Al een tijdje werk is als vrijwilliger bij een organisatie genaamd STEK. Het is niet veel dat ik voor ze doe. Elke drie maanden geven ze een nieuwsbulletin uit en daarvoor schrijf ik een of twee artikeltjes. Mijn specialisme is daarbij het interviewen van mensen en daarover iets schrijven. Verder hebben ze me gevraagd of ik af en toe te begeleiding op me wil nemen dan een nieuw projektje, genaamd: “even bij elkaar zijn”.
Vandaag was het weer zover. Ik was ingeroosterd en dat betekende dat ik om 12.15 aanwezig moest zijn in het atrium van het vroegere kerkgebouw, genaamd de Paardenberg, in de wijk Transvaal te Den Haag.
Aldaar kunnen mensen van maandag tot en met donderdag de gehele dag, vanaf 9.30 uur tot 17.00 uur en op vrijdag tot 13.00 uur naar binnen gaan en koffie of thee drinken. Eerste kopje met koekje gratis en daarna 20 ct per kopje. Het atrium is op welk moment je ook binnen komt gezellig vol. Er zitten mensen van allerlei achtergronden tevreden aan hun bakje leut. Sommigen zwijgend, anderen in druk gesprek en weer anderen al kaart spelend. Vandaag zag ik zelfs dat er gesjoeld werd. Het is o.a. (maar niet alleen) een prima dagopvang voor daklozen die vlak in de buurt kunnen verblijven in een nachtopvang, waar ze om 8.00 uur geacht worden te vertrekken. Een bonte verzameling van mensen, overwegend van het mannelijk geslacht.
In het atrium is een kleine ruimte afgeschermd door middel van een houten kamerscherm, het rustpunt geheten. Door een opening ter breedte van een altijd open deur kan men er naar binnen gaan om desgewenst even te mediteren, te bidden of zomaar even alleen te zijn met zijn gedachten. Er staat een tafeltje met een dienblad met een grote brandende kaars en enkele waxinekaarsjes. Desgewenst kan met een kaarsje branden (gratis).
De bedoeling is dat ik even langs de mensen loop en bij ze informeer of ze ervoor voelen om even bij elkaar te zijn. Ik kom om 12.15 binnen en zie veel mensen druk in gesprek, o.a. een groep Marokkaanse mannen. Een andere tafel bevat een groepje Hindoestaanse mannen die aan het kaarten zijn. Drie vrouwen staren stil voor zich uit in een eigen hoekje met alleen vrouwen, maar zo te zien zonder onderling contact. Enkele mensen zitten alleen. Af en toe komt iemand aan de bar een kopje thee of koffie vragen. Ik ga zitten en knik mensen die me in het oog hebben vriendelijk toe. Ik luister. De “barman” (een vrijwilliger, zoals iedereen vrijwilig hier werkt) hoor ik zeggen: “Zolang ik de instemming heb van boven doe ik wat me goed dunkt. Ik heb met niemand en ook met geen rabbi te maken” Ik wordt een beetje benieuwd waarover hij het heeft en spits mijn oren. “Als ik de spijkers in mijn nek voel, omdat mijn vrouw niet begrijpt waarom ik drie dagen ben weggebleven, dan zeg ik dat zij maar moet begrijpen wat schaatsen voor mij betekent”. Nu hij weet dat hij mijn aandacht heeft, legt hij mij geduldig uit: “ik ben een schaatser. Heb de elfstedentocht van 85 uitgereden en laatst heb ik ook drie dagen achter elkaar geschaatst. Slapen is geen probleem. Klop aan bij een boerderijtje en vraag of ze nog een dochter hebben (grinnik)” De vrouwen in het vrouwenhoekje ontdooien en gniffelen nu ook: “Vind je het gek dat je vrouw het niet leuk vindt als je drie nachten weg blijft”.
Ik sta op. Vraag hier en daar of er mensen met mij mee willen om even bij elkaar te zijn. Een man die ik nog ken van de vorige keer schudt mij enthousiast de hand: “Vandaag niet. Nu wil ik even mijn krantje lezen”. Moet kunnen, denk ik, zoiets laat zich niet dwingen. Ik krijg geen volgelingen die meelopen naar het kleine stiltecentrum en posteer me in mijn uppie voor de ingang. Ik kijk het atrium in en zie de voedselbankmedewerkers in de weer met de voedselpaketten. Wat bedroevend weinig voedsel is er vandaag. Ik zie ze alleen wat broden in tassen stoppen. Twee mannen staan naar mij te kijken, nippend aan een kopje thee.
De mannen komen naderbij en het stiltecentrum binnen. Eén van hen steekt een kaarsje aan. Eigenlijk niet zozeer voor iets of iemand, laat hij desgevraagd weten. Hij vindt het gewoon wel mooi om te doen. Er ontstaat een leuk gesprek. Over het geloof en het leven. Ik heb dit keer te maken met twee intellectuelen. De ene man is theoloog en docent hindoeïstische godsdienst aan de VU en de ander is fiscalist, maar werkt ook als vrijwilliger bij het inloopspreekuur en met ongedocumenteerden. Appeltaarten bakt hij met de ongedocumenteerden en die worden verkocht en leveren hen een leuk zakcentje op. We komen op zijn eigen levensverhaal. Hij had ooit een goed salaris en werd door omstandigheden dakloos. Was een zorgmijder, sliep onder de pier zelfs bij 15 graden onder nul en was overdag in de koninklijke bibliotheek. Het was aan hem niet te zien dat hij dakloos was, want hij verzorgde zich goed. Hij heeft een dagboek bijgehouden. Is nu uit zijn ellende, maar zou niet willen werken als hulpverlener. Te bescheiden ook om zijn levensverhaal op te schrijven. Ik vertel hem dat ik heel graag een boek wil schrijven en dat ik het leuk zou vinden zijn levensverhaal op te tekenen. Hij geeft me zijn emailadres. Wie weet. De andere man heeft lange tijd in India gewerkt en vertelt me dat de islamfobie van Wilders ook in India zeker geen vreemd verschijsel is. Hij had daar van 2000 tot 2003 in India bij zijn werk veel mee te maken. Trekt paralellen met wijlen “at your service”, die zeer geïnteresseerd was in het hindoeisme. Interessant, maar erg politiek en dat verwekt bij mij slaap.
Als ik wegga roept Gerard, de exdakloze, me nog even. “Het was een leuk gesprek”, vindt hij nog een keer. Ik vond het ook. Hij stelt me voor aan de straatpastor, Klaas Koffeman. Beiden vinden dat ik beslist moet komen naar de Sint Jozefkapel op vrijdag om 17.00 voor een fantastische viering met daklozen. Zou een prachtige dienst moeten zijn. Ik geloof ze en ben enthousiast. Ik krijg een kleine flyer met de gegevens.
In drie kwartier tijd heb ik een aantal leuke ontmoetingen gehad. Die ruimte van “even bij elkaar zijn” is magisch, iedere keer weer, op zijn eigen unieke manier. Harten raken elkaar even.
Maandelijks archief: februari 2012
Tijd
Tijd glipt weg als los zand door mijn handen. Ik heb altijd een excuus gehad als ik er niet aan toe kwam om iets te doen. In volgorde van de fases van mijn leven: school, studie, werk, kinderen, werk…. Logisch toch dat ik het te druk had om mijn dromen te verwezenlijken: een schilderij maken, een boek schrijven, een choreografie maken voor een dans. Niet dat dit nu belangrijk is. Niemand zit erop te wachten. Maar toch voel ik een soort onvoldaanheid dat er maar niets van mijn voornemens terecht komt. Vroeger niet en nu niet, terwijl ik nu sinds 7,5 maanden niets anders te doen heb dan het zorgen voor logement en bewassing van mezelf en nog twee anderen.
Neem een voorbeeld: vandaag. Ik zou vandaag iets meer tijd hebben, omdat dinsdag niet mijn dag is om te gaan sporten. Ik heb nu een idee voor een boek. Geen kort verhaal, want ik weet dat ik daarvoor veel te lang van stof ben. Als ik een keer begin wordt het een lang verhaal. Ik had me voorgenomen om minstens een uur te gaan zitten met een leeg word-document voor mijn neus en domweg te beginnen met schrijven. Maar het is niet gelukt.
Want hoe verliep de dag. Ontbijt, wasje draaien, even koran lezen, naar de pc, mailtjes lezen en beantwoorden, hoepla, daar popt iemand op in messenger. Even bijpraten. Daar belt een excollega. Tijd voor koffie! Daarna verder achter de PC, even artikel lezen over halal en biologisch vlees. Is dat er? Nee, je moet kiezen. Peperduur en biologisch of halal maar onverantwoord en niet biologisch. Tijd om te bidden! Heeee, daar komt mijn dochter Leila op bezoek. Even een kopje thee en babbelen. We vinden dat ik naar de kapper moet. Ik zie eruit als een heks, vindt ook Ahmad complimenteus. Als Leila weg is, gauw kapper bellen voor afspraak morgen. Oei, tijd om te eten. Klaar. Tijd om alvast te koken voor zoon vanavond en morgen op werk en voor ons voor morgen.
Het is nu 19.00 uur. Om 19.30 eindigt de werkdag van Shabnam. Chillout time. DWDD en even verstand op 0 bij GTST. Dan….boekje, filmpje, praatje, naar bed!
Weer een dag verlummeld.
Ritme van eten en drinken
Vandaag wil ik mensen die last hebben van overgewicht of ondergewicht, omdat zij hun ritme van eten en drinken min of meer kwijt zijn misschien “op een idee brengen”. Ik zeg misschien, want ik wil hier alleen iets delen dat mijzelf heel goed bevalt. Wie weet is het ook wat voor iemand anders. Dit alles in het kader van het “iets willen schrijven wat mogelijk nuttig kan zijn voor een ander”.
Vanaf het uit huis gaan van mijn kinderen tot drie jaar geleden was er bij mij geen sprake meer van een ritme van eten en drinken. Ik was gewend te eten wanneer ik honger voelde knagen en dat kon op allerlei momenten zijn. Soms vergat ik te eten, als ik druk bezig was met iets. Ik ontbeet niet meer maar stond op met een kop koffie en een plak ontbijtkoek. Maar in de avond tegen een uur of vijf haastte ik mij nog wel naar de keuken om een warme maaltijd op tafel te toveren, want één gewoonte bleef bij mij nog wel bestaan: er was elke dag warm eten voor wie van mijn kinderen daarvan wilde meeëten en ook voor mijzelf.
Aan dit “geen ritme hebben” kwam drastisch een verandering met de komst van Ahmad al Andalus in mijn huis. Verder een hele zachte en meegaande man, was hij wel heel consequent in het willen vasthouden aan het ritme van eten en drinken dat hij had meegebracht vanuit zijn geboortegrond. Dit (in het begin) tot grote ergernis van mijn kinderen, die nu niet meer om 4 uur in de middag met mij konden theedrinken en niet meer om 6 uur met mij aan de warme hap konden zitten. Dat is nu allemaal wel goed gekomen, omdat Ahmad en ik ons best blijken te kunnen aanpassen aan hun wensen, als er met de hele familie gegeten moet worden bij gelegenheden.
Wat vind ik het voordeel van het Andalusische ritme? Een belangrijk voordeel is dat ik nooit meer honger heb op gekke tijdstippen en dus ook nooit meer rare dingen naar binnen werk, zoals handen vol Engelse drop in de auto of boterhammen vlak voor het slapen gaan.
En wat zijn nadelen? Het ritme past niet in het Nederlandse ritme. Als je werkt tot 5 uur in de middag, kan je niet om 3 uur in de middag een warme maaltijd nuttigen, maar wordt je geacht om 12.30 uur in de middag te lunchen. Een tweede “nadeel” is dat er in dit dagmenu twee (!) warme maaltijden zitten! In het begin vond ik dat wel even slikken. Ik ben niet iemand die graag uren in de keuken staat en ik heb al moeite om voor één warme maaltijd per dag telkens wat anders te verzinnen.
Maar de voordelen blijken na drie jaar voor mij ruim op te wegen tegen de nadelen. Ik heb nooit meer honger op vreemde momenten en ik eet geen rare dingen meer. Het twee keer warm eten moeten maken blijkt mee te vallen, want in werkelijkheid is het één flinke warme maaltijd om 3.00 uur en één kleinere warme maaltijd om 21.00 uur. De kleinere maaltijd kan soep zijn (en met een pan soep doe je meerdere dagen) of een gebakken ei met uitjes en een bakje muesli of een andere kleine hap. Het is als het ware een beetje hetzelfde als een warme lunch voor een Nederlander.
Nu even alles op een rij. Hoe ziet mijn ritme van eten en drinken eruit?
8.00 uur ontbijt met koffie en een groot glas water
11.30 koffie met een plak eigen gebakken cake of enkele koekjes (niet één!)
15.00 een lekker bord warm eten met een glas water en fruit toe
18.00 thee met een stukje chocola
21.00 kleine warme maaltijd met een glas water en fruit toe.
Als je gaat slapen heb je geen honger en ook zijn er bij dit ritme geen neigingen om in de avond bij de tv gedachteloos chips in je mond te proppen of andere vormen van maagvulling.
Sinds ik eet volgens bovenstaand “rooster” voel ik me helemaal top. Natuurlijk besef ik daarbij dat ik bevoorrecht ben dat ik überhaupt eten heb. En zo vaak kan eten. Ik weet dat er mensen zijn op de wereld die het moeten doen met één of twee maaltijden per dag of helemaal geen eten.
Onzeker
Ja, ik ben alweer 61 jaar en heb een heel leven achter de rug. Momenteel ineens veel minder te doen dan ik tot nu toe gewend was. Er is niet zoveel “moeten” meer. Ik kan mijn dagen grotendeels indelen zoals ik dat wil en dan blijkt dat ik graag wegduik achter mijn computer. Ik heb geen moeite met het leven dat ik nu heb. Integendeel. Ik geniet van elke dag. Het is alleen onwennig.
Vandaag zei ik tegen Ahmad dat ik me soms afvraag of ik geen egoïst aan het worden ben, zo lekker mijn dagen doorbrengend naar eigen goeddunken, kneuterend van het ene moment in het andere. Hij vond van niet. Zei dat ik gewoon een vliegtuig ben dat aan het dalen is en dat ik daaraan nog moet wennen. Ok. Intussen geniet ik van het gewoon even staren uit mijn raam naar een vogel die wat wegpikt van het vogelvoer.
Surfend op internet kom ik aan veel informatie, via facebook, via het nieuws, via weblogs van anderen, die ik oneindig veel interessanter en sympathieker vind dan de mijne. Wie ben ik dat ik het zo nodig vind mijn belevenisjes en gedachten de digitale wereld in te slingeren? Wat wil ik daar eigenlijk mee bereiken behalve dat ik me domweg wil uiten? Heb ik een boodschap? Wil ik iets vertellen? Denk ik dat ik wat te bieden heb aan informatie die bruikbaar is voor een ander? Als ik me dit soort dingen ga afvragen voel ik me steeds miezeriger worden en denk ik steeds meer: wat moet je nou met je weblogje?
(schimmen uit het verleden, die af en toe komen spoken)
Ongemakkelijk
Ik heb heel aardige buren, aan weerskanten. Dat vind ik een rijk bezit, want hoe vaak hoor je niet dat mensen de grootste moeite hebben met hun buren. Je zoekt ze niet uit en je moet het maar net treffen.
Alweer zo een 10 jaar geleden zijn de buren aan mijn linkerkant naast mij komen wonen. Zij gingen voor 6 weken met vakantie en kort daarvoor was hun kat bevallen. Zulke dingen laten zich niet echt plannen en toen zij mij vroegen of ik 6 weken op hun huis en moederkat met haar jongen wilde passen vond ik dat niet raar of vervelend, maar best een eer. Ik heb het dan ook met veel plezier gedaan, het voederen van moeder poes en het schoonhouden van het nest en de kattenbak. Als extraatje heb ik ook nog hun voortuintje wat opgeknapt. Het onkruid weggehaald en er wat bloeiende plantjes ingezet, die ik in die tijd gratis kreeg van iemand. Bij thuiskomst was de familie blij en ik was ook blij dat ik dit voor hen had kunnen doen.
De jaren erna heb ik nog een paar keer op hun huis gepast, maar toen was dat een stuk gemakkelijker, omdat de katten er inmiddels niet meer waren, vanwege een allergie voor katten van de man des huizes.
Ik herinner me dat ik een keer een overstroming had in mijn huis vanwege een overlopende riolering en dat de buurvrouw niet moe werd om mij te blijven helpen met het wegscheppen van het water en dweilen totdat de ontstoppingsservice eindelijk het ongemak kwam verhelpen.
Kortom buren die elkaar helpen waar nodig, dat zijn mijn buren en ik.
Gisteren belde mijn buurvrouw onverwachts aan. “Kom gauw binnen buurvrouw, het is koud”. Ze wilde geen kopje thee. Ze wilde alleen wat vragen..
Ze wilde zo graag de woonkamer schilderen, maar dan moest eerst het behang eraf. Zij wilde daar graag hulp bij. En ons vertrouwde ze zo. Ik legde aan Ahmad (die het Nederlands nog niet perfect beheerst) uit wat de bedoeling was. Maar natuurlijk wilde hij wel helpen. Wanneer wilde haar man beginnen met het karwei? Dit weekend? Nee, zo legde ze uit, het was juist niet de bedoeling dat er in het weekend gewerkt werd, want dan waren haar man en zij vrij en dan wilden ze niet in de rotzooi zitten. Het was de bedoeling dat Ahmad aan het werk ging als zij naar hun werk waren, door de week, en hij kon morgen (vrijdag) al beginnen. Hij zou de sleutel krijgen en kon gewoon zijn gang gaan. Haar man wilde het ook graag doen, maar dat wilde zij niet, want hij zou het niet goed genoeg doen. Daarom vroeg ze Ahmad.
Ik was even uit het veld geslagen. Het was dus de bedoeling dat Ahmad in zijn eentje het behang eraf zou halen, de zeer slechte muur zou plamuren en vervolgens verven? Mijn Ahmad, 63 jaar en “genietend” van een invalidenpensioen vanuit Spanje. Dat pensioen krijgt hij niet voor niets, maar omdat sinds een noodlottige val op het werk de pezen in zijn beide schouders nog maar door een dun draadje verbonden zijn en onherstelbaar zwaar beschadigd. Hij mag absoluut geen zwaar werk meer doen en zeker niet boven zijn hoofd reiken.
Ik leg de buurvrouw voorzichtig uit dat dit echt niet kan vanwege een blessure. Dat hij wel kan helpen met wat licht werk als iemand anders het karwei op zich neemt. “Maar ik heb hem wel zien klussen in jullie huis”, zegt ze nog. Ja, dat klopt, maar dat moet hij ook steeds bekopen met schouderpijn en dat doet hij alleen als het hoognodig is.
Ik weet niet of ze mij goed begrepen heeft en ik weet niet of ze me gelooft. Want het is waar dat Ahmad een schuttig heeft gezet rond de hele tuin, maar dat moest wel, want we zaten geheel “open en bloot” nadat hij de afstervende coniferen gekapt had. Dat was een hels werk en zij heeft het hem zien doen. Ik vind het dus niet raar dat ze denkt dat hij heel wat aankan. Maar zij weet niet hoeveel pijn hij die week had.
Ik merk dat ze wel een beetje teleurgesteld is. Ik zeg: waarom vraag je de andere buurman niet? Hij is aannemer en reuze handig. Misschien wil hij het wel voor je doen voor een zachte prijs? Maar dat ziet ze niet zo zitten. Ik zeg ook nog dat als ze iemand heeft gevonden die het wil doen of als haar man gaat het toch doen, dat Ahmad dan wel wil helpen, maar dat hij het werk niet in zijn eentje kan doen. Ok?
Ze kijkt een beetje beteutert en gaat ineens vrij haastig weg, zegt nog: “bedankt voor de praatjes” en laat mij achter met een wat ongemakkelijk gevoel. Ik houd de relatie met mijn buren graag goed, maar kan ook niet over mijn grenzen gaan….Zijn we nu nog even goede buren?
De meester
Haqq is waarheid
Ik houd van waarheid, van alles wat eerlijk is en open en daarom dus gezien mag worden.
De waarheid is als een stralende zon, die alles verlicht en die elke leugen schielijk doet wegkruipen in de donkere krochten en spelonken waar deze thuis hoort.
Dit wordt een wat langer verhaal, omdat ik nu een van mijn stokpaardjes ga berijden. Dus alleen bedoeld voor de geduldige lezer!
Als ik terugblik op mijn leven dan constateer ik dat het zoeken naar wat waar is en geen leugen als een rode draad door mijn leven loopt. Al sinds mijn kindertijd observeerde ik graag mensen en waar ik daarbij vooral op lette was of ze waarachtig waren. De mensen die ik als eerlijk beschouwde mocht ik graag en ik voelde me direct bij hen op mijn gemak; je kon ze in de ogen kijken en met ze spelen en lachen. De mensen die dat niet waren noemde ik “snuurberlak”, een ander woord ervoor kon ik niet bedenken. Mensen die zich “snuur” gedroegen. Het werd een begrip in het gezin waarin ik ben opgegroeid.
Als kind was ik nogal meegaand, bijna volgzaam. Ik deed niet moeilijk, maar speelde wat andere kinderen wilden spelen en nam zelden een leidende rol op me. Ik werd niet gauw boos. Behalve als ik iets “niet eerlijk” vond. Dan kon ik helemaal door het lint gaan.
Ik herinner me nog een gebeurtenis uit mijn jeugd, die voorgoed in mijn ziel gegrift staat. Ik was nog een kleuter en ging toen naar school bij de nonnen in Vught. Ik was dol op ringetjes (die je om je vinger kunt dragen), maar ik had er geen. Dus had ik er zelf één gemaakt van kleine kraaltjes. Een vriendinnetje van me had wel een ringetje, niet van een edelmetaal, maar een goedkoop exemplaar, dat je vroeger weleens bij snoepgoed cadeau kreeg. Zij vond mijn ringetje mooi en ik het hare, dus we besloten te ruilen.
Op een dag zag het broertje van dat vriendinnetje mij met dat ringetje dat van zijn zusje was geweest. “Je hebt het gestolen”, zei hij. Ik antwoordde dat dit niet waar was, maar dat ik geruild had met zijn zusje. Hij geloofde me niet en ging naar soeur (een non, die de juf was) om te vertellen dat ik een dief was. Ik werd bang. Was al bang voor soeur, omdat ik eerder al een keer door haar over de knie was gelegd voor een pak slaag ten overstaan van de hele klas. Dus……o stom!…..ik stopte het ringetje haastig in de zak van mijn jas, die in de gang hing.
Soeur ging mij fouilleren en vond uiteindelijk de ring in mijn jaszak en maakte mij uit voor dief waar alle kinderen bij waren. Ik moest het ringetje onmiddellijk teruggeven aan mijn vriendinnetje. Ik zei: “Maar Ankie, zeg dan dat we hebben geruild. Ik heb toch niet gestolen?” Ankie, “mijn beste vriendin”, hield echter haar mond en pakte het ringetje aan.
Ziedend van verontwaardiging ging ik naar huis. Ik wilde mijn hart uitstorten bij mijn ouders en verwachtte van hen dat zij naar de school zouden gaan om de zaak recht te zetten.
Bij mijn thuiskomst bleken zij in een wat lacherige stemming te zijn en ze vonden mijn boosheid nogal vermakelijk. “Maak je niet zo druk”, zei mijn stiefvader en “wil je een snoepje?” Ze hadden een grote witte puntzak met snoep. “Nee, ik wil geen snoepje!” zei ik “ik wil dat jullie met mij meegaan naar soeur om te vertellen dat ik geen dief ben”.
Ik kreeg mijn zin niet. En het gelach van mijn stiefvader ging over in woede, toen ik bleef doordrammen. Ik kreeg een pak slaag en werd opgesloten in mijn kamer, waar ik nog geruime tijd bleef brullen als een leeuw tot ik uitgeput raakte.
Dit is een voorbeeld uit mijn jeugd, waarvan ik me er veel meer kan herinneren. Ik werd boos als ik zelf ten onrechte beschuldigd werd van iets maar even goed als dit een ander overkwam.
De ironie wil nu dat ik uitgerekend met een man trouwde, die mij 16 jaar lang beschuldigde van de meest absurde dingen, die ik geen van alle ooit gedaan had. Ik hield zielsveel van de man en dacht dat dit alles op een misverstand moest berusten. Eens zou hij toch achter de waarheid moeten komen en beseffen dat zijn beschuldigingen niet waar waren? Ik bleef daar maar in geloven tegen beter weten in en ben pas uit deze verschrikking weggegaan met mijn vier kinderen, toen zijn verdenkingen zich ook begonnen te richten op mijn oudste dochter. Momenteel is de man gehuwd met een andere vrouw en naar ik vernomen heb gaat zij door dezelfde hel als ik. De man blijkt schizofreen te zijn en last te hebben van waanvoorstellingen. Liefde maakt blind.
Vanaf mijn 43e levensjaar, kun je zeggen, is mijn eigenlijke leven begonnen, sinds ik me langzaamaan bevrijd heb van de schimmen uit mijn jeugd en de nare ervaring van mijn eerste huwelijk.
Maar…..nog steeds loopt dat zoeken naar en opkomen voor waarheid als een rode draad door mijn leven. Ik houd echt niet van liegen en dat weten ook mijn kinderen. Hoewel zijzelf geen moeite hebben met een leugentje hier of daar weten zij dat dit bij mij anders ligt en dat respecteren zij. Liegen doet me letterlijk pijn (als een dolk in mijn rug) en ik zie het niet graag. Terwijl ik de waarheid wonderschoon vind in zijn echtheid en puurheid, hoe hard ook soms.
Dus mijn motto is niet “zoek jezelf”, maar “wees jezelf”. Wat valt er te zoeken? Kijk gewoon naar wat er is. Binnen jezelf en buiten jezelf. Leg je kaarten open op tafel en verschuil je niet. Om met een modewoord te spreken “wees authentiek”. Alleen dan krijg je contact met jezelf en de wereld. Zoek alleen waarheid, haqq!!!!!
(dankjewel mamma)