Haqq is waarheid

Ik houd van waarheid, van alles wat eerlijk is en open en daarom dus gezien mag worden.
De waarheid is als een stralende zon, die alles verlicht en die elke leugen schielijk doet wegkruipen in de donkere krochten en spelonken waar deze thuis hoort.
Dit wordt een wat langer verhaal, omdat ik nu een van mijn stokpaardjes ga berijden. Dus alleen bedoeld voor de geduldige lezer!
Als ik terugblik op mijn leven dan constateer ik dat het zoeken naar wat waar is en geen leugen  als een rode draad door mijn leven loopt. Al sinds mijn kindertijd observeerde ik graag mensen en waar ik daarbij vooral op lette was of ze waarachtig waren. De mensen die ik als eerlijk beschouwde mocht ik graag en ik voelde me direct bij hen op mijn gemak; je kon ze in de ogen kijken en met ze spelen en lachen. De mensen die dat niet waren noemde ik “snuurberlak”, een ander woord ervoor kon ik niet bedenken. Mensen die zich “snuur” gedroegen. Het werd een begrip in het gezin waarin ik ben opgegroeid.
Als kind was ik nogal meegaand, bijna volgzaam. Ik deed niet moeilijk, maar speelde wat andere kinderen wilden spelen en nam zelden een leidende rol op me. Ik werd niet gauw boos. Behalve als ik iets “niet eerlijk” vond. Dan kon ik helemaal door het lint gaan.
Ik herinner me nog een gebeurtenis uit mijn jeugd, die voorgoed in mijn ziel gegrift staat. Ik was nog een kleuter en ging toen naar school bij de nonnen in Vught. Ik was dol op ringetjes (die je om je vinger kunt dragen), maar ik had er geen. Dus had ik er zelf één gemaakt van kleine kraaltjes. Een vriendinnetje van me had wel een ringetje, niet van een edelmetaal, maar een goedkoop exemplaar, dat je vroeger weleens bij snoepgoed cadeau kreeg. Zij vond mijn ringetje mooi en ik het hare, dus we besloten te ruilen.
Op een dag zag het broertje van dat vriendinnetje mij met dat ringetje dat van zijn zusje was geweest. “Je hebt het gestolen”, zei hij. Ik antwoordde dat dit niet waar was, maar dat ik geruild had met zijn zusje. Hij geloofde me niet en ging naar soeur (een non, die de juf was) om te vertellen dat ik een dief was. Ik werd bang. Was al bang voor soeur, omdat ik eerder al een keer door haar over de knie was gelegd voor een pak slaag ten overstaan van de hele klas. Dus……o stom!…..ik stopte het ringetje haastig in de zak van mijn jas, die in de gang hing.
Soeur ging mij fouilleren en vond uiteindelijk de ring in mijn jaszak en maakte mij uit voor dief waar alle kinderen bij waren. Ik moest het ringetje onmiddellijk teruggeven aan mijn vriendinnetje. Ik zei: “Maar Ankie, zeg dan dat we hebben geruild. Ik heb toch niet gestolen?” Ankie, “mijn beste vriendin”, hield echter haar mond en pakte het ringetje aan.
Ziedend van verontwaardiging ging ik naar huis. Ik wilde mijn hart uitstorten bij mijn ouders en verwachtte van hen dat zij naar de school zouden gaan om de zaak recht te zetten.
Bij mijn thuiskomst bleken zij in een wat lacherige stemming te zijn en ze vonden mijn boosheid nogal vermakelijk. “Maak je niet zo druk”, zei mijn stiefvader en “wil je een snoepje?” Ze hadden een grote witte puntzak met snoep. “Nee, ik wil geen snoepje!” zei ik “ik wil dat jullie met mij meegaan naar soeur om te vertellen dat ik geen dief ben”.
Ik kreeg mijn zin niet. En het gelach van mijn stiefvader ging over in woede, toen ik bleef doordrammen. Ik kreeg een pak slaag en werd opgesloten in mijn kamer, waar ik nog geruime tijd bleef brullen als een leeuw tot ik uitgeput raakte.
Dit is een voorbeeld uit mijn jeugd, waarvan ik me er veel meer kan herinneren. Ik werd boos als ik zelf ten onrechte beschuldigd werd van iets maar even goed als dit een ander overkwam.
De ironie wil nu dat ik uitgerekend met een man trouwde, die mij 16 jaar lang beschuldigde van de meest absurde dingen, die ik geen van alle ooit gedaan had. Ik hield zielsveel van de man en dacht dat dit alles op een misverstand moest berusten. Eens zou hij toch achter de waarheid moeten komen en beseffen dat zijn beschuldigingen niet waar waren? Ik bleef daar maar in geloven tegen beter weten in en ben pas uit deze verschrikking weggegaan met mijn vier kinderen, toen zijn verdenkingen zich ook begonnen te richten op mijn oudste dochter. Momenteel is de man gehuwd met een andere vrouw en naar ik vernomen heb gaat zij door dezelfde hel als ik. De man blijkt schizofreen te zijn en last te hebben van waanvoorstellingen. Liefde maakt blind.
Vanaf  mijn 43e levensjaar, kun je zeggen, is mijn eigenlijke leven begonnen, sinds ik me langzaamaan bevrijd heb van de schimmen uit mijn jeugd en de nare ervaring van mijn eerste huwelijk.
Maar…..nog steeds loopt dat zoeken naar en opkomen voor waarheid als een rode draad door mijn leven. Ik houd echt niet van liegen en dat weten ook mijn kinderen. Hoewel zijzelf geen moeite hebben met een leugentje hier of daar weten zij dat dit bij mij anders ligt en dat respecteren zij. Liegen doet me letterlijk pijn (als een dolk in mijn rug) en ik zie het niet graag. Terwijl ik de waarheid wonderschoon vind in zijn echtheid en puurheid, hoe hard ook soms.
Dus mijn motto is niet “zoek jezelf”, maar “wees jezelf”. Wat valt er te zoeken? Kijk gewoon naar wat er is. Binnen jezelf en buiten jezelf. Leg je kaarten open op tafel en verschuil je niet. Om met een modewoord te spreken “wees authentiek”. Alleen dan krijg je contact met jezelf en de wereld. Zoek alleen waarheid, haqq!!!!!
(dankjewel mamma)
 

One heart, one love

Waarom bestrijden mensen elkaar vanwege het geloof? Ik, als naïeve gelovige, begrijp dat niet. Ikzelf ben dus moslim, maar ik houd met heel mijn hart van alle gelovigen (van welke religie dan ook) en ook niet gelovigen, omdat het allemaal schepsels zijn van Allah, van Wie ik houd. Ik weet dat Allah van ons allen houdt, omdat Hij dat laat zien met elke levensadem, die Hij ons gunt en elke slok drinken en hap eten, die Hij ons gunt. Uit het feit dat wij kunnen zien, horen, aanraken, ruiken, bewegen, denken, voelen……………Dit wonder is meer dan voldoende om elke dag opnieuw Allah te willen danken, hoe onbeholpen ook. Ok, dat is mijn mening.
Elke dag lees ik een klein stukje Koran. Vanmorgen las ik o.a. van af Surah 2, 130:
“130. And who forsaketh the religion of Abraham save him who befooleth himself? Verily We chose him in the world, and lo! in the Hereafter he is among the righteous.
131. When his Lord said to him: Surrender! he said: I have surrendered to the Lord of the Worlds.
132. The same did Abraham enjoin upon his sons, and also Jacob, (saying): O my sons! Lo! Allah has chosen for you the (true) religion; therefore die not save as men who heve surrendered (unto Him).
133. Or were you present when death came to Jacob, when he said into his sons: What will you worship after me? They said: We shall worship thy God, the God of thy fathers, Abraham, Ismael and Isaac, One God, and into Him we have surrendered.
134. Those are people who have passed away. Theirs is that which they earned, and yours is what you earn. And ye will not be asked of what they used to do.
135. And they say: Be Jews or Christians, then ye will be rightly guided. Say (into them, O Muhammad): Nay, but (we follow) the religion of Abraham, the upright, and he was not of the idolaters.
136. Say (O Muslims): We believe in Allah and that which is revealed into us and that which was revealed into Abraham, and Ismael, and Isaac, and Jacob, and the tribes, and that which Moses and Jesus received, and that which the prophets received from their Lord. We make no distinction between any of them, and to Him we have surrendered.”
En verder:
“139. Say (into the People of the Scripture): Dispute ye with us concerning Allah when He is our Lord and your Lord? Ours are our works and yours your works. We look to Him alone.”
Wat ik uit deze verzen opmaak (ik ben zeker geen korangeleerde) is dat geloof in Allah (God, de Heer) uitstijgt boven alle etiketten die mensen eraan willen geven (Jood, Christen, Moslim). Geloof is overgave aan de Schepper. Abraham had nog geen etiket tot welk geloof hij zou behoren. Hij gaf zich over aan de Ene.

Vrouwenonderdrukking

http://www.nytimes.com/2012/01/15/world/middleeast/israel-faces-crisis-over-role-of-ultra-orthodox-in-society.html?_r=4&emc=eta1&page
Lees dit en huiver. De onderdrukking van de vrouw is van alle tijden en wordt ten onrechte met het geloof verbonden door orthodox gelovigen van velerlei religies. De laatste tijd wordt wat dat betreft de islam veelal “in het zonnetje” gezet. Maar in plaats van islam als excuus, het jodendom als excuus, het christendom als excuus, het hindoeisme als excuus kan men elk willekeurig excuus gebruiken om de ander (en dit geval de vrouw) neer te halen en te ontluisteren. En het gebeurt nog steeds op grote schaal overal ter wereld.
Maar wat heeft dat met het geloof te maken, zoals dat telkens opnieuw is doorgegeven door talrijke profeten (124000)? In welk heilig boek wordt dit cultuurverschijnsel gerechtvaardigd? Wie komt met een citaat uit de bijbel, thora, koran of de veda’s, dat het botte superioriteitsgevoel van sommige mannen rechtvaardigt?

Vergeven

The Muhammadan Realities Holy Quran Zumar {39: 53,54} {Allah’s Order to Rasul to teach Creation} Say: “O my Servants, who have transgressed against their souls! Despair not of the Mercy of God: for Allah forgives all sins: for He is Oft-Forgiving Most Merciful.

Hoofdbedekking

Een paar dagen was er enige drukte om hoofdbedekking. Onze koningin en prinses Maxima droegen een hoofddoek bij het betreden van een moskee, alwaar zij als gast waren uitgenodigd.
Een uiterst respectvolle daad van beide dames, waarbij ze in mijn ogen geenszins hun eigen identiteit prijsgaven, maar gewoon lieten zien dat zij beseften een heilige plaats te betreden en zich aanpasten aan de rituelen die daarbij in dat land gelden. Te vergelijken met een man die een keppeltje draagt als hij een synagoge betreed. Maar deze vergelijking gaat niet op in de ogen van enkele Nederlandse mannen, die de publiciteit zochten.
De hoofddoek zou het symbool zijn van de onderdrukking van de vrouw. En wat nog erger was. De koningin droeg de doek over haar hoed, die eigenlijk gezien moet worden als een kroon. Een doek over een kroon, zoiets als een modderschuit op een vlag?
In de ogen van sommige moslims is de hoofddoek eigenlijk de kroon op het hoofd van een vrouw, als zij deze wil dragen. De koningin droeg dus eigenlijk kroon op kroon. Zo kan je het ook zien. En zij deed dat met waardigheid. Ze deed me denken aan een kasteelvrouwe uit de middeleeuwen. Zij zag er geenszins opgelaten uit en Maxima evenmin, nee integendeel, beeldschoon en elegant waren zij zoals zij daar liepen in hun gewaden van soepele stof.
Maar de als een stoomketel puvvende mannen konden het weer niet hebben en willen maar niet zien dat in zoveel culturen een hoofdbedekking geldt als respect bij het binnengaan van een heilige ruimte, zoals een kerk, synagoge, tempel of moskee. Sommigen van hen zijn zelfs onbekend met het feit dat een orthodoks Joodse mevrouw heur haar ook niet mag showen aan de wereld, maar de eigen haardos moet laten verstikken onder een pruik. Schijn bedriegt.

Het laatste derde deel van de nacht

Vanmorgen mocht ik het beleven. Het was 5.30 uur, drie uur voor zonsopgang. Ik zou iemand naar het vliegveld wegbrengen, deed de voordeur open en stapte naar buiten. En voor het eerst na lange tijd hoorde ik het weer: gefluit van vroege vogels in de stilte van de nacht.
Het riep direct herinneringen bij me op aan tijden van weleer. De tijd dat ik mijn wekker zette op drie uur voor zonsopgang en dan ging mediteren. Het mooiste moment van de dag. Het is nog donker en het is stil op een enkel vogelgefluit na. Een moment voor mij alleen, door niemand gestoord. Moment van inspiratie. Tijdstip van bezinning. Energie die in mij stroomt. Heilig moment. Soms nieuwe inzichten, zomaar gekregen.
Niet alleen in de islam wordt het laatste derde deel van de nacht geprezen als meest geschikte tijdstip voor aanbidding en alleen zijn met Allah: de tijd van het tahajjud gebed, een extra gebed dat de moslim niet hóeft te doen, maar mág doen, naast de 5 verplichte gebeden. Het geeft zo ongelooflijk veel energie en rust gedurende de hele rest van de dag, dat de waarde onschatbaar is en niet te verruilen voor de waarde van slaap op datzelfde moment. Het is een moment dat de hele natuur zich lijkt te openen.
Ook in andere godsdiensten en culturen wordt het laatste deel van de nacht geprezen en gebruikt voor meditatie. In kloosters pleegt men vroeg op te staan om te bidden en te zingen. In het hindoeisme is het gebruikelijk vroeg op te staan en te bidden voor een altaar. En ook boedhisten staan vroeg op voor meditatie. Ook iemand die meent nergens in te geloven kan inspiratie opdoen op dit speciale uur. Inspiratie…..letterlijk inademing. Dat doe je het beste op dit uur. Energie laten binnenstromen.
Het is een multicultureel verschijnsel dat het laatste deel van de nacht van oudsher wordt gebruikt als meest geschikt moment voor opperste concentratie en meditatie.
Juist op dit tijdstip bevindt het grootste deel van de mensheid zich in het diepst van zijn slaap, op een enkele geluksvogel na, die toevallig zo vroeg op moet voor zijn werk. Of een geluksvogel als ik die iemand moet wegbrengen.
Zou ik het weer kunnen opbrengen om terug te keren naar mijn gewoonte van weleer? En dat mooie moment gewoon weer pakken…..elke dag weer?
1 Abu Hurairah reported, The Messenger of Allah, peace and blessings of Allah be on him, said,

“Our Lord, blessed and exalted is He, descends every night to the nearest heaven when the latter one-third of the night remains, (and) says, Is there any one who calls upon Me so that I may accept of him, who asks of Me so that I may grant him, who seeks forgiveness of Me so that I may forgive him?1 (B. 19 : 14.)

Mijn islam en soefisme

Dit wordt geen verhandeling over de islam en het soefisme. Daarom heb ik ook maar vast als titel gezet: mijn islam en soefisme. Ik pretendeer niet iets te weten en kan alleen maar beschrijven hoe mijn eigen ervaring met iets is.
Ik werd moslim op 1 april 1978, een rare datum volgens de christelijke jaartelling, een dag voor grappenmakerij. Het was voor mij bepaald geen grap. Ik zei de shahada (geloofsbelijdenis) met alle overtuiging die ik in mijn hart had.
Het was geen alledaagse beslissing in die tijd om je te bekeren tot de islam en zeker niet onder intellectuelen. In die tijd was het mode om links te zijn en het feminisme vierde haar hoogtijdagen. De islam werd gezien als een min of meer achterlijke leer en toen al gold het vooroordeel dat de islam de vrouw zou discrimineren en onderdrukken. Dus dat iemand die net was afgestudeerd in de psychologie zich vrijwillig bekeerde tot juist deze godsdienst werd niet echt begrepen door mijn omgeving. Ook mijn ouders vonden het een hele foute zet van mij en dat deed mij het meeste pijn. Ik verloor veel van mijn vrienden en kennissen.
Er volgden vele jaren van het alleen en heel individueel beleven van de islam zoals ik die ervoer. Ik had daarbij geen contact met andere moslims. Af en toe ging ik naar een moskee of Marokkaanse slagerij om te informeren naar de tijden van het gebed, want die kon je toen nog niet van internet halen. Ik werd dan misprijzend aangekeken door mannen. Wie dacht ik wel dat ik was. Eén keer kwam ik ook om te vragen naar de tijden van de ramadan en toen werd me toegebeten dat deze vandaag al begonnen was en ik dus te laat was. Alsof het niet meer de moeite was om nog eraan te beginnen.
Ik heb me daar weinig van aangetrokken. Ook toen ik zag en meemaakte dat in bepaalde islamitische culturen de vrouw inderdaad een zeer ondergeschikte rol speelt. Ik bevond me enige tijd tussen mensen die het heel gewoon vonden dat mannen ten allen tijde hun handen vrij hadden om te bidden, maar de vrouwen moesten maar zien dat er iemand even op hun kinderen wilde letten, zodat zij zich ook even op hun bidmatje konden terugtrekken. Ik woonde bij mannen die languit op een bank liggend de vrouwen bevalen een glas water te halen en als eerste hun eten geserveerd kregen, waarna de vrouwen met de kinderen in de keuken samen een overgebleven schaal eten mochten delen. Ik heb tussen deze mensen geleefd.
Maar toch veranderde dit niet mijn rotsvaste geloof in Allah. Allah was voor mij troost en vrede en voor mij had het gedrag van bepaalde  moslims om me heen niets te maken met de leer zoals ik die begrepen had uit de Koran. Daaraan hield ik gewoon vast.
In 1995 begon dit idee dat de islam voor mij alles in zich had een beetje te wankelen. Ik weet niet waarom. Ik begon me meer te storen aan wat ik zag in het gedrag van moslims en ik begon te twijfelen of het christendom met zijn voorbeeld van de zachtmoedigheid van Jezus niet toch meer bij me paste. Met tranen in mijn ogen keek ik naar series van de EO over mensen die jarenlang gezondigd hadden en zich bekeerd hadden tot het christrendom en zich nu zo heerlijk voelden.
Ik voelde me vooral heel erg alleen. Schreef gedichtjes en vond gek genoeg dan troost bij mijn kat, die mijn innerlijke strijd leek aan te voelen en altijd naast me kwam zitten op de voor mij meest spirituele momenten.
Juist in die tijd leerde ik mensen kennen die zich bevonden in een groep van soefies. Zij waren leerlingen (murids) van een leermeester (murshid), genaamd sheikh Nazim (raa), moge Allah zijn heilige geheim zegenen. Ik vond het eerst een beetje vreemd en begreep niet wat zo een leermeester nu kon toevoegen aan wat een moslim al hoort te weten. Maar als ik naar foto’s van deze leermeester keek, dan werd ik wel getroffen door de wijsheid in zijn ogen.
Op een dag werd ik uitgenodigd voor het bijwonen van een bijeenkomst van deze soefies van de tariqat naqshbandi. Het was oudejaarsnacht 1995/1996. Er werd een zogenaamde zikr gedaan. Dat is het gedenken van Allah door het samen in koor uitspreken en zingen van namen van Allah en stukken uit surahs van de Koran, volgens een vast ritueel. Mannen en vrouwen zaten in twee afzonderlijke cirkels bijeen, maar toen nog wel in dezelfde ruimte.
Deze zikr deed mij veel goed. Het was voor mij een nieuw gevoel samen met anderen Allah te aanbidden. Ik had dat nooit eerder in mijn leven gedaan. Na afloop deed een Duitse broeder (ze noemen hem sheikh Hassan) een dua (smeekbede) en zijn woorden deden mij zoveel dat ik in tranen uitbarstte. Het leek of alle aantekeningen die ik vroeger in schriftjes had geschreven en alles wat ik tot nu toe zo alleen beleefd had in mijn geloof, ja zelfs alsof de vragen die ik beantwoord wilde hebben toen ik psychologie ben gaan studeren (en die ik nooit beantwoord had gekregen)  nu ineens in een betekenisvol verband werden geplaatst. Ik herkende in de dua van deze broeder (sheikh, zoals hij genoemd wordt) alles waarmee ik al zo lang worstelde en waarin ik altijd het gevoel had gehad alleen te staan.
Ik voelde me thuis tussen een groep geloofsgenoten, voor het eerst van mijn leven.
Er volgden jaren van omgaan met deze murids, ontmoetingen met de leermeester zelf in Engeland, Duitsland en Cyprus. Het versterkte mijn geloof. Ik las veel boeken en vond daarin even zoveel punten van herkenning, met name de boeken van Mercy Oceans (3 delen)
En nu? Zoveel jaren later heb ik me enigszins losgemaakt van deze groep murids, wat ik al eerder deed in 1999, nadat ik met een grote groep murids de hadj (bedevaart naar Mecca) gedaan had. Enige tijd waren we in Damascus, daarna in Medina en daarna in Mecca. Na deze reis heb ik om mijzelf bekende redenen 7 jaar geen murid meer willen zien. In 2006 ontmoette ik een aantal van hen opnieuw en ben ik weer een tijd naar hun bijeenkomsten gegaan.
Nu heb ik me teruggetrokken om redenen die ik zelf weet en waar ik hier niet over wil praten. Wat belangrijk blijft voor mij is dat de islam mijn pad heeft gekruist, toen ik 28 jaar was en dat ik daar heel dankbaar voor ben. Ik ben blij dat ik mezelf moslim mag noemen. Ook ben ik heel blij dat ik in 1996 in aanraking ben gekomen met de naqshbandi tariqat. Ik heb bayat (de eed van trouw) afgelegd aan mijn leermeester (raa) en dat wil voor mij zeggen dat ik altijd wil blijven luisteren naar zijn wijze woorden en leringen. Daarvoor hoef ik nu niet meer naar Cyprus te reizen, want ik kan zijn toespraken beluisteren en zien op http://saltanat.org/broadcast.php
Ik ben nog steeds een eenling. Ik aanbid alleen Allah. Ik heb een leermeester, sheikh Nazim (raa), die mij dingen leert uit de overleveringen van hart tot hart die zijn doorgegeven door de profeet Mohamed (sws) aan zijn vriend Abu Baqr as Sidiq (raa) en vervolgens via  Abu Bakr (raa) aan 40 generaties na hem, van wie sheikh Nazim (raa) de laatste is en nu nog in leven. Hij woont in Cyprus en zegt van zichzelf dat hij slechts een eenvoudige dienaar is van Allah.

Geloof

Geloof is een heel abstract begrip, het woord zegt het al. Als iets concreet is en waarneembaar, dan spreken we van een feit. Iets dat we kunnen zien en beetpakken is geen mysterie. Daarom is de zin “eerst zien en dan geloven” naar mijn mening een zin die zichzelf tegenspreekt. Als je het al gezien hebt, dan is het geen geloven meer, maar weten. Geloven doe je in iets dat je nog niet weet, maar wat mogelijk wel bestaat.
Het heeft geen nut om te discussieren over geloof in God. Je gelooft of niet en degene die gelooft kan moeilijk uitleggen aan degene die (nog) niet gelooft hoe het is om te geloven.
Mijn broer en ik komen uit een ongelovig nest. Mijn stiefvader was overtuigd atheïst en mijn moeder hield altijd een beetje in het midden of er een God was. Ze had het wel eens over Onze Lieve Heer en ook riep zij een bepaalde heilige (Antonius?) aan als ze iets kwijt was. Maar van de kerk moesten mijn beide opvoeders niets hebben.
Toch moesten mijn broer en ik altijd naar zeer protestante dan wel katholieke scholen, juist om aan te tonen dat wat deze scholen predikten niet waar was. We moesten kritisch worden in dat opzicht.
Ik werd konsekwent naar een katholieke school gestuurd zonder rokje over mijn lange broek. Toen de non die les gaf mij daarom de hele dag negeerde en tegen de andere kinderen zei dat zij aan mij niet kon zien of ik een jongetje of een meisje was en ik huilend thuiskwam en smeekte of ik ook een rokje over mijn broek aan mocht,  lachten mijn ouders daar hartelijk om. Hun laconieke reactie was: “Zeg maar tegen “soeur” (zoals we de in habijt geklede juf moesten noemen) dat wij ook niet aan de pater kunnen zien of hij een meisje of een jongetje is. Ik stond wat angsten uit op de basisschool in Well (Limburg), helemaal alleen, want Hansje zat verderop op jongensschool en ik op de meisjesschool. We werden in alle vroegte vanuit Laarbruch in Duitsland (waar mijn stiefvader als militair toen gestationeerd was) door een militaire bus opgehaald en op die school gedropt. Eens moest ik voor de klas komen en aan alle kinderen uitleggen wat er met je gebeurde als je geen katholiek was. Ik zou branden in de hel.
Daarom is het toch wel wonderlijk dat ik al als kind al tegen alles in een rotsvast geloof kreeg in God.
Dat geloof is ontstaan door kleine dingen. Zo merkte ik als kind van een jaar of vier dat kinderen soms heel aardig tegen me waren en de andere dag helemaal niet, zonder dat ik daar een aanleiding voor zag. Terwijl andere kinderen dan weer juist heel aardig waren en een paar dagen later weer niet. Een dan waren eerder genoemde kinderen misschien juist weer heel aardig. Kortom er was voor mij geen peil te trekken op hoe kinderen tegen me deden. Ook mijn eigen stemmingen zag ik veranderen. Soms was ik blij en uitgelaten en dan weer een beetje triest. Die veranderingen vond ik onverklaarbaar als de grilligheid van het weer. Ik kwam tot de conclusie dat ik het niet erg moest vinden als ik somber was, want ik wist immers dat er weer een tijd zou volgen dat ik weer vrolijk was. Dit soort gedachten waren mijn “geheim” en ik zag tussen al deze overpeinzingen op de een of andere manier een verband met God. God was een soort vriend, die nooit veranderde en er altijd was.
Als ik in mijn bed lag en meestal niet kon slapen, want we werden heel vroeg naar bed gestuurd, dan praatte ik in gedachten met God. Ik begon mijn verhaal altijd met: “O God, nu bid ik u……” en dan deelde ik met God al mijn wel en wee.
Toen ik wat ouder werd, vond ik het moeilijk mijn godsbeleving in overeenstemming te brengen met wat ik om me heen zag aan gelovige mensen en kerken. Ik was naarstig op zoek naar een punt van herkenning. Ik ging naar de Domkerk in Utrecht, waar ik luisterde naar protestante donderpreken. Die maakten me intens somber en verdrietig. Zo verdorven kon de mens toch ook weer niet zijn. Ik ging met een katholieke studievriendin mee naar de katholieke kerk, waar zij in het koor zong. Ik begreep niets van de symboliek van de mannen met witte hemden en bekers met wijn en hosties die op je tong werden gedrukt. Ik was er beetje vies van.
Intussen had ik sterk de overtuiging dat er weldegelijk kosmische wetten waren en dat het goed was daarmee in harmonie te leven. Welke die wetten dan waren, probeerde ik zelf uit te vinden door een eigen schriftje bij te houden van oorzaak en gevolg van gedragingen en gebeurtenissen. Daarbij vond ik het tegelijkertijd plaatsvinden van omstandigheden even betekenisvol als causale verbanden.
In Utrecht kon je me vaak aantreffen bij de wat spirituelere boeken in de boekhandel. De verkopers wisten het al: “Jij komt voor het zwevende kastje”. Maar de hallucinaties van Castaneda, de leer van Confucius, de I Tjing en nog wat populaire zijwegen gaven mij geen “Aha-gevoel”. Uiteindelijk bleef ik een beetje hangen in het Zenboedhisme, want ik vond dat hele beknopte wel erg mooi (kan ik nog wat van leren).
Het overtuigde me allemaal niet. Uiteindelijk heb ik mezelf herkend in het heilige boek van de Koran. Wat me aansprak was dat de islam een godsdienst is, waarbij het gaat om mijn individuele relatie met de Almachtige. Daar zit geen paus tussen en ook geen imam. Alles wat goed is en fout staat beschreven in een helder boek, dat nooit veranderd is. Sommige dingen denk ik te begrijpen of te voelen, andere zijn voor mij nog moeilijk. Voor mij staat vast dat er een Hogere Macht is en het “bewijs” daarvoor zie ik vooral in de schoonheid van de door de mens nog niet bedorven natuur en de zuivere en wonderbaarlijk effectieve reacties die ik kan waarnemen in het dierenrijk. Een toevallig iets kan mij soms met de neus op het feit drukken dat wonderen nog steeds bestaan. Zeker is voor mij: zonder Allah kan ik niet bestaan, zelfs geen seconde.
En mijn broer Hans? Hij komt uit hetzelfde nest als ik.
Of Hans geloofde of niet bij zijn dood kan ik niet weten. Ik kan alleen maar vertellen wat ik van Hans heb gezien en gehoord en meegemaakt.
Hans was altijd heel voorzichtig in het geven van zijn mening over wat dan ook. Als kind was hij tegen mijn ouders ronduit zwijgzaam. Als ik hem vroeg waarom hij zo weinig sprak, dan was zijn antwoord: “Ik zeg liever niets, want dan heb ik ook niets te verantwoorden”. Hij had groot gelijk om zo voorzichtig te zijn. Ik was dat helemaal niet en ik heb dan ook heel wat uren opgesloten gezeten in mijn kamer, als ik iets verkeerds had gezegd of gedaan. De time out die ik kreeg als kind was geen 10 minuten, zoals tegenwoordig. Nee, het waren uren en dat kan Hans ook stil gemaakt hebben. Hij was gewoon voorzichtiger dan ik en riskeerde geen straf.
Ook op latere leeftijd was Hans voorzichtig. Hij kon moeilijk beslissingen nemen en gaf nog steeds weinig zijn mening over wat dan ook. Hij is dan ook nooit getrouwd, want dat is natuurlijk ook een reuzenbeslissing. Hij had wel vriendinnen. Heeft nooit kinderen gekregen en dat deed hem verdriet, want hij hield van kinderen, maar dat besefte hij nogal laat.
Hij liet zich nooit uit over wat hij geloofde, maar hij wees ook het geloof niet af. Toen ik hem eens enthousiast vertelde over het soefisme luisterde hij heel aandachtig en gaf geen enkel negatief oordeel.
Hij las graag spirituele boeken en ik weet dat hij hield van de boeken van de filosoof Krishnamurti. Ik ben deze boeken later gaan lezen uit interesse in mijn broer en vond  Krishnamurti een zeer spiritueel mens, die volledig vanuit “het nu” schreef en wars was van alle dogma’s en dus ook de theologische.
Wat Hans ook was of niet was en wat hij ook geloofde. Ik heb veel respect voor hem als mens, omdat ik hem nog nooit hoorde kwaadspreken over wie dan ook. Dat is voor mij een heel bijzondere eigenschap.
En dat is toch waar het in wezen om gaat. Hoe wij ons gedragen…