Graf van mijn moeder en mijn broer

Gisteren gingen mijn oudste dochter en haar man helemaal naar Hengelo (Gelderland) om het graf van haar oma en oom te bezoeken.

Het graf zag er goed uit, vredig in het herfstige zonlicht. Mijn dochter maakte een mooie foto.

Gelukkig heeft Ahmad enkele jaren geleden de struiken weggehaald die alle zicht op de grafstenen ontnamen. Hij plantte wat andere planten, die het nog steeds goed lijken te doen ondanks de droogte van de afgelopen jaren.

De tekst op de grafsteen van mijn broer doet vermoeden dat hij een zoon was van mijn stiefvader en moeder, wat niet waar is. Hij was, net als ik ben, een kind van Theunissen. Dat ik zijn zus ben en hem ook erg mis, was niet belangrijk genoeg om op de grafsteen te vermelden. Wel dat hij vermoord is, iets dat ik nooit op een grafsteen zou zetten. Maar ik heb er geen inspraak in gehad. Het zij zo. Alles stroomt en niets blijft was de lijfspreuk van Hans. Ik ben blij dat die tekst op de grafstenen is gegraveerd.

Gelukkig zijn

Mijn vriend P. (de P. die niet ernstig ziek is) was er verbaasd over dat ik zei dat dit de gelukkigste fase in mijn leven tot nu toe is. Hij zei dit totaal niet te herkennen, omdat hij het helemaal niet prettig vindt om oud te zijn. Ook ik vind het jammer dat ik nu door een wat zwakker lichaam dan voorheen minder kan dan in mijn jongere jaren. Maar daar weegt tegenop dat er nu ook minder gedaan hoeft te worden en het leven een stuk gemakkelijker is als gepensioneerde met kinderen die allen hun eigen leven hebben.

Ik ben gaan nadenken. Hoe kan het toch dat zo weinigen van mijn leeftijd zich herkennen in mijn gelukbeleving als oudere?

Ik zie het antwoord daarop als volgt. Als je veel hebt moeten afzien gedurende een aanzienlijk deel van je leven, dan voelt al het geluk en gemak van leven wat je daarna ten deel valt als een hemel op aarde. Heb je in je jongere jaren veel plezier gekend en veel moois mogen meemaken, dan kan op je oude dag het leven tegenvallen als bepaalde goede omstandigheden die je hebt gehad in je leven wegvallen.

Ik behoor, denk ik, tot de kleine groep mensen die in haar jongere jaren veel heeft moeten missen en dat komt (besef ik heel goed) voor een groot deel door domme keuzes die ik zelf maakte. En die keuzes werden weer bepaald door een totaal gebrek aan zelfvertrouwen, wat weer veroorzaakt werd door ervaringen in mijn jeugd. Telkens merkte ik wel dat een onzichtbare welwillende ‘hand’ mij wegtrok uit uiterst penibele en vervelende situaties. En uiteindelijk mag ik nu ervaren dat alles alsnog is goed gekomen. Alhamdullillah! Dank u, o God.

Ik ben samen met de liefde van mijn leven. Als ik met hem ben maakt het mij niet uit waar ik me bevind. Ik ben gelukkig naast hem. Met mijn kinderen, die allemaal ook door pieken en dalen zijn gegaan en om wie ik me veel bekommerd heb, gaat het nu alle vier goed. Ze zijn gelukkig met hun partners, werk en hun kinderen. Ik heb met hen allemaal een mooi en goed contact. Ze redden zich nu wel, ook al zou ik er niet meer zijn en dat geeft mij veel rust.

De gelukkige jaren die ik nu mag meemaken zijn een cadeautje. Voor mij is het altijd belangrijk geweest nuttig te zijn voor een ander. Ik heb lange tijd gedacht nog niet te mogen sterven, omdat ik hier nog nodig was. Dat idee heb ik nu niet meer. Ik kan nu wel gaan ?, maar zal daar zelf nu zeker niet voor kiezen. Want ik ben veel te gelukkig met mijn vredige en kalme leven nu. Als de tijd echter komt, dan ga ik met een gerust hart.

Soebhan Allah. Alles is te danken aan Allah. Zonder Allah ben ik niets. Ik moet nu denken aan het volgende gedicht:

Voetstappen in het zand

ik droomde eens en zie
ik liep aan ’t strand bij lage tij.
Ik was daar niet alleen,
want ook de Heer liep aan mijn zij.

We liepen samen het leven door,
en lieten in het zand,
een spoor van stappen; twee aan twee,
de Heer liep aan mijn hand.

Ik stopte en keek achter mij,
en zag mijn levensloop,
in tijden van geluk en vreugde,
van diepe smart en hoop.

Maar als ik het spoor goed bekeek,
zag ik langs heel de baan,
daar waar het juist het moeilijkst was,
maar één paar stappen staan.

Ik zei toen “Heer waarom dan toch?
Juist toen ik U nodig had,
juist toen ik zelf geen uitkomst zag,
op het zwaarste deel van mijn pad..”

De Heer keek toen vol liefde mij aan,
en antwoordde op mijn vragen;
“Mijn lieve kind, toen het moeilijk was,
toen heb ik jou gedragen…”

– Mary Stevenson

Werkelijk voelt het zo voor mij als ik terugkijk op mijn leven.

Ouders vergeven

Laatst las ik een boek van Philip Huff, getiteld ‘wat je bloed weet’. Het gaat over de jeugd van een jongen, zijn kleinere broertje en grotere zus en de gevolgen van die jeugd op hun verdere leven.

In een ogenschijnlijk ‘normaal’ en welvarend gezin gebeuren dingen die niet normaal zijn, zoals een vrijwel constante en gewelddadige ruzie tussen de ouders en af en toe mishandeling van de kinderen, met name de zonen. Daarentegen is er wel sprake van mooie vakanties, lidmaatschap van de hockeyclub en andere dingen die geld kosten. ‘Kakkersleed’ noemt de schrijver de jeugd van die kinderen ergens in het boek. De ouders worden beschreven als mensen die niet in staat zijn tot zelfreflectie, maar zich eerder zien als slachtoffer. Zij hebben toch hun kinderen alles gegeven wat ze konden en hun best gedaan? Waarom zijn die kinderen zo ondankbaar. De kinderen noemen hun ouders op een bepaald moment ook niet langer pappa en mamma (of vader en moeder) maar noemen ze bij hun voornamen, alsof ze de rol van ouder niet waardig zijn. De hoofdpersoon uit het boek durft het bovendien aan om zijn ouders flink de waarheid te zeggen over hoe zij als ouders gefaald hebben en uiteindelijk willen de twee zoons niets meer met hun ouders te maken hebben.

Ik zie in dit boek veel overeenkomsten met mijn eigen jeugd en die van mijn broer, maar ik ben blij dat ik nooit zo ver ben gegaan door mijn ouders ‘de maat te nemen’. Zoals in het geval dat beschreven wordt in dit boek was het ook in het geval van mijn ouders (dat wil zeggen mijn moeder en stiefvader) zo dat zij op hun beurt slachtoffer waren van dingen die verkeerd waren gegaan in hun jeugd. Je kan hierop zeggen: ‘Is dat een excuus en moeten zulke mensen wel besluiten kinderen te krijgen?’ Dat is gemakkelijk gezegd. Kinderen komen in veel gevallen vanzelf zonder dat daar lang over wordt nagedacht. En niemand krijgt een handleiding mee over hoe je de kinderen met liefde kan opvoeden en ze kan laten worden tot hun beste zelf. De meeste ouders maken hier of daar fouten, sommigen meer dan anderen

Ik ben blij dat ik mijn ouders nooit heb geconfronteerd met hun gedrag, maar ze heb geaccepteerd zoals ze waren. Het blijven mijn ouders en zij verdienen mijn medeleven over hoe hun eigen jeugd geweest moet zijn. Mijn stiefvader kwam uit een liefdeloos gezin met een vader die zelf als jongen van 16 jaar van huis is weggelopen vanwege mishandelingen. Mijn stiefvader hield niet van kinderen in het algemeen en wij waren bovendien niet zijn kinderen. Hij heeft zijn eigen zoon zijn hele leven aan zijn lot overgelaten. Hoe konden wij dan verwachten dat hij van ons zou kunnen houden als een vader? Onze biologische vader speelde geen enkele rol in ons leven vanaf zeer jonge leeftijd. Dat is gewoon pech hebben voor mijn broer en mij. Maar ik zie het niet als een reden om daar mijn hele leven onder te moeten lijden en daarom mijn ouders te moeten verachten. Ze zijn er alle drie niet meer (mijn vader, mijn stiefvader en mijn moeder). Ik heb ze vergeven, zoals ik ook hoop dat mijn kinderen mijn eventuele fouten zullen vergeven.

Deugmens, uitslover!

Op twitter komt weleens het scheldwoord ‘deugmens’ voorbij, meestal uit de zogenoemde ‘rechtse’ hoek. Met deugmensen worden, als ik het goed begrijp, de conformisten bedoeld die zich scharen achter populaire en ‘politiek correcte’ meningen en dan weer afwijzend staan tegenover alles wat van hun mening afwijkt. Ik kan er niet echt wijs uit. Wat sommige mensen rechts noemen zie ik meer als populistisch links en wat links genoemd wordt zie ik als een slimme afleiding van de echte problemen die spelen. Dat de gemoederen verhit zijn en dat mensen elkaar voor van alles uitmaken als ze het onderling niet eens zijn op Twitter is voor mij in ieder geval duidelijk. De tolerantie waar Nederland in de 70er jaren om bekend stond is nu ver te zoeken. Daarin wijken we niet veel af van andere landen. De manier waarop mensen anderen hun mening nu willen opleggen heeft nazi-achtige trekjes en de de ‘vrijheid van meningsuiting’, die nota bene hoog in het vaandel wordt gedragen (bijna als een religie) is ver te zoeken. Je bent hier helemaal niet meer vrij in het uiten van je mening, dat is mijn mening ?. Als je mening afwijkt van die van een ander, dan probeert diegene je via de media onderuit te halen en vaak zonder enig ter zake doend argument, maar misschien alleen door bijvoorbeeld te zeggen dat je een te dikke kont hebt en dat je je domme muil moet houden. Zelfs rijke jongens met een gewichtige naam, die adel vermoedt, gedragen zich in dat opzicht als kleine scheldende kinderen. Ik lees het af en toe met lichte verbazing en bemoei me er verder niet mee. Ik heb nog nooit een tweet geplaatst en ik heb 0 volgers en dat wil ik graag zo houden.

Maar de laatste tijd vraag ik me af of ik misschien een deugmens ben. Niet in de zin waarop deze benoemd wordt op twitter, maar in de letterlijke zin: iemand die graag wil deugen, een braverd. Ik doe boodschappen voor mijn buurvrouw, ren naar haar toe als ze moet huilen en haar ei kwijt moet, breng haar bakjes eten en soep en ik raap zwerfvuil in mijn buurtje. Ik luister geduldig naar een ieder met problemen en ik speel taxi voor wie dat nodig heeft. Vroeger leefde ik voor mijn kinderen en nu dat minder nodig is ben ik beschikbaar voor ieder die van mijn diensten gebruik wil maken.

Als je mij zou vragen: maar wat wil jij dan eigenlijk? Heb jij geen bucketlijst van wensen, reizen die je nog zou willen maken of dingen die je wil meemaken zien of kopen? Nou nee, eigenlijk niks. Helemaal niks. Ik leef al zo lang met het motto ‘u vraagt en ik draai’, dat ik geen enkel ander oogmerk meer heb. Vroeger (toen ik nog geen kinderen had) hield ik van reizen. Ik besteedde daar al mijn spaarcentjes aan. Nu heb ik geen enkel verlangen meer om meer van de wereld te gaan zien. Mijn enige wens is dat ik elke dag wat tijd voor mezelf mag hebben om een boek te lezen of een eind weg te kletsen in mijn weblog. En verder vind ik het oprecht heerlijk om te dienen. Ik word blij als ik een ander blij kan maken of als ik zie dat iemand met verdriet iets opgeluchter oogt als deze bij mij wat heeft mogen spuien. Ik houd van mijn omgeving en de mensen en dieren en planten en spullen die ik tegenkom. Ik speel daar graag een positieve rol in. Meer is het niet. Maar als je het lelijk wilt zeggen dan zou je kunnen zeggen dat ik een deugmens ben, een uitslover. Maakt me niet uit.

Narcistjes kweken

Een paar keer heb ik in dit weblog uit de school geklapt over de behoorlijk Spartaanse opvoeding die mijn broer en mij ten deel viel. Wij ontwikkelden ons tot mensen met bindingsangst en weinig zelfvertrouwen.

Wij groeiden op in de tijd dat ‘je wil nog achter de deur met de bezem’ stond. Je moest gewoon bepaalde dingen doen of juist niet doen. Als je vroeg naar het waarom daarvan kreeg je daarop het simpele antwoord: ‘omdat ik het zeg’. Over de zin van al hetgeen je moest doen en leren kreeg je geen nadere uitleg. Daar zou je nog wel achter komen als je daar rijp voor was. Dat er een groot verschil was tussen de wijsheid van de volwassene en de onwetendheid van een kind (of snotneus) werd zeer benadrukt. De volwassene wist het ten allen tijde beter en hoefde veelal ook nooit een fout toe te geven. Deze mythe werd lange tijd in stand gehouden om het gezag van de volwassene veilig te stellen. Het kind of de jongere was permanent nog niet droog achter zijn oren en naar zijn mening werd niet gevraagd. Gehoorzaam zijn was belangrijk en verder niets.

Via boeken en ander geschreven woord en via de media ben ik er inmiddels achter dat de opvoeding van mijn broer en mij geen grote uitzondering is wanneer je deze plaatst in de tijdgeest van toen. Het was in die tijd normaal. Het af en toe een klap geven of meerdere klappen gold bovendien in die tijd nog niet als kindermishandeling zoals tegenwoordig.

Ik behoor tot de generatie van de boomers, die in de 60er en 70er jaren de autoritaire opvoeding ter discussie stelden, mede dankzij de ‘wetenschappelijke’ onderbouwing van dokter Spock, die een vrijere opvoeding propageerde. Jongeren gingen zich afzetten tegen de oudere generatie door zich anders te kleden, andere muziek te waarderen, te experimenteren met drugs, vrije sex, communes, provo, panden kraken, het witte fietsenplan, dolle mina, flower power en nog meer ludieke acties. Er was een groot onderscheid tussen het ‘estabishment’ en de ‘nieuwe generatie’. Jongeren kregen een grote mond. De volwassene die het beter zou weten werd van zijn troon gestoten door het jonkie. Als jongere stond ik daarbij en keek ernaar. Ik liep er met hippe kleding wat doorheen te fladderen. Het ‘love is all’-idee was me het meest op mijn lijf geschreven. De protesten begreep ik niet zo goed. Ik vond dat je de maatschappij moest veranderen door met jezelf te beginnen. Ik dacht niet ‘links en niet rechts, maar in de kleur van mijn hart’ (Frank Boeijen).

Nu leven we in een heel andere tijd. Door de constante info van internet en het voortdurend met elkaar in verbinding staan via het internet komt er dagelijks een grote hoeveelheid informatie op de mens af. En dat geldt voor jong en oud, dankzij de jonge leeftijd waarop kinderen voor het eerst een smartphone of een tablet in hun knuistjes gedrukt krijgen. Het verhaal dat sommige dingen niet bestemd zijn voor jonge nieuwsgierige kinderoortjes gaat veelal niet meer op. Kinderen kunnen al vanaf jonge leeftijd informatie opzoeken en zo hun leergierigheid bevredigen. Het is voor een ouder bijna onmogelijk om het kinderzieltje af te schermen voor informatie waaraan hun kind nog niet toe is. Dat is aan de ene kant goed, want zo kan een ieder zich snel kennis toeëigenen over veel onderwerpen. Het verschil tussen kind en volwassene vervaagt steeds meer. Ouders gaan steeds gelijkwaardiger om met hun kinderen, die ze steeds meer beschouwen als kleine mensjes.

Ik vind dat niet verkeerd. Ik heb bij de opvoeding van mijn eigen vier kinderen gemerkt dat kinderen veel kunnen begrijpen en dat het waardevol is met ze te praten. En dat je je daarbij niet heel autoritair hoeft op te stellen om alsnog respect te krijgen. Maar als ik nu om me heen kijk, dan zie ik vaak kinderen bazen over hun ouders. Dat is naar mijn idee ook weer niet de bedoeling. Dat een kind als een lastige werkgever gaat bepalen wat de ouder moet doen. Natuurlijk wil bijna iedere ouder het beste voor zijn kind en het kind gelukkig maken en beschermen tegen onheil en narigheid. Maar tegenslag hoort wel bij het leven. En het kleine prinsesje of prinsje moet dat kunnen ervaren. Het hoeft niet op al zijn wenken bediend te worden. Zo kweek je een narcistje, dat zichzelf ziet als centrum van het universum. Daar lopen er nu heel veel van rond.

Ik zeg niet dat alle narcisten gekweekt zijn door een opvoeding waarin ze teveel zijn verwend. Er zijn narcisten van velerlei soort en door velerlei oorzaak. Genen spelen ook een rol naast opvoeding en ervaringen in het leven. Maar ik zie wel dat het voortdurend centraal stellen van de wensen van kind evenmin een goed opvoeding is als het volkomen negeren van de wensen van een kind of nog erger het systematisch breken van de wil van een kind. Er moet ergens een middenweg zijn. De opvoeder als een welwillende gids, die het leven net wat langer heeft geleefd dan het kind en daardoor het kind aan de hand kan nemen en leiden door het doolhof van het gecompliceerde leven tot aan de volwassenheid. Met als gereedschap eerlijkheid, gelijkwaardigheid en een open communicatie. Ouders zijn ook maar mensen en kinderen zijn kleine mensjes die later grote mensen worden.

Oppas-oma

De meeste van mijn kleinkinderen zijn al zo groot dat er geen oma meer op ze hoeft te passen. Hun leeftijden zijn 23, 16 en 14 jaar. Maar mijn jongste zoon heeft nog twee kleintjes van 6 jaar en anderhalf jaar. Meestal zorgen hij en zijn partner zelf voor de kinders, zelfs in de coronatijd, toen zij allebei thuis werkten en dat was een hele prestatie. Nog steeds werken zij nu een groot gedeelte vanuit huis, maar de kinders gaan nu een deel van de week naar school en naar de opvang.

Soms is oppas voor hun kinderen alsnog wel nodig en dat wordt meestal gedaan door de ouders van mijn schoondochter. Ik neem daar mijn petje voor af en ik ben er heel blij mee, want ik ben zelf niet zo een fanatieke oppas-oma. Misschien komt het omdat ik in mijn jonge jaren al een overdosis aan kindergezelschap heb gehad van mijn eigen vier kinderen. Ik leefde eigenlijk helemaal voor hun en was altijd met ze. Zelfs overblijven op school hoefden zij niet. Ik had alleen baantjes binnen hun schooltijden totdat de jongste oud genoeg was om alleen thuis te zijn. Voor mijn oudste twee kleinkinderen ben ik nog een flinke tijd opvang-oma geweest, toen mijn oudste dochter in onregelmatige diensten werkte bij de politie. Dat is kort verteld mijn geschiedenis als moeder/oma.

Ik ben heel blij dat de andere oma en opa nu, indien nodig, veel van de zorg overnemen voor de kleintjes van mijn jongste zoon, hoeveel ik ook van ze houd. Ik word namelijk heel moe van oppas-oma zijn en dat is waarschijnlijk omdat ik een enorme uitslover ben. Ik wil het ze, wanneer ik oppas, naar de zin maken en veel met ze spelen. Daar had ik met mijn eigen kinderen weinig tijd voor.

Gisteren was een dag dat ik wél mijn kinderen hielp met hun kinderen. Dat was ter gelegenheid van een bijzondere situatie. Mijn schoondochter wilde graag naar de crematie van haar overleden tante om haar nichtjes tot steun te zijn. Uiteraard gingen haar ouders ook naar die crematie. Dus vroeg ze mij of ik een dagje bij hun thuis wilde komen om mijn zoon te helpen met de kinderen. De jongste was thuis en de oudste had maar een halve dag school. Mijn zoon had heel veel te doen voor zijn werk en het zou fijn zijn als ik hem wat kon ontlasten.

Natuurlijk deed ik dat. Ik ben gek op hun allemaal en ik ben graag nuttig. Dus ik reed gisterochtend vol goede moed naar Pijnacker. Terwijl mijn zoon boven aan het werk was en even later grote zus ging halen was ik in de tuin met de kleine bolle. In de tuin hebben mijn kinderen twee schommels hangen, één voor grote zus en één voor de kleine. Ik zette haar in de schommel waar zij niet uit kon vallen en ik duwde haar zachtjes. Dat deed ik een flinke tijd en ik zag haar genieten en wegdromen terwijl ze keek naar de bloemetjes aan de rand van de tuin en af en toe haar oogjes wat dichtkneep voor de zon. Ze had aldoor een intens tevreden uitdrukking op haar gezichtje en ik genoot met haar mee van dit bijzondere rustmomentje. Daarna liep ik met haar door de tuin en genoot ik ervan hoe zij kleine kiezeltjes bestudeerde en het onkruid dat ik tussen de tegels weghaalde. Het was een mooi één op één moment. Daarna kwam grote zus thuis in een niet al te best humeur. Het leek of zij nog een beetje last had van een griep, die ze laatst had. Maar uiteindelijk bleek het honger te zijn. Ze was aanvankelijk wat koppig, want wilde alleen maar zelf gebakken pannenkoeken en dat zat er niet in. Maar toen ik later tweemaal een spiegelei voor haar bakte en ze die twee allebei netjes helemaal had opgegeten, was ze weer vol energie en het zonnetje in huis.

Toen de kleine moest slapen en een nieuwe pamper nodig had, bleek zij niet gemakkelijk te zijn op het verschoonkussen. Ze gilde als een speenvarken terwijl ik probeerde haar pamper te verschonen en ze wilde niet blijven liggen. Waarschijnlijk was ze bekaf, omdat ik zo lang met haar gespeeld had. Op het moment dat de pamper uit was deed ze een grote plas en plaste mijn shirt en haar rompertje en de overtrekhoes van het verschoonkussen nat. Grote zus stond naast me en hielp me door te vertellen waar in de commode ik alles kon vinden en hoe de luieremmer open ging. Ik prees haar uitvoerig voor haar lieve gedrag. Eenmaal in bed met knuffel en speen sliep de kleine direct en ze bleef ook een paar uurtjes slapen, zodat ik me meer op de oudste kon richten.

Toen de kleine wakker was speelden we nog wat met zijn drieën in de kamer van de oudste, een klein speelparadijs. Uiteindelijk kon ik al weg om een uurtje of 17, toen mijn zoon klaar was met zijn werk. Mijn schoondochter was nog niet thuis, maar hij zou gemakkelijk doen met eten. Pannenkoeken bakken voor de kinderen (dat zal de oudste zeker gewaardeerd hebben, geduld wordt beloond!) en voor zichzelf wat bestellen.

Het bij de ander laten

Via twitter. Ik vInd het een leuke foto. Die uitdrukking op dat gezicht ook ?

De laatste tijd denk ik niet echt veel meer over mezelf na. Ik doe gewoon, ik leef gewoon en ik ben er gewoon. Ik doe mijn best, voor mezelf en voor iedereen. Meer is er niet.

Maar door de gesprekken tijdens de reünie van eergisteren en ook door een gebeurtenis gisteren realiseer ik me bepaalde feiten over mezelf. En dat is dat ik nu mezelf ben in alle omstandigheden. Ik maak van elke situatie het beste. Maar heel belangrijk is daarbij dat ik vaar op mijn eigen kompas. Ik bedoel daar het volgende mee.

‘Vroegah’ kon ik me het oordeel van de mensen om mij heen behoorlijk aantrekken. Ik was een groot deel van de dag bezig met wat mensen van mij zouden kunnen vinden. In de eerste plaats mijn moeder en mijn stiefvader, die ik beiden voor een groot deel geïnternaliseerd had bij het nemen van veel van mijn beslissingen omtrent mijn gedrag. Volgt u het nog, lezer? Ik vertrouwde niet op mijn eigen oordeel, terwijl ik wel een sterke intuïtie had. Maar als ik bijvoorbeeld duidelijk zag dat iemand loog, dan wilde ik dat voor mezelf niet toegeven. Misschien zag ik het verkeerd en sprak die persoon toch de waarheid. Tegen mijn eigen beter weten in wilde ik mensen vertrouwen. Ik ging uit van ieders goede intenties tot het tegendeel daarvan onomstotelijk bewezen was. Ook was het voor mij erg belangrijk om aardig gevonden te worden. Ik smolt al als iemand maar een beetje lief tegen me deed, omdat ik dat thuis zo miste. Want door mijn jeugd en door verkeerde keuzes die ik zelf maakte was mijn thuissituatie lange tijd niet lief. Het ontbrak me een groot deel van mijn leven totaal aan zelfvertrouwen.

Nu is dat anders. Omdat ikzelf transparant in het leven sta en er geen enkele verborgen agenda op na houd, heb ik heel snel door wanneer dat bij de ander wel het geval is. Ik sluit mijn ogen er ook niet langer voor, maar ik trek er mijn conclusies uit en baseer mijn gedrag naar zo een persoon daarop. Zonder bespreekbaar te maken wat ik doorheb bij de ander laat ik datgene wat ik doorzie bij de ander waar het hoort, nl bij de ander. Ik laat me er niet door van de wijs brengen. Ik blijf mezelf en ik blijf bij hoe ik de dingen zie, ik vaar op mijn eigen kompas en dat laveert goed.

En nu kom ik op het verschil in de conversatie met mijn drie oude vrienden van eergisteren en een kort gesprekje met een drietal anderen gisteren.

Eergisteren vond een eerlijke uitwisseling van gedachten er ervaringen plaats tussen mij en oude vrienden. Ook al hadden we elkaar lange tijd niet gezien, we verstonden elkaar en er was geen enkele valse noot of onbegrip te bespeuren. We waren alle drie open en transparant en dat voelde goed.

Gisteren verkeerde ik in gezelschap van twee andere personen. Ik bespeurde bij één van die personen een onprettige nieuwsgierigheid naar mij, die ik besloot niet te bevredigen. Vervolgens bezorgde de persoon in kwestie mij en de andere persoon een onaangenaam gevoel door een vierde (afwezige) persoon ter sprake te brengen. Het kwam onaardig en een beetje vals over, zowel bij mij als bij de andere toehoorder. Bovendien zat er een verborgen boodschap in naar die andere toehoorder. De andere toehoorder en ik zijn er niet op ingegaan. Maar toen de onrust-stookster vertrokken was, bracht de achtergebleven persoon het wel ter sprake. Ze was er een beetje door van slag. Ik heb haar toen gezegd dat zij het bij de ander (degene die vertrokken was) moest laten en zich niet het hoofd moest breken over welke bedoeling ze gehad zou kunnen hebben. Beter is het dat soort negatieve bedoelingen en valsheden geen kans te geven om je gedachten te beheersen.

Dat is de kunst van het ‘bij de ander laten’. Waarom zou je je druk maken om de valse intenties van een ander. Beter geef je ze geen kans en laat je ze verdwijnen in de donkere krochten waar ze thuis horen.

Bangeschijterd

Dat ben ik als ik een lange reis moet gaan afleggen met mijn Hyundai i20 comfort en niet weet of ik een parkeerplek ga vinden. Sinds ik staar had aan mijn ogen en daar nog jaren mee rondliep voordat ik eindelijk geopereerd werd, heb ik rij-angst ontwikkeld. Ik had daar voorheen nooit last van. Met mijn wendbare Daihatsu Sirion reed ik toen overal heen, door drukke steden en op hoofdwegen. Nooit maakte ik me druk of ik zou kunnen parkeren.

Nu moet ik zeggen dat het verkeer in de loop der jaren drukker is geworden en de wegen breder en de kruisingen gecompliceerder. Vroeger had ik niet eens navigatie, maar ik reed overal naartoe, vooraf kijkend op google maps in mijn pc. Ik noteerde alleen de afslagen die ik moest nemen en de steden die ik passeerde en reed zo met slechts een vodje papier als leidraad zelfs helemaal tot Frankrijk. Altijd had ik een muziekje aan in de auto.

Dat is nu wel anders. Ik wil geen muziek in mijn auto meer, omdat dit mijn concentratie zou kunnen verstoren. Ik rijd met ogen op stelen en gespitste oren. Ik kan me niet meer indenken hoe ik nu zou voorsorteren bij kruisingen zonder navigatie.

Eenmaal in de auto word ik direct kalm en besef ik dat ik gewoon kan rijden als ieder ander, maar van tevoren heb ik vleermuizen in mijn buik van de zenuwen bij voorgenomen lange reizen langs voor mij onbekende wegen.

Zo ook vandaag. Ik vertrek om 14.45 uur naar Schoorl, strandtent de Struin in Camperduin. Dat is anderhalf uur rijden en ik ga een kwartier eerder vanwege eventuele files onderweg. Om 16.30 heb ik afgesproken met twee klasgenoten uit de jaren 1967 en 1968. Voor het weerzien ben ik niet nerveus, alleen voor de rit. Toevallig was er hier vanmorgen in mijn buurt een af en aan rijden van politie en ambulances met gillende sirenes. Dat maakt mijn gerustheid dat een ongeluk niet in een klein hoekje zou zitten er niet beter op. Ik moet er even doorheen en mijn angst niet de overhand laten nemen. Dus ik ‘ga het avontuur aan’.

Dat heb ik mijn hele leven gedaan. Als ik het eng vond om van de hoge duikplank een zweefduik te maken, dan deed ik het juist, omdat ik altijd vond dat ik mijn angsten te lijf moest gaan. Klimmen langs een ijzeren laddertje in een put, ik deed het wel. Of klimmen langs de ijzeren laddertjes in een fabriekstoren, ik deed het. ‘Als jij het durft, zullen wij het ook doen,’ beloofden mijn vriendinnen dan. En dan deed ik het, ook al heb ik verschrikkelijke last van hoogtevrees. Rillingen lopen over mijn rug als ik eraan terugdenk.

Maar ergens naartoe rijden voor een afspraak is normaal! Ik moet me niet zo aanstellen. Hop met de geit, ik bedoel rijden met die mooie phantom-black auto! Gaan!!!! Ik heb me voorbereid. Mijn tank is vol en ik heb de navigatie al ingesteld.

Ik laat nog weten hoe het was, inshaallah.

Mijn lieve Imran

Hij werd op 4 mei geboren In het diaconessenziekenhuis in Utrecht. Ik ging er in de avond van 3 mei 1986 alleen naartoe met een taxi en een klein koffertje, toen de weeën met een zekere regelmaat kwamen. In het ziekenhuis was men verbaasd mij in mijn eentje aan te treffen. Mijn ex bleef thuis bij onze dochter van toen 5 jaar, omdat wij geen oppas hadden. We leefden totaal geïsoleerd van de buitenwereld. Hij had wat oppervlakkige kennissen van de plaatselijke ‘koffie’shop, maar ik kende niemand en met mijn familie had ik ook geen contact.

Het was een eenzame bevalling. Ik herinner me dat ik me bevond in een kleine ruimte, alleen met de weeën. Ik kreeg visioenen van de hel. Zou die zo voelen? Het beangstigde me.

Tijdens de dageraad van 4 mei werd Imran geboren. Hij was een mooi klein baby’je met een wijs gezichtje. De gynaecoloog die hielp bij de bevalling (ik had een gynaecoloog en geen vroedvrouw vanwege een eerdere doodgeboorte) zei me direct na de geboorte dat Imran maar 2 kanalen had in zijn navelstreng, terwijl drie kanalen normaal is. ‘Dat kan betekenen dat hij niet lang zal leven,’ zei hij. ‘Maar het kan ook zijn dat hij toch heel oud wordt.’ Ik was zo in een roes van geluk na geleden pijn, dat ik de woorden niet echt tot me liet doordringen.

Ik bleef de dag van 4 mei in het ziekenhuis en ook nog een nacht daarna. De dokter moest wat testjes afnemen bij Imran om te kijken of alles inwendig in orde was. Vanbuiten zag hij er normaal uit, maar het kon zijn dat er iets niet in orde was met zijn organen. Hij was helemaal getest en ze hadden niets abnormaals gevonden. Ik mocht naar huis, maar zou wel nog een plasje van hem moeten opvangen en naar het laboratorium brengen voor onderzoek. Ze wisten dat ik thuis geen kraamzorg zou krijgen. Dat was niet geregeld. Ik weet niet waarom niet. Hadden ze me nog maar een paar dagen gehouden.

Op de terugweg naar huis met Imran in mijn armen op de achterbank zag ik dat het bijzonder mooi weer was. De lucht was helderblauw en alles leek een helderheid en scherpte te hebben die ik nooit eerder zag. Het leek alsof ik me een nieuwe en lichtere wereld bevond, de bloesem aan de bomen was van een paradijselijke schoonheid.

Thuis gekomen bleek dat onze verwarming het niet deed. Ik belde direct om deze te laten maken. Ik woonde in een benedenhuis met een woonkamer op het noorden met een hoog plafond. Het was daar zomer en winter kil tot koud en de verwarming was nodig voor mijn pasgeborene. Ik bevond me op een roze wolk met nu twee kindjes aan mijn zijde. Terwijl ik mijn dochtertje voorlas, lag Imran aan de andere kant naast me in het grote bed. Wat voelde ik me rijk. Als ik Imran verschoonde zag ik dat hij heel aandachtig om zich heen keek. Ik had een kaart boven het verschoonkussen hangen van smurfen en daar keek hij naar.

Helaas heb ik geen enkele foto van Imran. Deze tekening maakte ik vanuit mijn herinnering aan hem. Ik heb nog nooit zo aandachtig gekeken naar een baby als naar hem. Ik bleef maar naar hem kijken. Ik vond hem zo mooi en zo lief.

Op hemelvaartdag, die in dat jaar viel op 8 mei, ging mijn ex wandelen met onze dochter en de hond. Ik maakte intussen het huis schoon. Ik vond het wel vreemd dat Imran nog sliep. Toen ik afgewassen had ging ik kijken en ik trof hem levenloos aan. Zijn lipjes zagen blauw. ‘O nee,’ riep ik alleen maar en ik tilde hem op. Zijn hoofdje hing slap aan zijn nekje en ik moest het ondersteunen. Ik wikkelde hem in dekentjes, want hij was zo koud. Ik hoopte hem tegen beter weten in tot leven te wekken met warmte.

Ik legde hem op tafel voor me en belde de huisarts. ‘Mijn zoontje is vanmorgen overleden in zijn slaap.’ Mijn ex kwam thuis en het eerste wat hij zei toen hij hoorde dat Imran was overleden was dat het mijn schuld was. Toen de huisarts kwam voelde ik bij haar enige troost en ik wilde dan ook graag dat ze even bij me bleef zitten, wat ze ook deed. Ze verzekerde mij dat ik mezelf niets te verwijten had.

Mijn ex vertrok vrijwel direct om een imam te zoeken die Imran ritueel kon wassen en een islamitische begrafenis kon regelen. De imam die hij gevonden had was een heel lieve Turkse man. Hij waste het lijfje van Imran met bijzondere tederheid met rozenwater. Zijn kleertjes moest hij doorknippen omdat Imrans lijfje inmiddels al verstijfd was. Imran lag een nacht en een dag opgebaard in mijn slaapkamer boven. Ik heb al die tijd bij hem gewaakt, tegen hem pratend. Ik kan me niet meer herinneren wat ik allemaal zei. Mijn ex was bang, durfde niet naar boven en sliep al die tijd beneden. Een dode, hoe klein ook, joeg hem angst aan. Ikzelf had dat totaal niet.

Pas dagen later kon Imran begraven worden op het islamitische gedeelte van het kerkhof vlakbij ons huis. Ik mocht daar niet bij zijn, omdat ik ‘onrein’ was (ik bloedde nog na). Later ben ik maandenlang naar zijn grafje gegaan waar ik dikke tranen huilde. Imran zou nu een man van 36 jaar zijn, maar hij werd slechts 4 dagen oud.

Het jaar daarop kreeg ik een tweeling. Hoe genereus zijn de gaven van de Almachtige.

Ziekjes

Sinds het suikerfeest voel ik me nogal gammel. Het uitgeputte hoofd dat ik scheen te hebben bij het vasten heb ik nu niet meer, maar het lijkt wel of ik de uitputting nu pas voel. Ik moet de hele vastenmaand op een inwendige batterij hebben gelopen die onuitputtelijk leek en pas nu voel ik dat deze helemaal leeg is.

Dat doet me denken aan jaren geleden, toen ik in Pakistan verbleef met mijn toenmalige echtgenoot en 4 kinderen. De tweeling (4 jaar oud) was daar ziek van het slechte water en de baby (1 jaar) had geen pampers en geen plastic over de katoenen luier, wat erg veel werk gaf. Daar moest ik alles op mijn hurken met de hand wassen in een platte teil met een stuk groene zeep. De ex stak geen poot uit, zodat al het werk op mij terecht kwam. Het terrein was daar zo onbegaanbaar dat ik overal waar ik heen ging met een 1 jarig kind liep te sjouwen. Op een goed moment was ik zo moe dat ik ineens als verlamd leek. Ik werd op een dag wakker en merkte dat ik niets meer kon. Ik kon me bijna niet bewegen en niets meer tillen. Het was op het moment dat we zouden terugkeren naar Nederland. Ik weet niet hoe ik ben thuisgekomen, ziek als ik toen was. In Nederland bracht mijn ex me naar de dokter. Hij was op dat moment wel enigszins bezorgd, omdat de ‘machine’ (ik dus) van de ene dag op de andere niet meer naar behoren werkte. Er werd gedacht dat ik misschien malaria had. Eenmaal bij de huisarts kon deze geen ziekte bij mij vinden. ‘Deze vrouw is volkomen uitgeput,’ was zijn diagnose. Door een gestaag oplopende moeheid had ik verlammingsverschijnselen opgelopen. Mijn lichaam blokkeerde. Langzaam ben ik toen hersteld.

Dit keer is mijn moeheid veel minder ernstig. Het voelt als een griep. Ik heb voor de zekerheid een corona zelftest gedaan. Die was gelukkig negatief. Dus dit wordt gewoon: het rustig aan doen en herstellen.

Maar mijn animo is er niet minder om. Het komt allemaal goed en ik heb nu een liefhebbende man en zo mogelijk nog liefhebbendere kinderen om me heen. Ik ben gelukkig.