Geloof

Geloof is een heel abstract begrip, het woord zegt het al. Als iets concreet is en waarneembaar, dan spreken we van een feit. Iets dat we kunnen zien en beetpakken is geen mysterie. Daarom is de zin “eerst zien en dan geloven” naar mijn mening een zin die zichzelf tegenspreekt. Als je het al gezien hebt, dan is het geen geloven meer, maar weten. Geloven doe je in iets dat je nog niet weet, maar wat mogelijk wel bestaat.
Het heeft geen nut om te discussieren over geloof in God. Je gelooft of niet en degene die gelooft kan moeilijk uitleggen aan degene die (nog) niet gelooft hoe het is om te geloven.
Mijn broer en ik komen uit een ongelovig nest. Mijn stiefvader was overtuigd atheïst en mijn moeder hield altijd een beetje in het midden of er een God was. Ze had het wel eens over Onze Lieve Heer en ook riep zij een bepaalde heilige (Antonius?) aan als ze iets kwijt was. Maar van de kerk moesten mijn beide opvoeders niets hebben.
Toch moesten mijn broer en ik altijd naar zeer protestante dan wel katholieke scholen, juist om aan te tonen dat wat deze scholen predikten niet waar was. We moesten kritisch worden in dat opzicht.
Ik werd konsekwent naar een katholieke school gestuurd zonder rokje over mijn lange broek. Toen de non die les gaf mij daarom de hele dag negeerde en tegen de andere kinderen zei dat zij aan mij niet kon zien of ik een jongetje of een meisje was en ik huilend thuiskwam en smeekte of ik ook een rokje over mijn broek aan mocht,  lachten mijn ouders daar hartelijk om. Hun laconieke reactie was: “Zeg maar tegen “soeur” (zoals we de in habijt geklede juf moesten noemen) dat wij ook niet aan de pater kunnen zien of hij een meisje of een jongetje is. Ik stond wat angsten uit op de basisschool in Well (Limburg), helemaal alleen, want Hansje zat verderop op jongensschool en ik op de meisjesschool. We werden in alle vroegte vanuit Laarbruch in Duitsland (waar mijn stiefvader als militair toen gestationeerd was) door een militaire bus opgehaald en op die school gedropt. Eens moest ik voor de klas komen en aan alle kinderen uitleggen wat er met je gebeurde als je geen katholiek was. Ik zou branden in de hel.
Daarom is het toch wel wonderlijk dat ik al als kind al tegen alles in een rotsvast geloof kreeg in God.
Dat geloof is ontstaan door kleine dingen. Zo merkte ik als kind van een jaar of vier dat kinderen soms heel aardig tegen me waren en de andere dag helemaal niet, zonder dat ik daar een aanleiding voor zag. Terwijl andere kinderen dan weer juist heel aardig waren en een paar dagen later weer niet. Een dan waren eerder genoemde kinderen misschien juist weer heel aardig. Kortom er was voor mij geen peil te trekken op hoe kinderen tegen me deden. Ook mijn eigen stemmingen zag ik veranderen. Soms was ik blij en uitgelaten en dan weer een beetje triest. Die veranderingen vond ik onverklaarbaar als de grilligheid van het weer. Ik kwam tot de conclusie dat ik het niet erg moest vinden als ik somber was, want ik wist immers dat er weer een tijd zou volgen dat ik weer vrolijk was. Dit soort gedachten waren mijn “geheim” en ik zag tussen al deze overpeinzingen op de een of andere manier een verband met God. God was een soort vriend, die nooit veranderde en er altijd was.
Als ik in mijn bed lag en meestal niet kon slapen, want we werden heel vroeg naar bed gestuurd, dan praatte ik in gedachten met God. Ik begon mijn verhaal altijd met: “O God, nu bid ik u……” en dan deelde ik met God al mijn wel en wee.
Toen ik wat ouder werd, vond ik het moeilijk mijn godsbeleving in overeenstemming te brengen met wat ik om me heen zag aan gelovige mensen en kerken. Ik was naarstig op zoek naar een punt van herkenning. Ik ging naar de Domkerk in Utrecht, waar ik luisterde naar protestante donderpreken. Die maakten me intens somber en verdrietig. Zo verdorven kon de mens toch ook weer niet zijn. Ik ging met een katholieke studievriendin mee naar de katholieke kerk, waar zij in het koor zong. Ik begreep niets van de symboliek van de mannen met witte hemden en bekers met wijn en hosties die op je tong werden gedrukt. Ik was er beetje vies van.
Intussen had ik sterk de overtuiging dat er weldegelijk kosmische wetten waren en dat het goed was daarmee in harmonie te leven. Welke die wetten dan waren, probeerde ik zelf uit te vinden door een eigen schriftje bij te houden van oorzaak en gevolg van gedragingen en gebeurtenissen. Daarbij vond ik het tegelijkertijd plaatsvinden van omstandigheden even betekenisvol als causale verbanden.
In Utrecht kon je me vaak aantreffen bij de wat spirituelere boeken in de boekhandel. De verkopers wisten het al: “Jij komt voor het zwevende kastje”. Maar de hallucinaties van Castaneda, de leer van Confucius, de I Tjing en nog wat populaire zijwegen gaven mij geen “Aha-gevoel”. Uiteindelijk bleef ik een beetje hangen in het Zenboedhisme, want ik vond dat hele beknopte wel erg mooi (kan ik nog wat van leren).
Het overtuigde me allemaal niet. Uiteindelijk heb ik mezelf herkend in het heilige boek van de Koran. Wat me aansprak was dat de islam een godsdienst is, waarbij het gaat om mijn individuele relatie met de Almachtige. Daar zit geen paus tussen en ook geen imam. Alles wat goed is en fout staat beschreven in een helder boek, dat nooit veranderd is. Sommige dingen denk ik te begrijpen of te voelen, andere zijn voor mij nog moeilijk. Voor mij staat vast dat er een Hogere Macht is en het “bewijs” daarvoor zie ik vooral in de schoonheid van de door de mens nog niet bedorven natuur en de zuivere en wonderbaarlijk effectieve reacties die ik kan waarnemen in het dierenrijk. Een toevallig iets kan mij soms met de neus op het feit drukken dat wonderen nog steeds bestaan. Zeker is voor mij: zonder Allah kan ik niet bestaan, zelfs geen seconde.
En mijn broer Hans? Hij komt uit hetzelfde nest als ik.
Of Hans geloofde of niet bij zijn dood kan ik niet weten. Ik kan alleen maar vertellen wat ik van Hans heb gezien en gehoord en meegemaakt.
Hans was altijd heel voorzichtig in het geven van zijn mening over wat dan ook. Als kind was hij tegen mijn ouders ronduit zwijgzaam. Als ik hem vroeg waarom hij zo weinig sprak, dan was zijn antwoord: “Ik zeg liever niets, want dan heb ik ook niets te verantwoorden”. Hij had groot gelijk om zo voorzichtig te zijn. Ik was dat helemaal niet en ik heb dan ook heel wat uren opgesloten gezeten in mijn kamer, als ik iets verkeerds had gezegd of gedaan. De time out die ik kreeg als kind was geen 10 minuten, zoals tegenwoordig. Nee, het waren uren en dat kan Hans ook stil gemaakt hebben. Hij was gewoon voorzichtiger dan ik en riskeerde geen straf.
Ook op latere leeftijd was Hans voorzichtig. Hij kon moeilijk beslissingen nemen en gaf nog steeds weinig zijn mening over wat dan ook. Hij is dan ook nooit getrouwd, want dat is natuurlijk ook een reuzenbeslissing. Hij had wel vriendinnen. Heeft nooit kinderen gekregen en dat deed hem verdriet, want hij hield van kinderen, maar dat besefte hij nogal laat.
Hij liet zich nooit uit over wat hij geloofde, maar hij wees ook het geloof niet af. Toen ik hem eens enthousiast vertelde over het soefisme luisterde hij heel aandachtig en gaf geen enkel negatief oordeel.
Hij las graag spirituele boeken en ik weet dat hij hield van de boeken van de filosoof Krishnamurti. Ik ben deze boeken later gaan lezen uit interesse in mijn broer en vond  Krishnamurti een zeer spiritueel mens, die volledig vanuit “het nu” schreef en wars was van alle dogma’s en dus ook de theologische.
Wat Hans ook was of niet was en wat hij ook geloofde. Ik heb veel respect voor hem als mens, omdat ik hem nog nooit hoorde kwaadspreken over wie dan ook. Dat is voor mij een heel bijzondere eigenschap.
En dat is toch waar het in wezen om gaat. Hoe wij ons gedragen…

6 gedachten over “Geloof

  1. Ik denk niet dat het per se vanuit een argwanend ‘eerst zien dan geloven’ is van waaruit ik niet geloof.
    Ik verwacht niet dat God mijn huis binnenwandelt en zich voorstelt ‘hallo, ik ben nou God’.
    Om te kunnen geloven wil ik me wel kunnen voorstellen dat er een mogelijkheid is dat er zoiets als een God (ja: ‘iets’) bestaat. Dat ‘voorstellen’ is een combinatie van een open geest en voor mij onvermijdelijk: enige rationaliteit.

  2. Hoi Jeanne, ik weet dat jij misschien de enige bent die mijn blog leest (haha), maar ik had het niet persoonlijk tegen jou dat jij zo zou denken…Ik sprak eigenlijk in het algemeen, dat mensen dat vaak zeggen en niet alleen aangaande het geloof, maar ten aanzien van allerlei dingen die ze al dan niet geloven. Ik heb het zelf ook weleens gezegd aangaande iets waartegenover ik sceptisch stond. Maar als ik goed naga, wat men dan eigenlijk zegt, dan kom ik tot de conclusie dat als eenmaal iets bewezen is, dat je het dan al niet meer hoeft te geloven, want dan is het een “feit”. Hoewel dat ook weer betrekkelijk is…..Want feiten kun je ook weer beïnvloeden, zoals duidelijk is geworden bij allerlei zgn. wetenschappelijk psychologisch onderzoek. Onbevooroordeeld kijken bestaat eigenlijk niet.
    De reden waarom ik ben gaan geloven raakt logischerwijze ook feitelijk kant nog wal zoals mag blijken uit mijn beschrijving en dat weet ik ook, maar het is een gevoel van mij dat ik kreeg toen ik klein was en ik wil eigenlijk zeggen dat ik er ook geen logische verklaring voor heb. Het is een wijze van kijken naar de dingen en ik weet dat dat voor een ieder anders is.
    We hebben allemaal een brilletje op. Die van mij is misschien een beetje roze (althans dat hoor ik vaak).

  3. Ik heb vele pogingen gedaan, maar ik kan de Koran toch niet een helder boek vinden. Veel veminkte, maar wel herkenbare, passages uit het oude testament. (Ja, dat zit er bij mij nog steeds in) afgewisseld met volledig onbegrijpelijke hallucinatoire teksten, leek mij. Misschien moet ik eens samen met jou in de Koran grasduinen.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *