Het bestaan zonder werk is nieuw voor mij en vandaag voor het eerst dacht ik even: wat zal ik eens gaan doen? Ik belde mijn oudste dochter en zij vertelde mij dat ze vandaag vrij was van haar werk, maar hard bezig in haar huis. Achterstallige schoonmaak en kasten opruimen. Kasten opruimen, daar was haar oma ook goed in. Als je bij haar een willekeurige kast opentrok, trof je daar alles op orde en overzichtelijk gerangschikt. Deze zin voor orde achter de kastdeur heeft duidelijk een generatie overgeslagen, want in mijn huis bevinden zich een aantal “vergeten” kasten. Ik houd van een gezellig, opgeruimd huis (maar ook weer niet te…), maar niet al mijn kasten zien er zo netjes uit. Ik weet wel waar alles ligt en kan het zo voor je pakken, maar ordelijk is anders.
Ik weet dat vanmiddag dezelfde dochter met mijn jongste zoon een pak gaat kopen. Jawel, hij moet een zakelijke meneer worden en liever ziet zijn leidinggevende hem voortaan in pak op de werkvloer in plaats van in zijn spijkerbroek. Zijn oudste zus, als kledingadviseuse van de hele familie, zal hem bij de aankoop gaan ondersteunen. Ik bedenk me dat de kast in zijn kamer echt een puinhoop is, op drie planken na, waarop zijn kleren liggen, maar de rest, ik moet er niet aan denken en heb er jaren niet echt opgeruimd. Ik moet daarbij toegeven dat de kast niet alleen vol ligt met zijn spullen, maar dat ik daar ook wel één en ander heb hangen en liggen. Er is nu geen plaats voor een pak van hem.
Dus, hup, maar boven en aan het werk! Opruimen is een therapeutische bezigheid. Ik weet dat nog van vroeger, toen ik neiging had tot somberheid en twijfel bij tijd en wijle. Als student vroeg ik me regelmatig af wat de zin van het bestaan was en mijn medestudenten en huisgenoten in het kraakpand konden mij daar niet echt een antwoord op geven. In die tijd ging je nog niet zo gauw naar de psycholoog of psychiater, maar zocht je troost in muziek of ging je midden in de nacht gedichten schrijven of tekenen. Maar een andere goede remedie was opruimen. En wat dat betreft kon ik mijn hart ophalen in dat vieze kraakpand. Ik kan het iedereen aanbevelen. Zie je het niet zitten, ga wat opruimen en al doende valt alles op zijn plaats. Daar kan geen schreeuwtherapie tegenop (denk ik).
Dat opruimen is ook een reis door de tijd. Er hingen veel oude jassen, waarvan er een flink aantal in zakken moest voor het kledingdepot. Wat is er met me gebeurd? Ben ik al gekrompen? Wat een grote, wijde jassen kwam ik tegen.
Het ordenen is ook leuk. Mijn zoon bleek alle kaartjes en brieven van zijn oma bewaard te hebben en die deed ik in een mooie zilveren doos van zijn parfum, “de herinneringendoos”, samen met wat fotoos en zijn scores bij de athletiekvereniging. Ik merkte dat hij werkelijk geen doos heeft weggegegooid in de loop der jaren. Dus flink wat dozen opgevouwen en in de papierbak gedaan. Ik zag drie werkstukken, jawel, hij heeft dus toch wel wat gedaan voor school of op zijn minst gekopieerd van internet.
Heel veel spellen en puzzels en een microscoop. Twee bivakmutsen en een heleboel kogeltjes voor een luchtdrukpistool. Weg ermee! Ik herinner me weer dat ooit agenten kwamen zoeken naar dat pistool (na een vakantie in Spanje met een vriendje) en het niet vonden in zijn kamer die op die dag toevallig heel netjes was. Het pistool lag achter de pakken sap in de bijkeuken, zo zag ik later. Gelukkig is dat allemaal voorbij.
Gordijnen voor mijn andere zoon die nog wat ramen moet bedekken en door mijn andere kinderen afgedankte everlast truien om te dragen bij zijn timmerwerk. Er lag heel wat op de bodem van de kast en dat alles zat vol met lange haren. Die haren waren van een langharige kat die we 15 jaar geleden (!) even in huis hadden, maar die is weggepest door mijn andere twee katten. Zij konden het dier niet uitstaan en de hele dag zat hij onderin de kast. In de nacht kwam hij tevoorschijn en kreeg op zijn donder van de andere twee katten, tot hij het hazepad koos en hopelijk een beter tehuis vond.
Ik kwam zelf nog een nette broek tegen die hij ooit heeft moeten aanschaffen toen hij een blauwe maandag als ober werkte. En een soort zak, waarin je een kledinghaak kan hangen en een pak netjes stofvrij kan opbergen. De katteharen zijn weg, de kast is schoon. Laat dat pak maar komen.
Maandelijks archief: januari 2012
Politie
In memoriam, een groot acteur
http://www.youtube.com/watch?v=cf1qIng3yvM&feature=related
En mijn verhaaltje
Sinds ik niet meer werk kan ik overdag de deur opendoen als er aangebeld wordt. Dat stelt me in de gelegenheid de buurman te helpen aan een verlengingskabel, de glazenwasser zijn geld te overhandigen en veel andere dingen. Ik ben meestal thuis en merk nu dat er ook een sociaal leven is aan de voordeur.
Eergisteren werd er al voor de tweede keer die dag aangebeld en ik was weer echt benieuwd wie mijn deur had aangedaan. Het kon wel man bijt hond zijn.
Er stonden twee grote agenten voor mijn deur en ik schrok een beetje. Er ging van alles door mijn hoofd. Heeft één van mijn zoons iets op zijn geweten? Nee, dat kan niet. Ze zijn niet meer minderjarig en voor dit soort dingen zal de politie niet meer aan mijn deur komen. Is er een ongeluk gebeurd met één van mijn dierbaren? Ik heb direct mijn jongste zoon in beeld, die nog niet zo lang zijn rijbewijs heeft en een veel te snelle auto.
“U hoeft niet te schrikken, mevrouw”, stellen ze mij gerust. Wij willen alleen wat informatie. Heb ik misschien iets verdachts gezien, want er is vanmiddag een auto in brand gestoken op de parkeerplaats niet ver van mijn huis. Ik heb niets gezien en geen brandlucht geroken. Wel had ik in de middag even het idee dat ik iets rots rook. Alsof er een dode muis ergens onder een kast zou liggen, maar ik kon de oorzaak niet vinden en het was maar even. Nu,dat was die auto, want dat is precies de lucht die je ruikt als er een auto in brand wordt gestoken.
Het was niet mijn auto, die toevallig ook daar stond geparkeerd, maar een Renault Megane.
Ik wist al dat mijn buurt, die ik eigenlijk verder als heel prettig en veilig ervaar, de afgelopen tijd wordt opgeschrikt door autobranden, die alle zijn aangestoken. Dat was al een aantal maanden geleden het geval en het zou gaan om een groep jongetjes van de basisschool die daarmee bezig waren. Ik had er al een tijdje niets meer over gehoord, maar nu hoor ik er weer over (de jongetjes lopen kennelijk nog vrij rond). Er zijn auto’s in brand gestoken op 12 januari, 13 januari, 15 januari twee stuks en op 16 januari de laatste.
Zou ik de politie willen meehelpen en willen worden opgenomen in hun sms-systeem? Als er dan iets aan de hand is, dan krijg ik een sms en dan vragen ze mij daarop te reageren met eventuele informatie over wat ik gezien heb. Ik zeg toe en ze nemen mijn naam en telefoonnummer.
Dus boeven en boefjes, beware!!! Mijn naam is Shabnam met es ha aa be.
Mijn les van vandaag
“Keep a path of silence, learn to control the tongue! Ya Rabi help us all!”
Hoofdbedekking
Een paar dagen was er enige drukte om hoofdbedekking. Onze koningin en prinses Maxima droegen een hoofddoek bij het betreden van een moskee, alwaar zij als gast waren uitgenodigd.
Een uiterst respectvolle daad van beide dames, waarbij ze in mijn ogen geenszins hun eigen identiteit prijsgaven, maar gewoon lieten zien dat zij beseften een heilige plaats te betreden en zich aanpasten aan de rituelen die daarbij in dat land gelden. Te vergelijken met een man die een keppeltje draagt als hij een synagoge betreed. Maar deze vergelijking gaat niet op in de ogen van enkele Nederlandse mannen, die de publiciteit zochten.
De hoofddoek zou het symbool zijn van de onderdrukking van de vrouw. En wat nog erger was. De koningin droeg de doek over haar hoed, die eigenlijk gezien moet worden als een kroon. Een doek over een kroon, zoiets als een modderschuit op een vlag?
In de ogen van sommige moslims is de hoofddoek eigenlijk de kroon op het hoofd van een vrouw, als zij deze wil dragen. De koningin droeg dus eigenlijk kroon op kroon. Zo kan je het ook zien. En zij deed dat met waardigheid. Ze deed me denken aan een kasteelvrouwe uit de middeleeuwen. Zij zag er geenszins opgelaten uit en Maxima evenmin, nee integendeel, beeldschoon en elegant waren zij zoals zij daar liepen in hun gewaden van soepele stof.
Maar de als een stoomketel puvvende mannen konden het weer niet hebben en willen maar niet zien dat in zoveel culturen een hoofdbedekking geldt als respect bij het binnengaan van een heilige ruimte, zoals een kerk, synagoge, tempel of moskee. Sommigen van hen zijn zelfs onbekend met het feit dat een orthodoks Joodse mevrouw heur haar ook niet mag showen aan de wereld, maar de eigen haardos moet laten verstikken onder een pruik. Schijn bedriegt.
Het laatste derde deel van de nacht
Vanmorgen mocht ik het beleven. Het was 5.30 uur, drie uur voor zonsopgang. Ik zou iemand naar het vliegveld wegbrengen, deed de voordeur open en stapte naar buiten. En voor het eerst na lange tijd hoorde ik het weer: gefluit van vroege vogels in de stilte van de nacht.
Het riep direct herinneringen bij me op aan tijden van weleer. De tijd dat ik mijn wekker zette op drie uur voor zonsopgang en dan ging mediteren. Het mooiste moment van de dag. Het is nog donker en het is stil op een enkel vogelgefluit na. Een moment voor mij alleen, door niemand gestoord. Moment van inspiratie. Tijdstip van bezinning. Energie die in mij stroomt. Heilig moment. Soms nieuwe inzichten, zomaar gekregen.
Niet alleen in de islam wordt het laatste derde deel van de nacht geprezen als meest geschikte tijdstip voor aanbidding en alleen zijn met Allah: de tijd van het tahajjud gebed, een extra gebed dat de moslim niet hóeft te doen, maar mág doen, naast de 5 verplichte gebeden. Het geeft zo ongelooflijk veel energie en rust gedurende de hele rest van de dag, dat de waarde onschatbaar is en niet te verruilen voor de waarde van slaap op datzelfde moment. Het is een moment dat de hele natuur zich lijkt te openen.
Ook in andere godsdiensten en culturen wordt het laatste deel van de nacht geprezen en gebruikt voor meditatie. In kloosters pleegt men vroeg op te staan om te bidden en te zingen. In het hindoeisme is het gebruikelijk vroeg op te staan en te bidden voor een altaar. En ook boedhisten staan vroeg op voor meditatie. Ook iemand die meent nergens in te geloven kan inspiratie opdoen op dit speciale uur. Inspiratie…..letterlijk inademing. Dat doe je het beste op dit uur. Energie laten binnenstromen.
Het is een multicultureel verschijnsel dat het laatste deel van de nacht van oudsher wordt gebruikt als meest geschikt moment voor opperste concentratie en meditatie.
Juist op dit tijdstip bevindt het grootste deel van de mensheid zich in het diepst van zijn slaap, op een enkele geluksvogel na, die toevallig zo vroeg op moet voor zijn werk. Of een geluksvogel als ik die iemand moet wegbrengen.
Zou ik het weer kunnen opbrengen om terug te keren naar mijn gewoonte van weleer? En dat mooie moment gewoon weer pakken…..elke dag weer?
1 Abu Hurairah reported, The Messenger of Allah, peace and blessings of Allah be on him, said,
“Our Lord, blessed and exalted is He, descends every night to the nearest heaven when the latter one-third of the night remains, (and) says, Is there any one who calls upon Me so that I may accept of him, who asks of Me so that I may grant him, who seeks forgiveness of Me so that I may forgive him?1 (B. 19 : 14.)
Mijn islam en soefisme
Dit wordt geen verhandeling over de islam en het soefisme. Daarom heb ik ook maar vast als titel gezet: mijn islam en soefisme. Ik pretendeer niet iets te weten en kan alleen maar beschrijven hoe mijn eigen ervaring met iets is.
Ik werd moslim op 1 april 1978, een rare datum volgens de christelijke jaartelling, een dag voor grappenmakerij. Het was voor mij bepaald geen grap. Ik zei de shahada (geloofsbelijdenis) met alle overtuiging die ik in mijn hart had.
Het was geen alledaagse beslissing in die tijd om je te bekeren tot de islam en zeker niet onder intellectuelen. In die tijd was het mode om links te zijn en het feminisme vierde haar hoogtijdagen. De islam werd gezien als een min of meer achterlijke leer en toen al gold het vooroordeel dat de islam de vrouw zou discrimineren en onderdrukken. Dus dat iemand die net was afgestudeerd in de psychologie zich vrijwillig bekeerde tot juist deze godsdienst werd niet echt begrepen door mijn omgeving. Ook mijn ouders vonden het een hele foute zet van mij en dat deed mij het meeste pijn. Ik verloor veel van mijn vrienden en kennissen.
Er volgden vele jaren van het alleen en heel individueel beleven van de islam zoals ik die ervoer. Ik had daarbij geen contact met andere moslims. Af en toe ging ik naar een moskee of Marokkaanse slagerij om te informeren naar de tijden van het gebed, want die kon je toen nog niet van internet halen. Ik werd dan misprijzend aangekeken door mannen. Wie dacht ik wel dat ik was. Eén keer kwam ik ook om te vragen naar de tijden van de ramadan en toen werd me toegebeten dat deze vandaag al begonnen was en ik dus te laat was. Alsof het niet meer de moeite was om nog eraan te beginnen.
Ik heb me daar weinig van aangetrokken. Ook toen ik zag en meemaakte dat in bepaalde islamitische culturen de vrouw inderdaad een zeer ondergeschikte rol speelt. Ik bevond me enige tijd tussen mensen die het heel gewoon vonden dat mannen ten allen tijde hun handen vrij hadden om te bidden, maar de vrouwen moesten maar zien dat er iemand even op hun kinderen wilde letten, zodat zij zich ook even op hun bidmatje konden terugtrekken. Ik woonde bij mannen die languit op een bank liggend de vrouwen bevalen een glas water te halen en als eerste hun eten geserveerd kregen, waarna de vrouwen met de kinderen in de keuken samen een overgebleven schaal eten mochten delen. Ik heb tussen deze mensen geleefd.
Maar toch veranderde dit niet mijn rotsvaste geloof in Allah. Allah was voor mij troost en vrede en voor mij had het gedrag van bepaalde moslims om me heen niets te maken met de leer zoals ik die begrepen had uit de Koran. Daaraan hield ik gewoon vast.
In 1995 begon dit idee dat de islam voor mij alles in zich had een beetje te wankelen. Ik weet niet waarom. Ik begon me meer te storen aan wat ik zag in het gedrag van moslims en ik begon te twijfelen of het christendom met zijn voorbeeld van de zachtmoedigheid van Jezus niet toch meer bij me paste. Met tranen in mijn ogen keek ik naar series van de EO over mensen die jarenlang gezondigd hadden en zich bekeerd hadden tot het christrendom en zich nu zo heerlijk voelden.
Ik voelde me vooral heel erg alleen. Schreef gedichtjes en vond gek genoeg dan troost bij mijn kat, die mijn innerlijke strijd leek aan te voelen en altijd naast me kwam zitten op de voor mij meest spirituele momenten.
Juist in die tijd leerde ik mensen kennen die zich bevonden in een groep van soefies. Zij waren leerlingen (murids) van een leermeester (murshid), genaamd sheikh Nazim (raa), moge Allah zijn heilige geheim zegenen. Ik vond het eerst een beetje vreemd en begreep niet wat zo een leermeester nu kon toevoegen aan wat een moslim al hoort te weten. Maar als ik naar foto’s van deze leermeester keek, dan werd ik wel getroffen door de wijsheid in zijn ogen.
Op een dag werd ik uitgenodigd voor het bijwonen van een bijeenkomst van deze soefies van de tariqat naqshbandi. Het was oudejaarsnacht 1995/1996. Er werd een zogenaamde zikr gedaan. Dat is het gedenken van Allah door het samen in koor uitspreken en zingen van namen van Allah en stukken uit surahs van de Koran, volgens een vast ritueel. Mannen en vrouwen zaten in twee afzonderlijke cirkels bijeen, maar toen nog wel in dezelfde ruimte.
Deze zikr deed mij veel goed. Het was voor mij een nieuw gevoel samen met anderen Allah te aanbidden. Ik had dat nooit eerder in mijn leven gedaan. Na afloop deed een Duitse broeder (ze noemen hem sheikh Hassan) een dua (smeekbede) en zijn woorden deden mij zoveel dat ik in tranen uitbarstte. Het leek of alle aantekeningen die ik vroeger in schriftjes had geschreven en alles wat ik tot nu toe zo alleen beleefd had in mijn geloof, ja zelfs alsof de vragen die ik beantwoord wilde hebben toen ik psychologie ben gaan studeren (en die ik nooit beantwoord had gekregen) nu ineens in een betekenisvol verband werden geplaatst. Ik herkende in de dua van deze broeder (sheikh, zoals hij genoemd wordt) alles waarmee ik al zo lang worstelde en waarin ik altijd het gevoel had gehad alleen te staan.
Ik voelde me thuis tussen een groep geloofsgenoten, voor het eerst van mijn leven.
Er volgden jaren van omgaan met deze murids, ontmoetingen met de leermeester zelf in Engeland, Duitsland en Cyprus. Het versterkte mijn geloof. Ik las veel boeken en vond daarin even zoveel punten van herkenning, met name de boeken van Mercy Oceans (3 delen)
En nu? Zoveel jaren later heb ik me enigszins losgemaakt van deze groep murids, wat ik al eerder deed in 1999, nadat ik met een grote groep murids de hadj (bedevaart naar Mecca) gedaan had. Enige tijd waren we in Damascus, daarna in Medina en daarna in Mecca. Na deze reis heb ik om mijzelf bekende redenen 7 jaar geen murid meer willen zien. In 2006 ontmoette ik een aantal van hen opnieuw en ben ik weer een tijd naar hun bijeenkomsten gegaan.
Nu heb ik me teruggetrokken om redenen die ik zelf weet en waar ik hier niet over wil praten. Wat belangrijk blijft voor mij is dat de islam mijn pad heeft gekruist, toen ik 28 jaar was en dat ik daar heel dankbaar voor ben. Ik ben blij dat ik mezelf moslim mag noemen. Ook ben ik heel blij dat ik in 1996 in aanraking ben gekomen met de naqshbandi tariqat. Ik heb bayat (de eed van trouw) afgelegd aan mijn leermeester (raa) en dat wil voor mij zeggen dat ik altijd wil blijven luisteren naar zijn wijze woorden en leringen. Daarvoor hoef ik nu niet meer naar Cyprus te reizen, want ik kan zijn toespraken beluisteren en zien op http://saltanat.org/broadcast.php
Ik ben nog steeds een eenling. Ik aanbid alleen Allah. Ik heb een leermeester, sheikh Nazim (raa), die mij dingen leert uit de overleveringen van hart tot hart die zijn doorgegeven door de profeet Mohamed (sws) aan zijn vriend Abu Baqr as Sidiq (raa) en vervolgens via Abu Bakr (raa) aan 40 generaties na hem, van wie sheikh Nazim (raa) de laatste is en nu nog in leven. Hij woont in Cyprus en zegt van zichzelf dat hij slechts een eenvoudige dienaar is van Allah.
Moeder Theresa
Gisteren noemde mijn dochter Leila me moeder Theresa. En dat was op dat moment niet aardig bedoeld. Ze was boos op mij, omdat ik in de bres sprong voor Adil, mijn jongste zoon die met haar een meningsverschil had. Hij werd ervan beschuldigd dat hij iets niet gedaan zou hebben wat hij wel had gedaan. Ik was ervan getuige geweest dat hij het wel gedaan had en voelde me geroepen om dat naar voren te brengen.
Toen viel Leila tegen me uit. “Juist omdat jij altijd voor hem opkomt is hij zo gemakzuchtig geworden, moeder Theresa.”
Een paar uurtjes later belde ik haar voor iets anders en kondigde mezelf aan als: “met moeder Theresa” en toen begon Leila bulderend te lachen. “Het was wel een goeie van mij, hè”, zei ze en ja, dat moest ik beamen.
Ik wil mezelf echt niet werkelijk vergelijken met deze bijzondere zuster die zoveel heeft gedaan voor de armen in Calcutta, maar ik begrijp wel wat Leila bedoelde. Ik ben een soort bemoeial of liever gezegd een “spons”, zoals Ahmad dat benoemt.
Ik ben iemand die alle problemen en verantwoordelijkheden van anderen opzuigt en ze vervolgens bijna zie als mijn eigen verantwoordelijkheden. Jarenlang heb ik dat ongemerkt kunnen doen, omdat dit niet zo erg opvalt in de rol van moeder. En veel andere kontakten dan die met mijn kinderen had ik niet. De laatste jaren wel met cliënten als trajectbegeleider en ook daar kan je ongemerkt helemaal opgaan in de rol van het reddertje.
Gelukkig begint het de laatste tijd bij mij een beetje te dagen dat dit niet de manier is om met mensen om te gaan en zeker niet met volwassenen, wat mijn kinderen nu ook zijn.
Het is veel relaxter om de verantwoordelijkheid daar te laten waar die hoort te liggen. Als mensen mijn advies of hulp behoeven, dan kunnen ze daarom vragen. Het is vermoeiend en ongewenst dat ik zelf kom aandragen met goedbedoelde hulp en adviezen.
Waarschijnlijk is deze ontdekking voor een ander helemaal niet spectaculair. Voor mij wel. Het geeft me zoveel rust. Het was echt een automatisme geworden dat ik me alles wat er om heen gebeurde aantrok en het idee had dat ik persoonlijk verantwoordelijk was voor de oplossing. Dat is echt vermoeiend met vier kinderen om je heen.
Mijn moeder heeft geen weet gehad van de foute beslissingen die ik nam in mijn leven en de consequenties daarvan. Ik heb heel wat keren mijn neus gestoten en het zou misschien verschrikkelijk geweest zijn voor mijn moeder als zij dit allemaal had moeten weten. Ik zit met mijn neus heel dicht op mijn kinderen en weet veel van hun wel en wee, maar zij hebben recht op hun beslissingen, ook al knijp ik soms mijn tenen even samen bij het zien ervan. Zij mogen net als ik ook leren van hun eigen fouten. En dat geldt ook voor alle andere mensen. Wie zegt trouwens dat ik de oplossing heb? Ik ga me lekker met mijn eigen zaken bemoeien.
Geloof
Geloof is een heel abstract begrip, het woord zegt het al. Als iets concreet is en waarneembaar, dan spreken we van een feit. Iets dat we kunnen zien en beetpakken is geen mysterie. Daarom is de zin “eerst zien en dan geloven” naar mijn mening een zin die zichzelf tegenspreekt. Als je het al gezien hebt, dan is het geen geloven meer, maar weten. Geloven doe je in iets dat je nog niet weet, maar wat mogelijk wel bestaat.
Het heeft geen nut om te discussieren over geloof in God. Je gelooft of niet en degene die gelooft kan moeilijk uitleggen aan degene die (nog) niet gelooft hoe het is om te geloven.
Mijn broer en ik komen uit een ongelovig nest. Mijn stiefvader was overtuigd atheïst en mijn moeder hield altijd een beetje in het midden of er een God was. Ze had het wel eens over Onze Lieve Heer en ook riep zij een bepaalde heilige (Antonius?) aan als ze iets kwijt was. Maar van de kerk moesten mijn beide opvoeders niets hebben.
Toch moesten mijn broer en ik altijd naar zeer protestante dan wel katholieke scholen, juist om aan te tonen dat wat deze scholen predikten niet waar was. We moesten kritisch worden in dat opzicht.
Ik werd konsekwent naar een katholieke school gestuurd zonder rokje over mijn lange broek. Toen de non die les gaf mij daarom de hele dag negeerde en tegen de andere kinderen zei dat zij aan mij niet kon zien of ik een jongetje of een meisje was en ik huilend thuiskwam en smeekte of ik ook een rokje over mijn broek aan mocht, lachten mijn ouders daar hartelijk om. Hun laconieke reactie was: “Zeg maar tegen “soeur” (zoals we de in habijt geklede juf moesten noemen) dat wij ook niet aan de pater kunnen zien of hij een meisje of een jongetje is. Ik stond wat angsten uit op de basisschool in Well (Limburg), helemaal alleen, want Hansje zat verderop op jongensschool en ik op de meisjesschool. We werden in alle vroegte vanuit Laarbruch in Duitsland (waar mijn stiefvader als militair toen gestationeerd was) door een militaire bus opgehaald en op die school gedropt. Eens moest ik voor de klas komen en aan alle kinderen uitleggen wat er met je gebeurde als je geen katholiek was. Ik zou branden in de hel.
Daarom is het toch wel wonderlijk dat ik al als kind al tegen alles in een rotsvast geloof kreeg in God.
Dat geloof is ontstaan door kleine dingen. Zo merkte ik als kind van een jaar of vier dat kinderen soms heel aardig tegen me waren en de andere dag helemaal niet, zonder dat ik daar een aanleiding voor zag. Terwijl andere kinderen dan weer juist heel aardig waren en een paar dagen later weer niet. Een dan waren eerder genoemde kinderen misschien juist weer heel aardig. Kortom er was voor mij geen peil te trekken op hoe kinderen tegen me deden. Ook mijn eigen stemmingen zag ik veranderen. Soms was ik blij en uitgelaten en dan weer een beetje triest. Die veranderingen vond ik onverklaarbaar als de grilligheid van het weer. Ik kwam tot de conclusie dat ik het niet erg moest vinden als ik somber was, want ik wist immers dat er weer een tijd zou volgen dat ik weer vrolijk was. Dit soort gedachten waren mijn “geheim” en ik zag tussen al deze overpeinzingen op de een of andere manier een verband met God. God was een soort vriend, die nooit veranderde en er altijd was.
Als ik in mijn bed lag en meestal niet kon slapen, want we werden heel vroeg naar bed gestuurd, dan praatte ik in gedachten met God. Ik begon mijn verhaal altijd met: “O God, nu bid ik u……” en dan deelde ik met God al mijn wel en wee.
Toen ik wat ouder werd, vond ik het moeilijk mijn godsbeleving in overeenstemming te brengen met wat ik om me heen zag aan gelovige mensen en kerken. Ik was naarstig op zoek naar een punt van herkenning. Ik ging naar de Domkerk in Utrecht, waar ik luisterde naar protestante donderpreken. Die maakten me intens somber en verdrietig. Zo verdorven kon de mens toch ook weer niet zijn. Ik ging met een katholieke studievriendin mee naar de katholieke kerk, waar zij in het koor zong. Ik begreep niets van de symboliek van de mannen met witte hemden en bekers met wijn en hosties die op je tong werden gedrukt. Ik was er beetje vies van.
Intussen had ik sterk de overtuiging dat er weldegelijk kosmische wetten waren en dat het goed was daarmee in harmonie te leven. Welke die wetten dan waren, probeerde ik zelf uit te vinden door een eigen schriftje bij te houden van oorzaak en gevolg van gedragingen en gebeurtenissen. Daarbij vond ik het tegelijkertijd plaatsvinden van omstandigheden even betekenisvol als causale verbanden.
In Utrecht kon je me vaak aantreffen bij de wat spirituelere boeken in de boekhandel. De verkopers wisten het al: “Jij komt voor het zwevende kastje”. Maar de hallucinaties van Castaneda, de leer van Confucius, de I Tjing en nog wat populaire zijwegen gaven mij geen “Aha-gevoel”. Uiteindelijk bleef ik een beetje hangen in het Zenboedhisme, want ik vond dat hele beknopte wel erg mooi (kan ik nog wat van leren).
Het overtuigde me allemaal niet. Uiteindelijk heb ik mezelf herkend in het heilige boek van de Koran. Wat me aansprak was dat de islam een godsdienst is, waarbij het gaat om mijn individuele relatie met de Almachtige. Daar zit geen paus tussen en ook geen imam. Alles wat goed is en fout staat beschreven in een helder boek, dat nooit veranderd is. Sommige dingen denk ik te begrijpen of te voelen, andere zijn voor mij nog moeilijk. Voor mij staat vast dat er een Hogere Macht is en het “bewijs” daarvoor zie ik vooral in de schoonheid van de door de mens nog niet bedorven natuur en de zuivere en wonderbaarlijk effectieve reacties die ik kan waarnemen in het dierenrijk. Een toevallig iets kan mij soms met de neus op het feit drukken dat wonderen nog steeds bestaan. Zeker is voor mij: zonder Allah kan ik niet bestaan, zelfs geen seconde.
En mijn broer Hans? Hij komt uit hetzelfde nest als ik.
Of Hans geloofde of niet bij zijn dood kan ik niet weten. Ik kan alleen maar vertellen wat ik van Hans heb gezien en gehoord en meegemaakt.
Hans was altijd heel voorzichtig in het geven van zijn mening over wat dan ook. Als kind was hij tegen mijn ouders ronduit zwijgzaam. Als ik hem vroeg waarom hij zo weinig sprak, dan was zijn antwoord: “Ik zeg liever niets, want dan heb ik ook niets te verantwoorden”. Hij had groot gelijk om zo voorzichtig te zijn. Ik was dat helemaal niet en ik heb dan ook heel wat uren opgesloten gezeten in mijn kamer, als ik iets verkeerds had gezegd of gedaan. De time out die ik kreeg als kind was geen 10 minuten, zoals tegenwoordig. Nee, het waren uren en dat kan Hans ook stil gemaakt hebben. Hij was gewoon voorzichtiger dan ik en riskeerde geen straf.
Ook op latere leeftijd was Hans voorzichtig. Hij kon moeilijk beslissingen nemen en gaf nog steeds weinig zijn mening over wat dan ook. Hij is dan ook nooit getrouwd, want dat is natuurlijk ook een reuzenbeslissing. Hij had wel vriendinnen. Heeft nooit kinderen gekregen en dat deed hem verdriet, want hij hield van kinderen, maar dat besefte hij nogal laat.
Hij liet zich nooit uit over wat hij geloofde, maar hij wees ook het geloof niet af. Toen ik hem eens enthousiast vertelde over het soefisme luisterde hij heel aandachtig en gaf geen enkel negatief oordeel.
Hij las graag spirituele boeken en ik weet dat hij hield van de boeken van de filosoof Krishnamurti. Ik ben deze boeken later gaan lezen uit interesse in mijn broer en vond Krishnamurti een zeer spiritueel mens, die volledig vanuit “het nu” schreef en wars was van alle dogma’s en dus ook de theologische.
Wat Hans ook was of niet was en wat hij ook geloofde. Ik heb veel respect voor hem als mens, omdat ik hem nog nooit hoorde kwaadspreken over wie dan ook. Dat is voor mij een heel bijzondere eigenschap.
En dat is toch waar het in wezen om gaat. Hoe wij ons gedragen…
Hans
Hans is vandaag jarig. Of moet ik zeggen zou vandaag jarig zijn geweest, want hij leeft niet meer. Hij zou vandaag 63 jaar geworden zijn, maar hij werd slechts 47 jaar.
Ik weet nog dat ik het slechte nieuws hoorde van zijn dood. Hij was op dat moment in Tsjetjenië, waar hij werkte als logistiek leider bij het bouwen van een ziekenhuis in Grozny, uitgezonden door het Rode Kruis. Het was een vroeger weeshuis, dat omgebouwd werd tot ziekenhuis. Hij werkte en sliep daar samen met de mannen die hem hielpen en nog 5 verpleegkundigen, die daar ook waren uitgezonden door het Rode Kruis.
Wij zouden dat jaar kerstmis vieren zonder hem en ik had met zijn vriendin afgesproken dat we samen met haar en mijn kinderen mijn ouders zouden opzoeken. Zij belde mij en ik ging ervanuit dat ze de afspraak nog even wat concreter wilde maken en toen kwam ze met de mededeling dat Hans dood was.
Ik kon het niet geloven. Het moest een vergissing zijn, dacht ik. Ze hebben vast de verkeerde op het oog. Het is misschien Hans niet die overleden is.
Maar het was wel zo. Hans was in zijn slaap doodgeschoten, alsmede de andere 5 Rode Kruis medewerkers.
Hans, mijn lieve broer. Wat heb ik veel van hem gehouden. Als kind waren wij altijd samen. We speelden samen en ik ging andere kinderen met een knuppel achterna, als zij Hans wat aan wilden doen. Hij was mijn grote broer en in mijn ogen kon hij alles en wist hij alles beter dan ik.
Eens gingen we samen naar de speeltuin op een regenachtige dag en Hansje kreeg honger. Hij vroeg mij om even naar huis te gaan om brood voor hem te halen. En daar ging ik op mijn driewielertje over het onbewaakte spoor naar huis om een paar boterhammen voor hem te halen, tot grote ontsteltenis van mijn moeder, want Hans zou op zijn zusje passen.
Ik herinner me dat wij hutten bouwden en in bijna elke boom klommen. Het leukste waren de grote naaldbomen (sparren?) met een punt. We klommen ieder in zo een boom en gingen dan heen en weer zwiepen in de top. Dat was geweldig, niet te vergelijken met een gewone wipwap. Zo hoog in de lucht heen en weer te zwaaien. Op een gegeven moment zwaaide Hans iets te ver door. De boom ging niet meer terug, maar liet een langzaam gekraak horen, de punt was aan het breken en Hans viel naar beneden, heel langzaam in het begin en daarna krak en plof, Hans lag op de grond.
Ik wist niet hoe snel ik uit mijn boom moets klimmen. “Hansje, wat is er?! Ben je hard gevallen?”. Hans bleef onbeweeglijk liggen en ik snelde naar hem toe. “Heb je pijn?” “Nee, dat gaat wel, maar ik zie niks.” Ik schrok ervan. Mijn broer was blind geworden. “Kom, neem mijn hand. We gaan naar huis. Alles komt goed.” Ik liep naar huis, mijn broer geleidend.
Hij heeft het volgehouden tot we bijna thuis waren en toen lachte hij: “Grapje!” Ik was een beetje boos, maar vooral heel opgelucht.
Hans was een doorzetter en hij hield van bouwen. Hij bouwde hutten, maakte karretjes van oude kinderwagens, waarin hij mij met een supersnelheid de helling af duwde. Als hij een kuil graafde voor de aanleg van een verborgen hut, dan zei ik: “Zo is het wel goed, Hansje, de kuil is echt al heel diep”, maar dan zwoegde Hans nog een tijd door. De kuil moest nog dieper…
Wij gingen als kind vaak verhuizen en wij kwamen meestal niet vaker dan één keer op dezelfde plek, als we een dagje er op uit gingen met onze ouders. Overal liet Hans iets achter. Een trommeltje met koekjes, dat hij begroef op een bepaalde plek of hij kraste iets in een boom. “Dan kunnen we later dit weer opgraven/ bekijken, als we hier weer terugkomen.” Maar nooit kwamen we ergens twee keer.
Was daarom de lijfspreuk van Hans: “Panta rei, ouden menei” (alles stroomt en niets blijft)?
We zijn allebei afgestudeerd in de psychologie, maar hebben geen van beiden een carrière gehad als psycholoog. Ik kon niet tegen het autoritaire ggz-bolwerk en Hans was geen prater. Wel een goede luisteraar. Hans was een doener. Hij werkte graag met zijn handen.
Zo kon het zijn dat hij uiteindelijk zijn brood verdiende als allround klusjesman, zonder enige opleiding in die richting afgerond te hebben. En dat hij uiteindelijk zijn draai vond in het werken als logistiek leider bij bouwprojecten, eerst in Albanië voor Artsen zonder Grenzen en daarna in Tsjetjenië voor het Rode Kruis.
Mijn moeder heeft zijn in haar ogen zo zinloze dood nooit kunnen verwerken en dat is niet raar. Het ziekenhuis dat hij bouwde was geen lang leven beschoren, want Grozny werd uiteindelijk vrijwel plat gebombardeerd.
Maar ik heb gezien dat Hans in de laatste fase van zijn leven heel gelukkig was en straalde. Hij werd door de mannen met wie hij samenwerkte op handen gedragen. Ze noemden hem de kattenman, omdat alle katten in zijn buurt wilden zijn.
Lieve Hans, ik denk aan jou. Moge Allah je graf zegenen met de frisse geuren van het paradijs.
Het omagevoel
Ik wil niet onaardig zijn en al te veel uit de school klappen over de vruchtgebruiker (nu ook overleden), die nogal kwistig is omgegaan met de nalatenschap van wijlen mijn moeder. Dat heeft helemaal geen nut en brengt de zorgvuldig opgespaarde tegoeden die er na drie jaar vruchten plukken niet meer zijn ook niet terug.
Maar wat mij treft is dat de dingen die ik belangrijk vind en leuk en die niet in een geldwaarde zijn weer te geven, zoals die mooie bloeiende lidcactus, juist níet verloren zijn gegaan.
Mijn moeder had heel veel klokken. Daar hield zij van. Een Friese staartklok, een Comtoise klok en nog enige andere dure klokken sierden de saksiche boerderij. Het was tijdens de laatste levensjaren van mijn moeder de taak van mijn stiefvader om dagelijks de klokken in beweging te houden door op tijd de gewichten omhoog te trekken.
Elk uur van de dag en nacht kon je de klokken horen slaan in vele toonaarden, wat geen pretje was bij slapeloze nachten.
En dat is misschien ook wel juist de reden dat de nieuwe vriendin van mijn stiefpa, die kort na mijn moeders dood haar intrede deed in huize Hiddinkdijk, alle klokken op nonactief heeft gezet.
Toen ik eindelijk het huis mocht betreden, drie maanden na mijn stiefvaders dood, stonden de klokken niet alleen stil, maar waren ook alle gewichten spoorloos verdwenen. Ik heb echt overal gezocht, zelfs achter de isolatiemuren van de zolder (waar de trommels van mijn overleden broer verstopt waren). Maar nee, nergens te bekennen.
De dure klokken heb ik verkocht voor een veel te zachte prijs aan een antiquair, die er wel raad mee wist en die genoeg gewichten in voorraad had om de klokken weer aan het tikken te krijgen.
Eén klokje is kennelijk aan de aandacht van de “reuzehulp bij het vruchtgebruik” ontsnapt, een eenvoudig koekoeksklokje. Het klokje stond stil in een bescheiden hoekje van de eetkamer en het had zijn gewichten nog hangen.
Dit klokje siert nu mijn woonkamer en het loopt geheel op tijd. Elk uur komt de koekoek te voorschijn van achter zijn deurtje en geeft roepend de uren aan: “koekoek!”.
Mijn jongste dochter die vandaag even op bezoek kwam en het geluid hoorde, gaf heel goed aan welk gevoel dit geluid je kan geven…..een omagevoel.