Gisteren stond ik op met een onprettig en narrig gevoel. Had ik goed geslapen? Dat vroeg Ahmad, zoals wel vaker. Ja, voor zover ik wist wel. Ik zou een nachtmerrie hebben gehad. Lag te kreunen en kermen in mijn slaap, alsof ik iets verschrikkelijks onderging, aldus Ahmad. Hij had me geaaid en gerustgesteld. Het was maar een droom. Ik kon me van de droom niets herinneren, maar wist wel dat ik was opgestaan met een onbestemd naar gevoel. Kon me ook herinneren dat ik was gaan slapen met vervelende herinneringen, die ongevraagd mijn brein in schoten. Flashbacks uit mijn verleden met mijn eerste ex.
De pijn links in mijn hals, die ik al een week heb is ook niet bevorderlijk voor mijn gevoel van welbehagen. De hele dag voel ik me wat miserabel en bijna grieperig, terwijl ik helemaal geen koorts heb.
Ik zal bezoek krijgen van mijn schoondochter en kleine Noëlle. Terwijl ik eigenlijk liever de hele dag blijf staren naar een serie op Netflix (Homeland), sta ik te koken en intussen luister ik naar Radio 1. Ik hoor dat de burgemeester van Amsterdam heeft verteld dat hij uitgezaaide longkanker heeft en dat de prognose niet goed is. Dan besluipt mij een sombere gedachte. Wat zou ik doen als ik ineens kanker zou blijken te hebben? Ik voel bijna een soort opluchting. Ik zou niet willen ‘vechten’ tegen de ziekte, maar hem rustig laten doorwoekeren in mijn lichaam en alleen vragen om pallitatieve zorg. Nog even er zijn voor mijn naasten en dan stilletjes wegglijden. Ik ben zo moe…..
Even later pak ik Ahmads hand in een stil momentje. ‘Weet je dat ik soms stiekem verlang naar de dood?’ vertrouw ik hem toe. Hij herkent dat. Hij heeft die gedachte ook wel eens We hebben alles gedaan dat moest gebeuren voor ons nageslacht. Waarvoor leven we nog? Om te genieten van eten en drinken en slapen?
Het feit dat ik programma’s zie op de tv, die oudjes laten zien die verkommeren overal ter wereld, maakt mijn optimisme er niet groter op. Zelfs in een land als Indonesië, waarvan je zou verwachten dat de familiebanden heel sterk zijn en dat daar nog goed gezorgd wordt voor ouderen door de familie, is het droevig gesteld. Overal ter wereld zie je oudjes verkommeren zonder enige zorg, omdat de kinderen het te druk hebben met hun eigen hoofd boven water houden in een maatschappij die steeds ingewikkelder wordt.
Het is niet gek dat nu ineens euthanasie bij een ‘voltooid leven’ hier gepropageerd wordt, ook al is er geen sprake van ondraaglijk lijden. Het is een lichte aanmoediging om ‘plaats te maken’, ‘geen last te willen zijn’.
Nu ik mijn doemgedachte heb geuit tegenover Ahmad en daarna ook tegenover één van mijn kinderen voel ik me wel opgelucht. Zulke gedachten horen bij het leven en hebben in wezen niet alleen te maken met ouderdom en leeftijd.
Ik weet nog dat ik als student al een periode beleefde van grote vertwijfeling en dat ik ook toen me afvroeg waarvoor wij leefden. Ik was toen nog geen moslim, maar ‘zoekende’. Als ik het mijn medestudenten vroeg, dan haalden zij hun schouders op. Zij waren daarmee absoluut niet bezig. Hun doel was ‘solidair zijn met de arbeider’ of ‘baas zijn in eigen buik’. Dat soort politieke doeleinden zeiden mij niet veel, vooral als ik zag hoe asociaal deze zelfde mensen zich konden gedragen in de woongemeenschap waarvan ik in die tijd deel uit maakte in het kraakpand dat ik toen met hen bewoonde.
Op een dag liep ik op de Neude in Utrecht. Het was een zonnige dag, maar mijn gedachten waren dat alles behalve. Ik keek naar de voorbijgangers in de straat, die me tegemoet liepen. Ineens zag ik ze lopen als skeletten zonder vlees. Ik schrok er even van, maar besefte toen dat dit op zich niet vreemd was. Dit visioen deed me in één klap beseffen dat het leven hier kort is en heel tijdelijk. Dat ik de ‘zin van het bestaan’ dus niet hier kon vinden in materiële zaken als: ‘een goede baan’ of ‘een huis’. De zin lag voor mij veel dieper. In ontzag voor de Schepper, die mij dit beeld had laten zien, besefte ik dat de zin van het leven gezocht moet worden in blijvende waarden als liefde, opoffering, nobelheid, Of zoals grandsheikh Abdullah ad Daghestani ooit zei: ‘wees als een een altijd groene boom in dit leven.’ Wat er ook gebeurt, warm weer, koud weer, regen en storm. Blijf hetzelfde. Dat is de kunst. Ik wil proberen een lichtje te zijn voor een ander. Er is genoeg duisternis.
Categorie archieven: Islam
Losing my religion? (2)
Nee, dat nog niet. Ik geloof in een opperwezen of liever in een door mij niet begrepen Hogere Entiteit. Dat doe ik al vanaf mijn kinderjaren.
Ooit ben ik moslim geworden. Dat was in de 70er jaren, toen er in Nederland nog weinig bekend was over de islam. Ik was al lang gelovig en kon dat gevoel in geen enkele religie terugvinden.Tot ik een keer de Koran helemaal uitlas in de Engelse vertaling van Marmaduke Pickthall. Ik was diep ontroerd en geheel overtuigd van het waarheidsgehalte van dit heilige boek. Ik zag de islam toen met frisse ogen, kende geen moslims, maar zag waarschijnlijk deze religie zoals deze bedoeld is in zijn oorsprong, in de tijd van Mohamed en zijn metgezellen. Ik werd zo geraakt dat ik mij direct wilde bekeren. Ik dacht ook dat als ik met deze boodschap bij anderen zou komen die nog niet bekend waren met deze in mijn ogen mooie religie, dat die dan ook direct enthousiast zouden raken. Maar dat bleek verre van waar en ik besloot na enige tijd mijn mond maar te houden. Ik beleefde lange tijd mijn geloof individueel, zonder het nog te delen met wie dan ook, hooguit mijn kinderen. Ik trakteerde hen op verhalen over de islam, veelal via vertellingen uit het soefisme, waarin het vooral ging om levenslessen. Ik maakte ook een handleiding voor elk van hen van hoe te bidden in het Arabisch, getypt op een A4 met daarbij de beweging en al erbij getekend. Ik vond er laatst nog één tussen mijn papieren. Mocht de nood ooit aan de man zijn, dan konden ze eventueel bidden, was mijn idee erachter. Spontaan kennen zij tot op heden enkele verzen van het gebed uit hun hoofd, door mij in hun kinderjaren waarschijnlijk vaak herhaald. De islam van mijn kinderen beperkt zich tot het mij groeten met asalamu aleikum (als dat zo uit komt), maar verder merkt je aan hun weinig of niets van wat zij geloven. Ik heb hen nooit gedwongen tot religieuze handelingen.
En hoe zit dat nu met mij? Wat is er gebeurd met mijn geloof?
Ik geloof nog steeds wel in een opperwezen dat ik Allah noem, omdat ik dat ooit beloofd heb en ik ben trouw, Ik zie nog steeds, zoals in mijn kinderjaren dat er kosmische verbanden en wetten zijn die ik niet zomaar kan afdoen als toeval. Ik houd me aan de 5 pilaren van de islam, omdat ik ooit, nu alweer 38 jaar geleden, mij bekeerd heb tot de islam en de 5 pilaren zijn voor mij het enige van de islam dat onomstotelijk vaststaat en behoort de verplichtingen van een moslim.
- de Shahada (geloofsbelijdenis)
- het gebed (5x per dag)
- de vasten tijdens de maand Ramadan
- de Zakat (het geven van een deel van je inkomen aan minder bedeelden.
- de Hadj (bedevaart naar Mecca), die ik al heb gedaan in 1999.
Verder bemoei ik me met niemand die moslim is, noch christen, noch hindoe, jood of boeddhist.
Mijn kijk op zowel de islam zoals die door mensen beleden wordt als op andere geloven heeft inmiddels door de jaren heen een knauw gekregen. Ik houd me het liefst verre van mensen die heel erg overtuigd zijn van het gelijk van ‘hun geloof’. Ik zie de onverdraagzaamheid in hun ogen en het ongeloof als ze kijken naar mensen van andere gezindten die ze dan vaak zien als ‘aanhangers’ van een ander geloof, dat het natuurlijk helemaal bij het verkeerd eind heeft.
Ik zie hoe er met twee maten wordt gemeten en dat nu vooral moslims de gebeten hond zijn. Zij moeten zich overal verdedigen wat betreft het geloof dat zij ‘aanhangen’, alsof zij verantwoordelijk zijn voor wat sommigen uit naam van hun geloof uitvreten. Intussen wordt minder gerept over onmenselijkheden die plaatsvinden uit naam van andere ideologieën. Ik zie dat moslims zich rebelser gaan gedragen en zich meer willen profileren door kleding en baarden, alsof zij daarmee een statement willen maken naar de ‘heidense maatschappij’ waarvan zijzelf deel uit maken en waarvan zij ook profiteren. Ik zie zoveel onoprechtheid, links, rechts en in het midden.
Ik ben nu bijna 40 jaar moslim en zal het ook wel blijven, want eens beloofd blijft voor mij beloofd. Maar als ik nu jong zou zijn en hetzelfde gevoel zou hebben aangaande kosmische wetten en een Hogere Intelligentie die er moet zijn, dan zou ik, denk ik, niet kiezen voor de islam als ‘jasje om mijn godsbesef in te kleden’. Ik zou me misschien verre houden van alle geloven en, net als mijn moeder, zeggen: ‘Doe maar gewoon. Het gaat er toch om dat je je best doet en goed leeft naar je geweten.’
Al die discussies over geloof en politiek hebben geen nut en versluieren alleen maar waar het om gaat: eerlijk alles willen delen en je broeder en zuster gunnen wat jij ook jezelf gunt. En liefhebben.
Slachtfeest
Eid ul Adha ofwel ‘grote eid’, het slachtfeest, is gisteren bijna ongemerkt aan ons voorbij gegaan. Ik dacht er toevallig wel even aan in de ochtend op weg naar het strand. Maakte tegen mijn altijd luisterende oor de opmerking dat ik het slachten van een met haast en onder slechte omstandigheden opgefokt dier zo zinloos vind in deze tijd van overconsumptie. Hoe kunnen mensen nu werkelijk geloven dat zij iets goeds doen als zij een koe of een schaap (laten) slachten. Ik schreef hier al eerder over in een vorig artikel, een tijd terug. het slachtfeest, eid ul akbar De regel is dat je 1/3 zelf mag eten van het geslachte dier, dat 1/3 voor familie en vrienden is en 1/3 voor minder bedeelden. Maar waar zijn die minder bedeelden in Nederland? En zitten deze mensen te wachten op een stuk rauw vlees? Kan je daar en zwerver mee blij maken? Waar moet dat vlees dan heen?
Ik heb nooit aan het slachten meegedaan. Heb wel geld gestuurd naar arme landen (bij voorkeur naar Tsjetsjenië, waar mijn broer is gesneuveld). Zodat deze mensen daar wel een dier konden offeren. Ook hebben mijn ex en ik ooit een schaap geslacht in Pakistan, omdat een van mijn kinderen daar erg ziek was. Mijn schoonmoeder zei ons dat we een schaap moesten slachten ’tegen het boze oog’, opdat mijn zoontje zou genezen. Zo gezegd, zo gedaan. Er werd een schaap geslacht en dit werd in zijn geheel uitgedeeld aan de dorpsgenoten van het arme dorp waar wij toen woonden. In die omgeving en onder die omstandigheden is het heel wat anders dan bij ons in Nederland. Mensen aten daar (in de tijd dat ik daar woonde) niet dagelijks vlees en het uitdelen van vlees aan de bevolking was dan ook een enorme traktatie. En dat is waarschijnlijk ook zo geweest ten tijde van de profeet. Het laten groeien van een dier kostte, toen dieren nog goed verzorgd werden, veel tijd en het slachten van een dier deed men toen niet zo gemakkelijk als nu. Mensen aten minder vlees, omdat er minder vlees voor handen was.
Dus in plaats van een dier te slachten en naar een moskee te gaan gingen wij naar het strand van Torremolinos, waar wij konden stoeien met de hoge golven. Ik heb ook geen geld gestuurd. Moge Allah me vergeven.
Hello goodbye
Weerzien is fijn, afscheid doet pijn. Dag warm nest, dag lieve kinderen. Over twee dagen vertrek ik weer naar ver weg …….
Maar dit keer ga ik met een gerust hart. Ik zie dat mijn kinderen steeds meer worden wie ze horen te zijn. Als bloemen, die tot volle bloei komen. Ze hebben veel meegemaakt, veel fasen in hun leven doorlopen. Ze zijn nog niet aan hun eindbestemming, evenmin als ikzelf. Elke dag leren wij nieuwe dingen en worden we wijzer. Met een beetje hulp van onszelf en heel veel hulp van de Almachtige.
Alhamdulillah. Ik geloof niet in wonderen, maar ik weet dat ze er zijn en zie ze gebeuren, elke dag weer. Ik dank God/ Allah/ onze Schepper met heel mijn hart.
Mooie droom
Soms word je wakker met een heel blij gevoel, omdat je een mooie droom hebt gehad. Dan is daarna meestal ook je dag goed. Het omgekeerde gebeurt ook: nare droom, nare dag. Het gevoel dat je overhoudt aan een droom blijft vaak nazingen en bepaalt grotendeels je stemming tijdens de dag die volgt op de droom.
Vannacht heb ik gedroomd met sheikh Nazim. Het is alweer een tijd geleden dat sheikh Nazim zich liet zien in mijn droom. Dat gebeurde namelijk kort nadat ik bayat had gedaan (d.w.z. een eed van trouw had afgelegd) als murid (leerling) van de Naqhsbandi Tariqat (de Naqhsbandi sufiweg). Ik accepteerde daarmee sheikh Nazim als mijn murshid (leraar). Ik had hem toen nog nooit in levende lijve ontmoet. Alleen gezien op een foto bij vrienden. Daarna kreeg ik een droom waarin sheikh Nazim voorkwam met nog een sheikh. Dat was grandsheikh, sheikh Abdullah ad Daghestani. Beide sheikhs zijn overleden, maar nog steeds beschouw ik de lessen van sheikh Nazim als de belangrijkste en meest verrijkende én ver reikende lessen van mijn leven.
Mijn droom:
Ik droomde dat sheikh Nazim bij mij op bezoek was. Zoals gewoonlijk in mijn dromen was ik niet in mijn eigen huis, maar op een voor mij onbekende plaats. Toch was dit in mijn droom de plek die ik als mijn huis beschouwde.
Ik zat op een bank met mijn rug tegen de zijleuning en mijn benen uitgestrekt voor me uit, zoals ik wel vaker pleeg te zitten. Ik had blote benen en keek daarop neer, maar gek genoeg schaamde ik mij daar niet voor, terwijl dit toch een heel onislamitische outfit is! Ook sheikh Nazim leek zich er niet aan te storen. Hij zat aan het andere einde van de bank, schuin naar me toegericht. We aten allebei een schaaltje met yoghurt en ik voelde me heel ontspannen. Ik wilde graag kennis nemen van de wijze lessen die sheikh Nazim mij kon geven.
Dit was zijn advies: (NB Shaikh Nazim zei altijd: ‘Godsdienst is advies (‘nasiha’). Godsdienst kent immers geen dwang.
‘Als je tegen kinderen praat, doe dit dan altijd op een vriendelijke toon. Je mag kinderen vermanen en wijzen op wat ze moeten doen, maar doe dit altijd vriendelijk.’
Ik was blij met de woorden van sheikh Nazim. Wilde meer horen van zijn goede raad en adviezen. Maar het was tijd om te bidden en sheikh Nazim ging naar het toilet en daarna zou hij de rituele wassing voor het gebed doen. Ik wist dat ik dit na hem ook zou gaan doen. Maar ik wilde na afloop van het bidden graag weer met hem zitten en meer van hem leren……
Op dat moment werd ik gewekt door Ahmad die zojuist het ochtendgebed had gedaan en een minuut later ging mijn wekker voor het ochtendgebed. Ik ging de wassing doen, zoals ik ook in mijn droom van plan was. Ik hoopte dat ik na het gebed meer goede raad zou krijgen van sheikh Nazim, maar……..een vervolg op deze mooie droom bleef uit. Ik sliep weer en droomde wat anders (ben vergeten wat), maar toen ik wakker werd bleef de herinnering aan mijn mooie droom met sheikh Nazim en het daarbij gepaard gaande blije gevoel in mijn hart.
Ik neem me voor altijd vriendelijk te praten met alle mensen en mensenkinderen.
Wieder das Kopftuch
Wie had kunnen denken dat ik ooit in dit katholieke dorp, ver van mijn eigen multiculturele ‘ambiente’, zou worden aangesproken op het al dan niet dragen van een hoofddoek. Het gebeurde gisteren.
Nadat we eergisteren voor het eerst na lange tijd wat andere mensen hadden gesproken dan elkaar, leek het wel of het lot daardoor een zetje in een bepaalde richting had gekregen. We kwamen tijdens ons uitstapje naar de supermercado zomaar drie mensen tegen die ons aanspraken. Eerst een Fransman en zijn vrouw en kleinkinderen die de overdekte markt zochten. Die wezen we hen, al wandelend en keuvelend in het Spaans, een taal die zijn kleinkinderen beter beheersten dan hij.
Daarna kwamen we iemand van de yoga tegen (waar wij nog niet mee zijn begonnen…..in april hopen we weer te gaan…..) en tenslotte een oorspronkelijk uit Algerije afkomstige jonge vrouw. Ahmad kent haar van een groepje actieve moeders dat een tijd terug hier een moskee wilde vestigen in het dorp. Of in ieder geval een ruimte waar de moslimgemeenschap hier kan samenkomen en de kinderen eventueel Koranles kunnen krijgen. Dat hele plan is na een enthousiaste start weer de mist in gegaan.
De vrouw begroet Ahmad enthousiast met de vredesgroet en roept uit dat ik nog mooier ben dan op de foto. Welke foto? De foto die Ahmad als avatar heeft op zijn whatsapp. Ze blijft maar uitroepen dat ik zo mooi ben. Ik denk: ‘overdrijf je niet een beetje. We hebben het hier over een vrouw van 65 jaar!’ Ahmad staat erbij te glunderen. Dan begint ze over de hoofddoek, die zijzelf overigens ook niet draagt. ‘Wij vrouwen horen eigenlijk een hoofddoek te dragen’, zegt ze met een glimlach. ‘Het is een opdracht van Allah en het is niet bedoeld voor Hem, maar voor ons. Om ons te beschermen.’ Waartegen? Tegen de begerige blikken van mannen en de jaloerse blikken van andere vrouwen. Ze blijft nog even doorgaan met haar uitleg waarom deze doek zo belangrijk zou zijn en ik laat haar uitpraten. Het beloofde paradijs, waarin je schoonheid vergroot zal worden komt ter sprake, maar ook dat Allah je schoonheid zomaar kan wegnemen. In het vuur van haar betoog herken ik de noodzaak die zij ervaart om de sluier te gaan dragen. ‘Ik wil ook ooit een hoofddoek gaan dragen’, verzucht zij. ‘Maar als je zo overtuigd ben dan je er één behoort te dragen, waarom draag je er dan geen?’ vraag ik haar. ‘Omdat ik zwak ben’, bekent zij.
‘Ik draag er geen meer, omdat ik na veel studie er niet van overtuigd ben dat dit een essentieel onderdeel van de islam als geloof is en dat het daarom zou moeten’, zeg ik tenslotte.
Lopend naar huis besef ik dat ik de paar keren dat ik een hoofddoek ben gaan dragen, dit deed omdat ik hoorde van andere mensen dat het goed zou zijn om er één te dragen. Nooit omdat ik het ergens gelezen had in alle 30 jaar dat ik me verdiepte in de Koran, de hadith en andere boeken over islam. Ik heb in al die jaren nooit helemaal vertrouwd op mijn eigen rede en wat ik zelf ontdekt had. Nu kan ik dat wel. En ik merkte dat ik nu naar deze vrouw kon luisteren zonder te gaan twijfelen aan mijn eigen mening, waarvoor ik ook zelf de verantwoording draag.
Wat wel een verschil is tussen mij en haar is het volgende: als ik er zo van overtuigd was als zij dat het Allah’s wil zou zijn dat ik een hoofddoek ging dragen, dan zou ik me geen minuut bedenken en er direct één over mijn hoofd draperen. Dat heb ik in het verleden ook een paar keer gedaan.
Maar ik heb die overtuiging niet.
Geloof en religie
Hebben jullie even? 😉
Gisteren keek ik een tv-programma terug van de evangelische omroep, dat heet ‘adieu God’. In dit programma worden mensen geïnterviewd die zijn opgegroeid met een religie en in de loop van hun leven het geloof hebben afgezworen. Gisteren kwam er een voor mij interessante gast aan het woord, Arthur Japin.
Hij maakte een onderscheid tussen geloof en religie. God in de betekenis zoals de religies die eraan geven heeft hij afgezworen, maar hij gelooft wel in liefde en vergeving en proberen in al je gedrag een ander niet te beschadigen. Dit heeft hij volgehouden vanaf zijn jeugd en ondanks dat hij geen prettige jeugd had (zijn ouders hadden een gewelddadige relatie en op school werd hij gepest), heeft hij op zijn 18e jaar een voor hem belangrijk besluit genomen, dat zijn verder leven bepaald heeft. Hij besefte dat hij hij boos kon zijn en rancuneus om wat hem was overkomen, maar daarnaast zag hij een andere mogelijkheid. Hij kon zich ook verplaatsen in de mensen die elkaar en hem dingen aandeden en ervoor kiezen ze te willen begrijpen. Dat deze mensen hadden gehandeld op een manier zoals zij alleen maar konden, gezien hun verleden of omstandigheden. Hij besloot mensen te vergeven.
Maar hij moet niets hebben van religie, zodra het een stelsel van regels wordt aangaande wat wel en niet mag en wat moet. Dan wordt het dwangmatig en liefdeloos en daar heeft hij niets mee. Ook het oordelen over anderen ziet hij als iets menselijks en kleinzieligs. Hij kan zich er niet in vinden dat God zo naar mensen zou kijken.
Ik herkende veel in Arthur Japin en vond ook zijn gezicht buitengewoon sympathiek en ontspannen. Ik heb wat van hem geleerd. Wat hij zei heeft me aangezet tot nadenken over mijn eigen positie in deze discussie omtrent geloof en religie.
Als kind besefte ik al heel vroeg dat er een hogere macht bestond, iets dat ik niet kon definiëren, maar wat ik wel voelde in alles wat ik zag en meemaakte om mij heen. Ook al ontkenden mijn ouders glashard het bestaan van een god, ik werd daardoor niet van mijn overtuiging afgebracht.
Vervolgens kreeg ik de behoefte om mijn godsbesef te plaatsen in één van de bestaande religies. Ik ging met een vriendinnetje naar de katholieke kerk, maar begreep niets van de rituelen. Deze riepen bij mij eerder weerzin dan herkenning op. Ik ging als student naar de domkerk en liet me overspoelen met donderpreken, waarna ik mistroostig weer het zonlicht in stapte. Ook de gedachte dat wij in principe zondig zijn en verdoemd riep bij mij totaal geen herkenning op. Waar was de liefde en het erbarmen? Konden mensen werkelijk geloven dat er een bijzonder vredelievend en tolerant persoon aan het kruis genageld moest worden om op te draaien voor de zonden van de gehele mensheid? Heel naïef kwam die gedachte op mij over. Nee, ik was ervan overtuigd dat wij wel degelijk verantwoordelijk zijn voor onze intenties en daden.
Ik zocht naar overeenkomsten tussen de diverse geloven en meende dat die dan misschien een kern van waarheid konden bevatten, maar nergens voelde ik me zo thuis dat ik me ‘er in wilde storten’.
Tot ik in aanraking kwam met de islam. De eerste keer was dat via een programma op de VPRO. Ik hoorde het azan (oproep tot het gebed) en zag mensen bidden naar één punt. Het ontroerde me mateloos, zonder dat ik begreep waarom. Het was zomer en ramadan en aan de overkant van het kraakpand waarin ik toen woonde bevond zich een groep ‘gastarbeiders’ (zoals die toen nog genoemd werden). Als het donker werd dacht ik aan hen: ‘O, nu gaan ze pas eten. Wat hebben deze mensen veel over voor hun Schepper. Wat een liefde moet je bezitten om dit een maand vol te houden.’
Ik besefte toen nog niet dat de islam een stelsel van regels is dat kinderen in islamitische landen met de paplepel wordt ingegoten. Mensen vasten veelal niet uit liefde maar uit angst. Angst voor Allah en de hel en angst voor de buren, die nauwlettend in de gaten houden of je inderdaad niets eet gedurende de dag. Dat zag ik toen nog niet.
Ik kwam weinig in contact met moslims en hoe ze dachten en leefden, maar las wel de Qur’an. Ondanks de passages die ronduit vrouwonvriendelijk zijn en de passages over geweld en oorlog en hellevuur en hemel (waarvan dan een beeld wordt geschetst dat vooral voor mannen aantrekkelijk is) werd ik toch bekoord door dit boek dat door moslims als heilig wordt gezien. Ik zag alleen het mooie in dit boek (dat er zeker ook in zit!) en voor de wat wredere en vrouwonvriendelijke passages kneep ik een oogje dicht. Zo primitief kon Allah in mijn ogen toch niet werkelijk denken. Dit moest vast geplaatst worden in de tijd waarin het boek ontstaan is.
Ik was ervan overtuigd dat ik moslim wilde worden. Dit was het geloof waarin ik mezelf herkende. En ik wilde het zo goed gaan doen als ik kon.
Ik had de pech dat ik vervolgens terecht kwam in een milieu waarin men de meest achterlijke interpretatie van islam hanteert, de wereld van de Pashtun, het grensgebied tussen Pakistan en Afghanistan. Ik trouwde met een ongeletterde Pathan en meende dat dit niet uitmaakte, ook al had ik zelf net mijn studie psychologie afgerond. Immers de profeet was ook ongeletterd.
Jaren gingen voorbij waarin ik mijn geloof zo goed als ik kon beleed. Intussen had ik een echtgenoot die niet vastte niet bad, maar mij wel confronteerde met de misogyne opvattingen uit zijn achterlijke thuisland. Ik durfde lange tijd niet te scheiden, omdat er immers in de Qur’an stond dat Allah niet hield van scheiding. Ik zat gevangen in een keurslijf van regels waar ik geen voeling mee had. Maar ik vond gek genoeg wel troost bij de gedachte aan de genade en liefde van Allah. Dat sleepte me door 16 jaar ellende heen met een schizofrene man wiens waanbeelden steeds absurder werden. Tot ik uiteindelijk besloot definitief te vertrekken.
Ik bleef moslim, ook toen ik gescheiden was, maar voelde me totaal niet verbonden met andere moslims. Ik kreeg steeds meer moeite met de intolerante uitstraling van de islam als religie. Bijna wilde ik van mijn geloof vallen, tot ik in aanraking kwam met het soefisme binnen de islam. Daar vond ik veel terug van de reden waarom ik me lang geleden had bekeerd tot de islam. De liefde, het zoeken naar de fout in jezelf in plaats van in de ander, het niet oordelen. Het je willen overgeven aan de wil van Allah, die voor mij Liefde en Vergeving symboliseerde.
En nu…..ben ik opnieuw teleurgesteld, want ook bij de soefies zie ik die starheid en het alleen maar zoeken naar ‘soortgenoten’. De zelfgenoegzaamheid dat zij het ‘bij het rechte eind hebben’. De machtspelletjes van mannetjes die allemaal voor een soort sheikh willen spelen. Het verheerlijken van ‘de sheikh’ als een soort sinterklaas die al je problemen voor je zal wegnemen.
Ik kan er niet in meegaan en voel me er niet meer thuis, evenmin als bij de ‘gewone’ moslimgemeenschap die steeds meer salafistische trekken begint te vertonen. Saoedi Arabië heeft al veel geld besteed aan het bestoken met salafistische propaganda van een groot deel van de moslimgemeenschap over de hele wereld. Rigiditeit, starre regels en een totaal verdwijnen van liefde. Een godsdienst gebaseerd op angst.
Ik ben teleurgesteld.
Ik heb in 1978 mijn godsbeleving geplaatst in een kader, de islam. ‘Was het nodig?’, vraag ik me nu af. Kennelijk wel, want anders had ik het toen niet gedaan. Ik kan niet weten hoe mijn leven was gelopen als ik mezelf niet op jonge leeftijd had onderworpen aan een stelsel van regels waarmee ik niet was opgegroeid. De liefde en het godsbesef had ik al en dat zou ook zeker wel zo gebleven zijn.
En waar sta ik nu? Ik bemerk bij mezelf al geruime tijd een frustratie. Kon die lange tijd niet plaatsen, want ik ben van nature een zonnig mens. Ik meende het te moeten gooien op mijn kwalen en pijnen van de laatste tijd. Maar dat kan ik niet staande houden. Ik heb in het verleden ook daarvan mijn deel gehad en het ontmoedigde me nooit en benam mij niet de veerkracht en het vertrouwen. Ongevraagd krijg ik de laatste tijd vaak flashbacks (herinneringen uit mijn verleden die zich dan helder als glas voor mijn ogen afspelen), meestal van minder prettige aard. Ben ik dan boos op de mensen die mij dingen hebben aangedaan?
En nu kom ik weer bij wat ik van Arthus Japin gisteren heb horen zeggen. Hij heeft (zij het gedurende kortere tijd dan ik) ook een aantal nare ervaringen met mensen opgedaan. Hij wist dat hij daarover boos kon zijn, maar dat hij dat dan zijn leven lang niet meer zou kunnen afleggen. Hij besloot te vergeven en zich te verplaatsen in de daders. Datzelfde heb ik ook lange tijd gedaan (wat betreft mijn ouders en mijn ex). Waarom zou ik dat nu ineens niet meer kunnen?
Er zit mij iets anders dwars, dat veel dieper gaat. Ik heb me bekeerd tot de islam en kwam daarbij in aanraking met een stelsel van strenge regels. Ik heb me eraan gehouden en daarvan heb ik geen spijt. Maar voor mij is het volgende een desillusie: Te lang heb ik de interpretaties van de Qur’an van medemoslims (soefies en niet-soefie) voor zoete koek aangenomen. Ik durfde bepaalde dingen niet ter discussie te stellen, niet in mezelf en niet tegenover anderen. Er rust namelijk een enorm taboe op. Daar heb ik spijt van. Ik voel me wat dat betreft als het ware ‘in de mailing genomen’, maar moet daarvoor ook de verantwoording dragen.
Nu heb ik een groep gevonden op facebook, waarin moslims en ex-moslims openlijk uitkomen voor hun twijfels aangaande de Qur’an en vooral de hadith. Sommigen hebben hierdoor hun hele geloof aan de kant gezet en noemen zich nu atheïsten. Ik kan me dat voorstellen, omdat deze mensen dikwijls opgegroeid zijn in een land waarin men zegt dat als je twijfelt aan ook maar één zinnetje in de Qur’an, dat je dan geen moslim meer bent. Dat idee nemen zij dan weer wel klakkeloos over (!). Het is net als met christenen die niets meer willen weten van de strakke dogma’s van de kerk. Zodra ze daarvoor uitkomen worden ze door christenen gezien als afvalligen en gaan ze zelf ook geloven dat ze ‘ongelovigen’ zijn. Ze gooien dan als het ware ‘het kindje met het badwater weg’. Het hele geloof gaat overboord.
Ik vind dat jammer voor die mensen, want het kan best zijn dat zij eigenlijk diep gelovig zijn, misschien wel geloviger dan de mensen die in naam een religie (wat deze ook moge zijn) aanhangen.
Daarom voel ik voor de tweedeling geloof en religie. Je kan gelovig zijn zonder een religie aan te hangen. Maar je kan ook een religie aanhangen zonder gelovig te zijn (uit angst) en je kan een religie aanhangen en gelovig zijn. Dat laatste heb ik de afgelopen bijna 40 jaar gedaan.
En nu?
Ik ben nog steeds gelovig en noem mezelf dus moslim. Ik wil me overgeven aan de wil van Allah (God). En Allah symboliseert voor mij Liefde, Genade en Verdraagzaamheid. Ik blijf bij wat mijn moeder vroeger al zei, als ik discussieerde met mijn stiefvader over het al dan niet bestaan van een god. ‘Het gaat er alleen maar om dat je een ander niet aandoet wat je ook niet zou willen dat een ander jou aandoet.’ Dat zegt Arthur Japin ook. Hij wil een ander niet beschadigen en denkt daarom na voor hij iets zegt of doet.
Ik voel me niet langer verbonden met medemensen die zichzelf moslim noemen, omdat er grote verschillen zijn in hoe ik nu denk en hoe de meeste van hen denken. Ik blijf wel bidden en vasten in de ramadan. Omdat ik weet dat dit mij goed doet en uit trouw aan een belofte die ik ooit deed. Het laatste oordeel is aan Allah.
Agnostic Muslim
Ik ben een geboren dromer en de emprirische wetenschap zie ik als een denk- en doemethode met beperkingen. In ieder geval in het vak dat ik bestudeerd heb (psychologie) en dat me nog steeds mateloos interesseert. Psychologie raakt aan sociologie, filosofie en theologie, vakken die eveneens minder ‘grijpbaar’ zijn dan bijvoorbeeld de mathematische en natuurwetenschappen. Toch zijn er mensen in ‘mijn’ vak, die zweren bij deze empirische benadering om erachter te komen hoe de menselijke geest werkt. En waarachtig, de empirische methode heeft zijn verdiensten. Door experimenten is heel wat ontdekt. Maar deze methode heeft daarnaast zijn beperkingen. Niemand kan zeggen wat een geweten is of een ziel of wat mensen motiveert, behalve fysiologische processen en omgevingsfactoren en erfelijke aanleg. Tot op heden tasten de psychologische wetenschappers in het duister wat betreft de werking van de menselijke geest.
Maar dankzij een andere tak van wetenschap, de ICT, zijn we nu zover dat we internet hebben en dat we kunnen discussiëren en chatten met meerdere mensen tegelijk, verspreid over de gehele aardbol. Je hoeft je huis niet uit om een pittig gesprek te kunnen voeren over bijvoorbeeld je geloof.
Dat laatste doe ik met veel plezier de afgelopen dagen in een groep waarvan ik lid ben gemaakt, agnostic muslims. Het is een ‘gewaagde’ groep. Immers religies bestaan uit een samenstel van aannames en de islam baseert zich daarbij op een boek, de Qur’an, dat wordt gezien als een samenstel van woorden die direct van onze Schepper afkomstig zijn. Het wordt door het merendeel van de moslims gezien als blasfemie als je deze woorden ter discussie durft te stellen. In de groep agnostic moslims komen mensen er rond voor uit dat ze twijfelen aan bepaalde passages in de Qur’an of er moeite mee hebben om ze te zien als rechtvaardig. Sommigen hebben daarom hun geloof geheel de rug toegekeerd en anderen ervaren zichzelf nog wel als gelovig, maar als gelovige met twijfels. Er worden diverse onderwerpen aangeroerd op een heel open wijze.
Zo heeft een groepslid het probleem in de groep gegooid van zijn huwelijk, Hij is getrouwd, heeft al een kind en een tweede in aantocht en nu heeft zijn vrouw zich bekeerd tot de islam en weigert met hem verder te gaan als hij zich niet ook bekeert, iets wat hij niet kan, omdat dit niet strookt met zijn levensovertuiging. Hij wil ook zijn kinderen niet in de steek laten. Hierop wordt dan met sympathie en verder gaande vragen gereageerd door anderen en zo ontstaat een boeiend gesprek.
Naar aanleiding van dit onderwerp kwam men dan weer op een nieuw onderwerp en een andere discussie, de positie van de vrouw in de islam en wat de Qur’an hierover zegt.
Ik heb me vanaf eergisteren vol geworpen in deze gesprekken. Het geeft me een goed gevoel te praten met andere moslims, niet moslims en ex-moslims over zaken waarover ik ook mijn twijfels heb.
Verschil tussen sommigen van hen en mijzelf is (merk ik) dat ik ondanks de frasen in de Qur’an en hadith die me tegen de borst stuiten en die een aanslag lijken op mijn rechtvaardigheidsgevoel toch vasthoud aan mijn geloof.
Ik rechtvaardig dat voor mijzelf als volgt:
Ik geloof dat profeten van alle tijden zijn gekomen met een zuivere boodschap. Mensen te herinneren aan hun Schepper en dat er universele waarden wat betreft goede intenties en goed gedrag (datgene waar het in wezen om gaat). In sommige gevallen werd deze boodschap opgetekend en in andere alleen van mond op mond doorgegeven.
En bij dat laatste krijg je dan, denk ik, de vertekening. Mensen geven dingen door en schrijven dingen op met hun eigen vooroordelen als extra bagage.
Ook de Qur án, waarvan men zegt dat deze het woord is dat direct komt van Allah, is niet direct opgeschreven, maar jaren later. De feilbaarheid van ons mensen in acht nemend, constateer ik dan dat er dingen in kunnen staan die kunnen zijn aangedikt, afgezwakt of vertekend naar de tijdsgeest van toen. Daarom waarschuwt Allah ook in de Qurán zelf dat sommige dingen letterlijk genomen moeten worden en anderen overdrachtelijk en dat mensen tweedracht zullen gaan zaaien door met elkaar discussies aan te gaan over dingen die zij als letterlijk zien, maar die als overdrachtelijk waren bedoeld.
Ik denk dus dat veel van de verwarring bij mij en bij anderen, gelovig of niet gelovig, hierdoor ontstaat.
En dan houd ik vast aan het idee dat bij mij al ontstond toen ik een kleuter was. Dat er een God bestaat en dat deze alle verbeelding te boven gaat, maar dat deze zich kenbaar maakt door veel onverklaarbare gebeurtenissen, zoals het wisselen van dag en nacht, de perfecte harmonie van de natuur en de samenhang tussen gebeurtenissen, die ik niet kan verklaren via een causaal verband.
Ik houd het er maar op dat mijn hart meer kan bevatten dan mijn verstand en daarom vind ik de term agnostic muslim (onwetende moslim) wel van toepassing op mijzelf. Ik geef mij over aan een Schepper die ik nooit gezien heb en van Wie ik het bestaan niet kan bewijzen, omdat mijn verstand daartoe niet toereikend is.
Soefisme als remedie tegen salafisme
Mijn internetmaatje Jeanne stuurde me vandaag een artikel uit de Volkskrant met de titel ‘zit het beste tegengif in de islam zelf?’
Ik heb het met belangstelling en veel herkenning gelezen en het komt bij mij op een gepast moment. Want juist in deze dagen besef ik weer zo goed wat islam voor mij betekent en hoe ik moslim ben geworden. Ik heb de Qur’an gelezen in 1977 in de vertaling van Marmaduke Pickthall. De woorden raakten me toen direct in het hart. Hoewel ik toen al passages tegenkwam die voor mij moeilijk te begrijpen en te verteren waren, zag ik het Boek als een geheel en….zoals in het artikel in de Volkskrant staat: ‘Voor de soefi is de Koran een mystiek boek. Dat is de tegenovergestelde benadering van de salafist, die alles letterlijk neemt’.
Ik heb destijds in mijn jonge jaren, toen ik hunkerde naar een antwoord op mijn vragen over de zin van het leven kennelijk in dit Boek het antwoord gevonden. Er was voor mij geen twijfel dat ik me direct wilde bekeren tot de islam. Ik was vervuld van liefde en blijdschap vanwege mijn nieuwe ontdekking (in die tijd behoorlijk ‘uit de pas’ voor een Nederlander). Wilde mijn blijdschap delen met mijn omgeving maar stuitte alleen maar op onbegrip. Dit ontnam mij de moed niet. Ik werd en bleef moslim.
De afgelopen dagen heb ik last gehad van zogeheten ‘flashbacks’. Episodes uit mijn niet zo rooskleurig verleden kwamen ongevraagd in mijn gedachten en gaven me een heel triest gevoel. En vannacht besefte ik plotseling hoe ik in al die jaren letterlijk door dit alles heen ben geloodst door een onzichtbare Hand. Ik kreeg kracht om alles te doorstaan uit een voor mij onzichtbare en wonderlijke, maar o zo voelbare Bron.
En toen ik eind 1995 ging twijfelen aan mijn geloof, omdat ik hetzelfde om me heen zag als nu bij mede-moslims, te weten hardheid en onverbiddelijkheid, toen kwam ik in aanraking met de soefiweg van de Naqhsbandi Tariqat. In de woorden van sheikh Nazim en zijn beleving van de islam vond ik mijn thuis. Eindelijk herkende ik in een ander mens volledig de islam zoals ik die van het begin af had ervaren. Het heeft me tot tranen geroerd.
Weer later zag ik dat niet alle mede-murids (medeleerlingen) van sheikh Nazim mijn beleving deelden en dat het idee dat ik nu eindelijk een familie gevonden had een illusie was.
De afgelopen tijd heb ik weer getwijfeld. Is het dan allemaal toch onzin en verbeelding van mij geweest? Is het idee van een god of hogere macht dan een zoethoudertje om mensen in het gareel en tevreden te houden? Ben ik daar dan ingetuind, omdat ik me van kinds af aan zo weerloos en onbeschermd heb gevoeld?
Het kan wel wezen, maar Allah of God was er voor mij vanaf dat ik een kleuter was. Ik kan me alle momenten voor de geest halen dat ik Zijn mysterieuze Aanwezigheid en Zijn helpende Hand heb gevoeld. Uit hoeveel benauwde en levensgevaarlijke situaties ben ik niet door Hem gered en hoe vaak heb ik niet troost gevonden bij Allah als er niemand anders was.
Ik kan dat niet vergeten en ik kan alleen maar dankbaar zijn dat ik bij alles wat ik moest meemaken steun heb gehad en rust heb gevonden bij Allah. Hoe kan ik Hem dan niet dankbaar zijn en erkennen dat Hij er altijd voor me geweest is.
Er is geen bewijs, er is geen argument. Maar ik weet wel: zonder Allah had ik het niet gered en zal ik het niet redden.
Ik heb nu te veel slaapkamers in huis. Van één daarvan gaan Ahmad en ik een meditatieruimte maken. Met kussens op de grond en een kast vol met mijn lievelingsboeken, onze Qur’ans, mijn soefibibliotheek, steun en toeverlaat in benauwde dagen. Islam en soefisme geven rust en ruimte in mijn hart.
Allah ik ben U zo dankbaar dat ik mag terugkeren.
Geloof
Sorry, jongens, ik ga er nog even op door. Voor sommigen zal het een uitermate saai en vervelend onderwerp zijn. Naast Theo Drieling is er nog iemand die gereageerd heeft op mijn gezeur over geloof en religie. Hij deed dat via de mail. Ik hoop dat hij niet boos wordt dat ik hem hier citeer: