Ik ben dol op mijn jongste kleinzoon, Cris(tiano). Zoals de meeste kinderen van zijn leeftijd (bijna 6) is hij ontwapenend eerlijk en hij kan soms heel verrassend uit de hoek komen. Dan lijkt het een wijs mannetje in een kinderlichaam. Op andere momenten is hij gewoon een jongetje met af en toe stoute manieren. Hij is een echte gangmaker bij andere kinderen en dat heeft zijn voor en tegen. Soms slaat hij daarin een beetje door en wordt het vervelend als hij grappen maakt op momenten dat dit niet gewenst is.
Hij is pas naar groep 3 overgegaan en dat is een hele verandering. Van spelend kind moet hij zich nu ineens gedragen als een lerend kind, dat lang moet kunnen zitten op een klein stoeltje. Hij komt vaak doodmoe uit school, want hij krijgt heel wat informatie te verwerken en hij let goed op. In de klas gaat het heel goed. Hij heeft een lieve juf die de orde goed kan bewaren en er zijn geen klachten over hem in de nieuwe klas. Maar dat is anders bij de ‘overblijf’. Net als de meeste kinderen vindt hij overblijven niet leuk. Je moet dan samen met andere kinderen je broodje eten en degenen die dan de orde dienen te bewaren zijn moeders van kinderen die daarvoor een vergoeding ontvangen. Niet alle moeders zijn erop getraind een groepje beweeglijke kinderen in het gareel te houden. Cris heeft net als de meeste kinderen snel in de gaten wie hem aankan en wie niet en hij heeft net als grote mensen zijn sympathieën en antipathieën. Het ging een tijdje niet zo goed bij het overblijven en zijn moeder kreeg dat te horen van één van de moeders. Cris zou vaak de clown uithangen en bracht dan voor straf zijn lunchtijd door in de hoek van het lokaal. Dat is niet best en mijn dochter heeft hem daar natuurlijk op aangesproken. Thuis heeft hij een stickervel. Altijd als hij zich goed gedraagt (bijvoorbeeld goed opstaat en naar school gaat, goed naar bed gaat in de avond en zo ook allerlei andere gedragingen de hele dag door) dan wordt dat beloond met een sticker, die hij mag opplakken en als hij een volle kaart heeft mag hij bijvoorbeeld iets leuks kiezen om te gaan doen met zijn ouders of iets kopen van zijn spaargeld. Het gedrag op de overblijf werd opgenomen in het stickergebeuren en dat hielp gelukkig. Zijn moeder was al bang dat hij een negatieve naam zou krijgen en in de regel is het zo dat kinderen met een negatieve naam zich op den duur zo gaan gedragen dat zij die naam eer aan doen (self fulfilling prophesy). In die spiraal wilde zij hem niet terecht laten komen.
Maar beruchtheid kan ook omslaan in roem! Tot haar verbazing kwam laatst een moeder naar haar toe met de woorden: “Jouw zoon is een echte held. Ik vond hem al een lieve jongen maar nu ben ik helemaal weg van hem.” Maar hoezo dan? Die dag was haar dochtertje uit groep 3 belaagd door een groep jongetjes uit groep 4 die haar wilden slaan. Ze hadden haar echt te pakken en wilden haar iets aandoen en toen sprong Cris daartussen. Hij greep het meisje bij de hand en sleurde haar weg uit de groep belagers. Vervolgens ging hij met haar naar de juf. De (grotere) jongens riepen hem nog na dat hij bloed zou gaan zien vloeien (wat een enge kinderen!)
Gelukkig heeft de school werk gemaakt van het incident en de jongens die het meisje wilden aanvallen zijn toegesproken en hun ouders ook. Maar Cristiano’s roem kan even niet op. Als hij het het plein op komt wordt hij begroet door jongens van de oudere groepen. “Hé, Cris!” “Hoi, Cris!”, tot genoegen van zijn moeder. En Cris? Die maakt zich er niet druk om. Hij is gewoon zichzelf. Een flinke jongen met een nobel hart. Behulpzaam en sociaal, maar wel af en toe een clown.
Mijn leermeester sheikh Nazim heeft hem, toen hij nog in de buik van zijn moeder zat, de naam Abdul Hamid gegeven, genoemd naar de laatste nobele sultan uit het Ottomaanse rijk, een naam die hij in mijn ogen verdient.
Blijf zo, lieve Cris!
Maandelijks archief: september 2013
Jezus in de Koran (2)
Jesus in de Koran
Slot van dit verhaal
Van het één kwam het ander. Door mond op mond reclame kreeg ik af en toe vragen van mensen om te helpen door middel van bemiddeling. Zo werd ik bij een jong islamitisch echtpaar betrokken, waarvan de vrouw een keer was vreemd gegaan. Dit had hun huwelijk onder grote druk gezet, maar zij wilden toch samen verder. Een paar keer ben ik bij hen geweest als gratis ‘relatietherapeut’. Ik vroeg hen niets voor mijn diensten, betaalde zelfs mijn reiskosten zelf. Het is nooit bij me opgekomen om ergens geld voor te vragen. Ik vond het fijn dat ik mijn psychologiestudie, gecombineerd met het beetje kennis dat ik had van de islam, kon gebruiken om islamitische mensen te helpen. Het was eigenlijk altijd al een wens van mij geweest om dit te doen.
De laatste ‘cliënte’ die ik had was een jonge vrouw die mij belde en zei dat zij bang was dat er jinns in haar huis waren. Ik ben op mijn brommertje naar haar toe gegaan om in haar huis met haar te praten. Ze woonde in een bovenhuis en begon mij direct te vertellen dat zij de hele dag bij alles wat zij deed zich afvroeg of wat zij deed halal was of haram. Het was een obsessie voor haar geworden en zij kon aan niets anders meer denken. Ook haar huwelijk was niet goed. Zij kon helemaal niet praten over wat haar bezig hield met haar Marokkaanse man. Ik wist niet zo goed wat ik met haar aan moest, maar wilde graag haar probleem verder met haar uitdiepen en kijken of er een mogelijkheid was voor haar om eruit te komen.
Tot op een gegeven moment de bel ging. Het was mijn tweede man S., met wie ik toen net getrouwd was. Hij kwam binnen en ‘nam het direct het heft in handen’. De echtgenoot van de bewoonster kwam uit het vertrek tevoorschijn waar hij zich had schuil gehouden toen ik met zijn vrouw aan het praten was. Het was immers ‘haram’ om zijn neus te laten zien,terwijl ik met zijn vrouw in gesprek was. Maar nu mijn man binnen was kon hij er ook bij komen. Mijn toenmalige echtgenoot nam niet te moeite te vragen wat er gaande was. Hij nam direct de man apart en droeg hem op om elke dag de tweede en langste surah van de Koran,Surah al Baqhara, te lezen. Dat zou zegen in hun huis brengen en de oplossing zijn voor hun problemen. Vervolgens beende hij de kamer in, waar ik nog met de vrouw aan het praten was. Hij ging pal voor me staan. Ik weet nog dat ik volledig achter hem verdween. Vervolgens zei hij botweg tegen de vrouw dat zij veel te dik was. De bank was aan één kant doorgezakt door haar gewicht, dus onwáár was het niet. Hij gaf haar het bevel om te gaan sporten en minder binnen te zitten. Ik zag de twee mensen stom van verbazing naar S. kijken en ik schaamde me diep voor zijn lompe gedrag. Ik wist niet hoe gauw ik weg moest komen. Had op dat moment ook niet de tegenwoordigheid van geest om tegen S. te zeggen dat hij zich er niet mee moest bemoeien.
Dat was mijn laatste poging tot hulpverlening aan islamitische mensen met problemen. Ik werd daarna nooit meer gevraagd om hulp. Mijn ibadah (gehoorzaamheid aan Allah), in de vorm van de extra gebeden en het nachtelijk opstaan om met Allah te zijn, hielden ook op kort daarna. En het huwelijk met S. heeft niet al te lang stand gehouden.
Nog een keer dat water
Het is weer geen toeval, maar in mijn ogen door Allah bepaald, dat ik korte tijd later de vrouw die in de inrichting verbleef leerde kennen.
Op het terrein van een psychiatrische inrichting in Den Haag had men een spiritueel onmoetingscentrum geopend. Het centrum bestond uit een hal met daaromheen een christelijke, een joodse en een islamitische gebedsruimte. De islamitsche gebedsruimte zou feestelijk geopend worden door middel van een gebeds- en zikr-bijeenkomst van de toen daar werkzame imam. Ik was daar ook bij aanwezig. Toen wij aan het bidden waren kwam er ongevraagd een vrouw (een patiënt) binnen die met ons meedeed. Daarbij gedroeg zij zich nogal grenzeloos door voorover op de rug te gaan liggen van de mannen die in gebed gebogen lagen met hun neus op de grond. Niemand nam aanstoot aan haar gedrag, omdat ze heel spontaan en onschuldig overkwam. Ze leek ook heel oprecht in haar goede bedoelingen met het gebed. Ik weet nu niet meer hoe en waarom ik wist dat zij de betreffende vrouw was waarover de man van de school van mijn kinderen met mij gesproken had. Misschien had ik wel een foto van haar gezien. Ik weet het niet meer. Wat ik wel nog weet is dat mijn hart geraakt werd door haar en dat ik heel sterk voelde dat dit geen gewone psychiatrische patiënt was, maar iemand die door omstandigheden ‘erin geluisd’ is. Ik voelde dat zij een goede ziel had.
Eenmaal thuis dacht ik: als er hier werkelijk sprake is van magie, dan heb ik misschien de sleutel om deze weg te halen. Het zou niet goed zijn om haar die kans te onthouden. Ik twijfelde wel enigszins aan mezelf. Wie dacht ik nou helemaal dat ik was en hoezo vond ik dat ik me er ongevraagd mee moest bemoeien?
Toch won mijn bezorgdheid voor haar het van mijn twijfel. Ik vond dat ik dat kleine beetje kennis dat ik had ter beschikking moest stellen aan deze mensen. Zou het niet baten, dan zou het ook niet schaden, want mijn intentie was goed.
Ik blies de surahs die ik geleerd had in een fles water, op hetzelfde tijdstip tussen gebeden als ik eerder gedaan had bij de schoonmaak van mijn huis.
Met enige schroom gaf ik de fles aan de echtgenoot van de vrouw in de inrichting. Ik zei hem dat hij haar het water te drinken kon geven, gewoon als water of in een kopje thee. Zei erbij dat ik het met de beste intentie voor haar had gedaan en dat ik niet wist of het zou helpen, maar dat het zeker niet slecht zou zijn voor haar. Gelukkig nam hij het water aan.
Ik weet niet of hij het haar werkelijk gegeven heeft, maar een tijd later bedankte hij me en vertelde dat zij nu uit het psychiatrische ziekenhuis ontslagen was. Ze was niet naar hem teruggekeerd helaas. Hun huwelijk was voorbij, maar het ging heel goed met haar. Zij had haar oudste zoon bij zich en hij de jongste en ze konden goed met elkaar opschieten. Van waanzin was bij haar geen spoor meer. Of ze ooit weer bij elkaar zijn gekomen weet ik niet. En of zij hersteld is door mijn water weet ik ook niet. Misschien zou ze toch wel hersteld zijn. Maar ik heb het water gegeven met de beste bedoeling en recht uit mijn hart.
Nog een verhaal
In die tijd praatte ik wel eens met een man die ook zijn kind naar school bracht. Hoe het kan, weet ik niet, want hij zag eruit als een rasta en ik droeg in die tijd wijde islamitsche kleding met twee hoofddoeken. Maar op de één of ander manier was mijn kleding toen helemaal geen belemmering voor mensen om vrijuit met mij te praten. Jong en oud praatte gemakkelijk met mij en men legde zelfs meer bloot van zijn ziel dan ik nu meemaak. (Ik kreeg eigenlijk pas last van die kleding als belemmering toen ik ging solliciteren naar werk.)
De man vertelde mij dat hij het soms moeilijk vond om opgewekt te blijven, omdat er heel wat was gebeurd dat hem moedeloos maakte. Hij had een lieve vrouw, die op een goed moment wat geld erfde van een overleden familielid. Van dat geld begonnen zij een winkel op het plein vlakbij de school. De winkel liep goed en ze waren gelukkig. Het leven lachte hen toe. Tot er een andere vrouw verliefd op hem werd. Hij had geen interesse in haar, maar zijn accepteerde dat niet. En toen…….begonnen dingen ineens te veranderen. De winkel liep niet meer en zijn vrouw begon vreemd gedrag te vertonen, zo erg dat ze op een gegeven moment moest worden opgenomen in een psychiatrische inrichting, waar ze nu nog steeds verbleef. Intussen zorgde hij nu alleen voor hun twee zoons. Hij was ervan overtuigd dat dit niet zomaar was gebeurd en verdacht de door hem versmade vrouw ervan dat zij magie op hem en met name zijn vrouw had gedaan, waardoor hun leven ineens een dramatische wending had genomen. Ik zei hem dat dit goed mogelijk is en dat als er sprake zou zijn van magie, dat deze dan ook weggehaald zou moeten kunnen worden.
Ik vond het sneu voor de man en zijn vrouw, maar liet de hele geschiedenis verder rusten, met het idee dat ik er toch waarschijnlijk niets aan kon doen. Wordt vervolgd…..
De volgende morgen
De dag erna was mijn oudste zoon K. ziek. Het was alsof hij griep had. Ik zag het direct, omdat hij vrijwel nooit ziek is. Die dag mocht hij van mij thuis blijven van school. Toen ik de andere kinderen naar school had gebracht zag ik ineens iets vreemds liggen onder een kastje in de hoek van de kamer, iets wat er eerder niet lag. Ik ging kijken en zag tot mijn ontsteltenis dat het een dode reiger was. Alleen het lijf met de poten lagen daar. Zijn hals en kop ontbraken. Vol walging haalde ik het dier weg met een krant en bracht het naar buiten om het te gaan begraven in de tuin. Tot mijn verbazing zag ik daar nog meer kadavers liggen, in totaal nog zes dieren: 2 dode mollen, 2 dode spreeuwen en twee dode muizen. Het verbaasde me dat er van drie dieren twee stuks waren. In totaal waren er dus, met de dode reiger meegerekend, zeven kadavers.
“Je bent hier getuige van iets bijzonders”, zei ik tegen mijn zoon K., die er verbaasd met mij naar stond te kijken. Met veel moeite, omdat het vroor en de aarde stijf bevroren was, begroef ik de dieren.
Ik heb nooit begrepen wat ik hiervan moest denken. Ik meende wel te begrijpen dat mijn drie katten verantwoordelijk waren voor de slachtpartij van die nacht. Maar wat het te maken had met mijn activiteiten van de dag ervoor heb ik nooit kunnen plaatsen. Ik had een fantasie dat de jinns wellicht in de dieren waren gegaan en dat mijn katten met ze ‘afgerekend’ hadden, maar dat is slechts een invulling van mij.
Die dag zei K.: “Mamma, ik ben eigenlijk een ‘hele goeie’ en daarom hadden die jinns het op mij gemunt.” Ik vond dat heel vreemde woorden voor het kleine jongetje dat hij toen nog was.
Hij had, voor zover ik me kan herinneren, hierna geen last meer van het zien van jinns, maar zou nog wel een behoorlijk moeilijke jongen worden, die heel wat heeft moeten meemaken voordat hij het juiste pad is gaan bewandelen.
Jinns (vervolg)
In de tijd dat mijn oudste zoon K. en in mindere mate ook zijn tweelingzus K. en mijn oudste dochter L. last hadden van het zien van de jinns was ik erg verdiept in de islam. Ik ben nu ook praktiserend moslim, maar in die tijd deed ik alle extra gebeden, wat inhoudt dat je niet vijf, maar acht keer per dag bidt. Ik stond toen elke dag twee uur voor zonsondergang op en ging pas weer (even slapen) als de zon net op was of ik rustte in de middag een paar uurtjes. Dat kon toen, omdat ik in die tijd niet werkte. Mogelijk kwam ik daardoor in die tijd veel belangrijke dingen te weten.
Zo hoorde ik ’toevallig’ van een ander broeder in het geloof (het is geen toeval! Allah laat iemand te weten komen wat deze nodig heeft op elk moment!) hoe je magie en slechte dromen en gedachtes en zelfs ziekte kan bestrijden door middel van teksten uit de heilige Koran. Voor het slapen gaan las ik vier korte surahs uit de Koran drie keer, waarna ik op mijn kinderen blies, in de hoop dat dit hen een rustige slaap zou geven. Mijn oudste zoon bleef echter regelmatig de clown zien.
Ik hoorde dat je ook dezelfde surahs vier keer kon lezen en dan in water blazen. Met dat water kon je dan je huis reinigen door met de plantenspuit systematisch alle hoeken van de kamers te besproeien, kamer voor kamer, waarna je tenslotte de onwelkome jinns je huis uit joeg via een openstaande deur. De beste tijd hiervoor was tussen het middelste gebed (van de vijf verplichte gebeden) en het gebed bij zonsondergang of tussen het gebed bij zonsondergang en het allerlaatste gebed.
Ik besloot het te gaan doen tussen het middelste gebed en het één na laatste gebed. Ik wist dat ik een totale leek was en slechts een eenvoudige dienaar van de Almachtige en vroeg Allah om hulp en zegen voordat ik begon. Het was een heel plechtig moment voor mij en het was belangrijk de surahs te lezen zonder haperingen en met de uiterste concentratie.
Toen ik daarmee klaar was ging ik met de plantenspuit naar boven en begon ik mijn werk. Ik deed het kamer voor kamer (waarbij de ramen gesloten waren), waarbij ik tekens na afloop de deur van de schoongemaakte kamer sloot. En zo ging ik naar beneden, de trap af en werkte ook de benedenverdieping af, alle vertrekken en alle hoeken, kamer voor kamer om tenslotte te eindigen in de woonkamer, waarna ik de deur naar de tuin opende.
Die nacht sliepen, wat ongewoon was, alle drie de katten die ik toen had op het voeteneinde van mijn bed. Om een uur of drie in de nacht zag ik al mijn katten overeind zitten in een alerte houding, als met gespitste oren. Even later gingen ze alle drie tegelijk weg. Wordt vervolgd…….
Jinns
http://en.wikipedia.org/wiki/Jinn: The jinn (Arabic: الجن al-jinn, singular الجني al-jinnī; also spelled djinn), or genies, are spiritual creatures mentioned in the Qur’an and other Islamic texts who inhabit an unseen world in dimensions beyond the visible universe of humans. Together, the jinn, humans and angels make up the three sapient creations of God. The Qur’an mentions that the jinn are made of a smokeless and “scorching fire”,[1] but also physical in nature, being able to interact physically with people and objects and likewise be acted upon.[clarification needed][2] Like human beings, the jinn can also be good, evil, or neutrally benevolent and hence have freewill like humans and unlike angels.[3] The jinn are mentioned frequently in the Qurʾan, and the 72nd surah is titled Sūrat al-Jinn.
The Noble Qur’an – Ar-Rahmaan 55:15, 15
He created man (Adam) from sounding clay like the clay of pottery.
And the jinns did He create from a smokeless flame of fire.
The Noble Qur’an – Al-Hijr 15:26-42
26. And indeed, We created man from sounding clay of altered black smooth mud.
27. And the jinn, We created aforetime from the smokeless flame of fire.
28. And (remember) when your Lord said to the angels: “I am going to create a man (Adam) from sounding clay of altered black smooth mud.
29. “So, when I have fashioned him completely and breathed into him (Adam) the soul which I created for him, then fall (you) down prostrating yourselves unto him.”
30. So, the angels prostrated themselves, all of them together.
31. Except Iblîs (Satan), – he refused to be among the prostrators.
32. (Allâh) said: “O Iblîs (Satan)! What is your reason for not being among the prostrators?”
33. [Iblîs (Satan)] said: “I am not the one to prostrate myself to a human being, whom You created from sounding clay of altered black smooth mud.”
34. (Allâh) said: “Then, get out from here, for verily, you are Rajîm (an outcast or a cursed one).” [Tafsîr At-Tabarî]
35. “And verily, the curse shall be upon you till the Day of Recompense (i.e. the Day of Resurrection).”
36. [Iblîs (Satan)] said: “O my Lord! Give me then respite till the Day they (the dead) will be resurrected.”
37. Allâh said: “Then, verily, you are of those reprieved,
38. “Till the Day of the time appointed.”
39. [Iblîs (Satan)] said: “O my Lord! Because you misled me, I shall indeed adorn the path of error for them (mankind) on the earth, and I shall mislead them all.
40. “Except Your chosen, (guided) slaves among them.”
41. (Allâh) said: “This is the Way which will lead straight to Me.”
42. “Certainly, you shall have no authority over My slaves, except those who follow you of the Ghâwîn.
Jinns kunnen dus net als mensen goed of slecht zijn. Zij planten zich voort als mensen en zijn in de regel voor ons onzichtbaar. Wij kunnen hen niet zien, maar zij ons wel. Op de dag van de opstanding zal dit omgekeerd zijn, is mij verteld door mijn leermeester. Dan zien wij hen maar zij zien ons niet.
In principe hoeven wij geen last te hebben van jinns, mits wij ons richten op Allah en wat Hij van ons wil. Wij storen hen niet, omdat zij overwegend ’s nachts leven en zij storen ons niet. Er wordt wel gezegd dat het beter is na zonsondergang niet te veel te plenzen met water en niet de vloer te gaan dweilen ofzo. Dit kan de jinns storen, die immers van rookloos vuur gemaakt zijn. Zij houden niet van water.
Toch zijn er mensen die jinns wel kunnen waarnemen, zoals mijn leermeester, sheikh Nazim. En ook sommige kinderen nemen jinns waar. Helaas meestal niet de goede.
Mijn oudste zoon had als kind veel last van het zien van jinns. Ik begreep daar in eerste instantie niets van. Ik heb er zelf nooit een waargenomen. Hij was altijd bang om naar het huis van zijn oma te gaan, waar hij er veel zag. Volgens hem kon de ezel ze ook zien, omdat hij dat kon merken aan het gedrag van het dier dat soms midden in de nacht begon te balken. Hij was zo bang dat hij nooit naar de zolder durfde te gaan waar hij moest slapen van mijn moeder (omdat hij teveel zijn broertje en zusje zou wakker houden). Dan bleef hij soms, rillend van angst, de hele nacht onderaan de trap zitten. Toen ik dat (veel te laat) hoorde van hem en de andere kinderen brak dit mijn hart en ik heb hen niet meer laten logeren bij zijn oma. Wat zag hij dan? Een groen mannetje en een grote clown die gemeen naar hem lachte.
Die clown zag hij ook in mijn huis vaak. Dan gilde hij het uit en als ik dan naar zijn kamer kwam beefde hij van angst. Maar ik zag niets. Hij zei dat de clown snel wegsnelde als ik eraan kwam. Ook zag hij ooit toen hij ging plassen mijn hele bankstel vol zitten met de wezens. Maar hoe kon hij dan wezens zien in het donker? Het was alsof ze oplichtten in het donker, zei hij dan.
Ik heb toen aan iemand die meer verstand had van dit soort zaken dan ik gevraagd wat ik hieraan kon doen en hij raadde me aan het ayat-al-kursi (http://www.duakracht.nl/ayat-al-kursi-troonvers) te lezen uit de Koran, een vers dat ik toen nog niet uit mijn hoofd kende. Wordt vervolgd………
Familiegelijkenissen
Het is grappig hoe karaktertrekken en uiterlijke kenmerken binnen families worden doorgegeven en geërfd. Soms zie je direct het gezicht van een ouder in een kind of zie je duidelijk dat mensen broers of zussen van elkaar zijn. Maar ook komt het voor dat een bepaalde karaktertrek of een uiterlijk kenmerk een generatie overslaat om daarna terug te keren in een kleinkind of soms zie je een kind dat heel veel lijkt op een oom.
Bij mijn kinderen is dat het geval met mijn jongste zoon. Hij lijkt in zijn uiterlijk, maar ook in bepaalde karaktertrekken heel erg op mijn overleden broer Hans. Het is voor mij heerlijk stukjes van mijn broer terug te zien in mijn zoon. Op sommige momenten is dat zo sterk aanwezig dat ik even letterlijk mijn broer zie in de gezichtsuitdrukking van mijn zoon. Dat was een keer toen hij in mijn kamer aan mijn bureau geconcentreerd bezig was met een opdracht voor school (de enige keer in zijn schoolcarrière dat ik hem huiswerk zag doen!). Toen hij gebogen zat over een economie-berekening was zijn profiel even helemaal dat van mijn broer. Het was een schok van herkenning voor mij, een soort ‘deja vu’. Kort geleden zag ik het weer, toen mijn zoon de witte rand van zijn dure schoenen aan het schoonpoetsen was met een doekje met ‘vanish’ opgelost in water. Hij was heel hard aan het poetsen en zijn hele gezicht nam de uitdrukking aan van Hans, wanneer deze bezig was met een karwei. Beiden hebben hetzelfde doorzettingsvermogen als ze eenmaal aan een werk beginnen en zijn efficiënt in hun bewegingen en precies in de uitvoering. Ze hebben dezelfde gestalte en dezelfde manier van lopen. En……heel veel overeenkomstige karaktertrekken, zoals niet luisteren naar wat je niet horen wil en dan ook geen antwoord geven. Ze trekken hun eigen plan en kunnen daarin heel vastberaden en koppig zijn en ze kunnen op zijn tijd bazig zijn en de leiding nemen. Maar ze zijn ook heel innemend en doen het goed bij meisjes en vrouwen door hun lieve oogopslag. Ze zijn allebei grappig en kunnen heel goed stemmen imiteren. Ik ben gek op hen allebei!
In mijn oudste dochter zie ik wijlen mijn moeder terug. Beiden zijn dol op kinderen, maar…..pas echt vanaf het moment dat kinderen beginnen te praten en zich als kleine mensjes gedragen. Beiden zijn uitgesproken organisatoren en regelaars. Ze brengen mensen bij elkaar en organiseren feestjes. Ze zijn ook bazig en alles moet op hun manier. Als dat niet het geval is, kunnen ze allebei op dezelfde manier te keer gaan. Beiden zeggen wat hun voor de mond komt, heel eerlijk, maar niet altijd even tactvol. Beiden zijn heel attent en vergeten nooit een verjaardag of een cadeautje en doen veel extra voor mensen die dat nodig hebben.
En in mijn jongste dochter zie ik mezelf. Altijd en soms teveel rekening houdend met de mensen om ons heen, maar in benarde situaties enorme ‘diehards’. Af en toe last van een gebrek aan zelfvertrouwen dat steeds zijn kopje weer opsteekt……
En mijn oudste zoon……die is moeilijk te plaatsen. Hij was altijd het vreemde eendje in de bijt, hoewel hij een tweeling vormt met mijn jongste dochter. Hij is zowel gevoelig als onberekenbaar en kan soms ineens driftig worden.
Vier pittige burgers, van wie ik veel houd. Ieder met een heel eigen karakter.
En ikzelf? Ik zie veel van mezelf terug in mijn vader, die ik pas weer ontmoet heb op mijn 43e jaar, nadat ik hem niet meer gezien had sinds mijn derde jaar. En Ahmad lijkt in heel veel op mijn vader, met name wat betreft de trekjes die ik weer níet van mijn vader heb. Het zijn allebei echte ‘gewoontedieren’, die houden van een vast ritme in de dag.
En zo komen ook mensen in het algemeen elkaar tegen en herkennen dingen in elkaar. We zijn gewoon één grote familie ;-).