongste zoontje twee murids (leerlingen) van deze soefiweg. Aanvankelijk ging ik niet gauw overstag, ondanks hun enthousiaste verhalen over ‘hun sheikh’, sheikh Nazim. Waarom zou ik nu ineens een tussenpersoon nodig hebben tussen mij en Allah?, dacht ik. Juist was ik zo blij dat mijn geloof iets heel persoonlijks was, iets tussen mij en de Schepper. En dat er niemand is die daarin kan bemiddelen. Ik ben zelf verantwoordelijk voor mijn daden en ga alleen dood en zal me dan moeten verantwoorden voor hoe ik geleefd heb. Waarvoor heb ik dan een sheikh nodig?, vroeg ik me af.
Ik zag een foto van sheikh Nazim hangen aan de muur bij de twee murids. Ik keek er aandachtig naar en werd getroffen door de wijsheid en liefde in de ogen van sheikh Nazim. Maar nog altijd dacht ik dat het niets voor mij was. Tot ik tijdens de jaarwisseling een du’a (smeekbede) hoorde van een murid. Ik werd zo getroffen door deze smeekbede dat ik in huilen uitbarstte. Het was een smeekbede die ging over de eeuwige strijd tussen de ziel die dicht bij Allah wil zijn en onze ‘nafs’ (ego) dat ons altijd probeert af te houden van de weg naar Allah en ons alleen maar wil leiden naar ongeluk en verdriet. Het nafs dat nauw samenwerkt met de ‘shaitan’ (duivel), die ons naar het vuur wil leiden.
Die nacht werd ik ook murid en dat ben ik tot op heden. Maar ik heb er wel kanttekeningen bij.
Het soefisme helpt mij om mij te verdiepen in de strijd tussen mijn nafs en mijn ziel. Het soefisme geeft richtlijnen en waarschuwt voor de valkuilen waarin wij mensen gemakkelijk kunnen vallen. De aanwezigheid en de toespraken van sheikh Nazim maken het beste los in zijn murids. Hij inspireert mensen en geeft mensen energie om dichter bij Allah te komen en geeft geheel zonder eigenbelang zijn ‘sohbets’ (lezingen), waarin hij zijn hemelse kennis deelt. Ik heb daar in de loop van de jaren veel aan gehad. Het zijn lessen in dieptepsychologie geweest die ik tijdens mijn hele universitaire psychologiestudie nooit heb gekregen, maar waar ik al die jaren zo naar had verlangd. Dezelfde inspiratie krijg ik als ik zijn oudste boeken lees (de serie ‘Mercy Oceans’), waarin hij de wijsheden deelt die hij op zijn beurt gekregen heeft van zijn leermeester sheikh Abdullah ad’Dagestani. Maar evengoed krijg ik deze inspiratie bij het lezen van de boeken van Abd al-Qadir al-Jilani, een wijze mysticus die 10 eeuwen geleden leefde! Het zijn allen devote moslims met hemelse wijsheid, die zij delen met de wereld.

Maar nu volgt de kanttekening. Ik geniet van de wijsheid van de soefisheikhs die geleefd hebben en nu nog leven en die hun opgedane ‘kennis van het hart’ hebben willen delen of nog delen met anderen. Maar ik heb een kanttekening bij alles wat daaromheen gebeurt. We moeten alleen Allah aanbidden en niet de sheikhs, ook al kunnen we veel van ze gaan houden vanwege hun wijsheid en liefde. Er is niet één soefiheilige die van zichzelf zegt dat je hem moet aanbidden of dat hij een heilige is of sheikh. Dat zeggen de mensen in zijn omgeving. De soefisheikhs zelf zeggen juist dat zij niets zijn zonder Allah en dat je alleen Allah moet aan bidden.
Dus dat soefisme ‘shirk’ (het toekennen van deelgenoten aan Allah) zou zijn, wat sommige moslims beweren, die mening deel ik niet. Het is wel zo dat het daar soms op begint te lijken, omdat de murids soms te ver doorslaan in hun liefde voor hun sheikh en zich bovendien afhankelijk gaan opstellen tegenover hun sheikh. Ze leggen al hun persoonlijke problemen bij de sheikh neer, met de vraag of deze hen daarvan kan verlossen. Alsof ze alle goeds of slechts van de sheikh kunnen verwachten en dan is er wel sprake van shirk. Er is maar één Allah en alles komt van Allah.
”Die nacht zag Ibrahîm een ster en hij zei:”Dit is mijn Heer:” Toen de ster onderging, riep Ibrahîm uit:”Ik hou niet van degenen die ondergaan!”
Ibrahîm zag de maan en hij zei:”Dit is mijn Heer.” Toen de maan onderging, riep Ibrahîm uit:”Tenzij mijn Heer mij leidt, zal ik zeker tot het dwalende volk behoren.”
De zon kwam op en Ibrahîm zei:”Dit is mijn Heer, deze is groter.” Toen de zon onderging, riep Ibrahîm uit:”O mijn volk, voorwaar, ik ben onschuldig aan wat jullie aan deelgenoten (aan Allah) toekennen.”
“Voorwaar, ik heb mijn aangezicht gewend naar Hem die de hemelen en de aarde schiep, als Hanîf**** (Hanîf” betekent ”rechtzinnig”, in de zin van het volgen van het zuivere monotheïsme), en ik behoor niet tot de veelgodenaanbidders.”
Allah (swt) is mijn Heer, Hij leeft altijd en gaat niet dood. Het licht van Allah (swt) schijnt altijd en wordt nooit zwakker of gaat onder. Allah (swt) is de Almachtige, niets kan hem overwinnen. Het licht van de sterren is zwak, de morgen overwint haar. Het licht van de maan is zwak, de zon overwint aar. Het licht van de zon is zwak, de nacht overwint haar en de wolken overwinnen haar. Sterren kunnen mij niet helpen, omdat ze zwak zijn. De maan kan mij niet helpen, omdat ze zwak is. De zon kan mij niet helpen, omdat ze zwak is.
Alleen Allah (swt) kan mij helpen. 
Mijn Heer is Allah (swt), 
Ibrahîm wist dat Allah (swt) zijn Heer was, want Allah leeft altijd en gaat niet dood, zijn licht (nôer) schijnt altijd en wordt nimmer zwak en gaat nimmer onder. Allah (swt) is de Almachtige, niets kan Hem (swt) overwinnen.
Ibrahîm wist dat Allah (swt) de Heer is van de sterren, en de Heer van de maan, en de Heer van de zon, en de Heer van alle werelden die er zijn.”

NB. Dit is een verhaal uit de Qur’an, maar ik wist helaas niet meer precies in welke sura het het te vinden is. Ik heb het nu gehaald uit het weblog van een 11-jarrige (mash’Allah), Samiha geheten http://samiha-islam.blogspot.nl/.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *