Nogmaals hoofddoek

http://religie.blog.nl/columns/2007/07/23/mohammed-geeft-uitleg-over-islamitische-kleding-column
Ik vind dat hier goed uitleg wordt gegeven van wat nu werkelijk islamitsche kleding is en wat niet. De oplettende lezer zal hierin ook lezen dat de burka dus niet behoort tot de islamitische voorschriften. Immers de vrouw mag haar gezicht en handen wel laten zien. Een mooi voorbeeld om precies te weten hoe de moslim en moslima gekleed horen te gaan kun je vinden als je kijkt naar wat in de islam is voorgeschreven als lijkgewaad. Man en vrouw worden na de dood met volgens voorschriften geknipte witte katoen precies gekleed zoals het hoort. Om zo voor Allah te verschijnen bij de dag der opstanding.
Vaak wordt beweerd dat vrouwen een hoofddoek dragen omdat zij dat zouden moeten van hun vader, broer of echtgenoot. Ze zouden onder druk worden gezet om de hoofddoek te dragen. Natuurlijk is dit waar in veel gevallen, maar het is lang niet altijd het geval.
Weinig mensen realiseren zich of  praten erover dat de druk “van de andere kant”, de druk dus om de hoofddoek níet te dragen, in onze westerse maatschappij veel groter is. Ik heb dat zelf ervaren en ik hoor het ook van anderen. Ik merk wel dat andere vrouwen hierin vaak dapperder zijn en zeggen: “Je moet je van de mensen niets aantrekken. Alleen denken aan wat Allah wil.”
Ik ken veel voorbeelden van vrouwen en meisjes die komen uit een gezin waarin niemand een hoofddoek draagt, die er vervolgens dan zelf voor kiezen om de hoofddoek wel te gaan dragen. Komen zij uit een islamitische familie en cultuur, dan hebben zij nog het voordeel dat zij wellicht steun krijgen uit andere takken van hun familie of hun culturele omgeving. Voor meisjes en vrouwen die komen uit een niet-islamitsche familie is het nog moeilijker.
Het al dan niet dragen van de hoofddoek is in veel gevallen een beslissing die genomen wordt door de vrouw of het meisje zelf. Ikzelf ben daar een voorbeeld van. De momenten dat ik besloot een hoofddoek te gaan dragen had ik helemaal geen man. Het was op een moment dat ik juist alleen leefde met mijn kinderen. Het heeft bij mij nooit te maken gehad met wat een man wilde of wat mijn familie me voorschreef. Integendeel, mijn ouders haatten alles wat met islam te maken had en met name de hoofddoek.

Ook nu weer voel ik in mijn hart een diep verlangen om me te gaan kleden zoals het hoort in de islam en daarbij gewoon weer de hoofddoek te dragen. En wat houdt mij tegen? De druk van mijn omgeving. De blikken en opinies van de mensen om mij heen, die ik ook “te vriend wil houden en niet wil afschrikken”. Enerzijds wil ik mij kleden zoals mijn hart mij zegt, maar anderzijds wil ik geen afstand scheppen tussen mij en mijn medemensen. Ik heb geen familie van moslims, die mij steunen en die zich ook als moslima kleden. Ik heb niemand dan mijn man en kinderen en zijn familie is katholiek. Ik denk me in dat ik bijvoorbeeld weer eens zou moeten gaan naar een Andalusische bruiloft en dat ik dan in vol ornaat zou verschijnen met mijn hoofddoek en wijdvallende kleding tussen de drinkende en dansende neven en nichten in minirok. Ik wil niemand shockeren met mijn uiterlijk en zou dat wel doen met deze kleding.
Dit soort argumenten en het idee dat ik niet te zeer wil opvallen in mijn omgeving en me zeker niet wil voorstaan op mijn geloof houden mij tegen om te gaan zijn wie ik eigenlijk wil zijn en me te kleden zoals ik me zou willen kleden.
Moge Allah me vergeven en me oordelen naar mijn daden en niet naar mijn momenteel niet-islamitsche uiterlijk. Mijn hart huilt een beetje en ik voel me een beetje laf. Wanneer kom ik hier uit.

Mijn relatie met de hoofddoek

Die is er één geweest van niet dragen, dragen, niet dragen, dragen en weer niet dragen. In 1996 kwam ik in aanraking met de naqhsbandi sufiweg. Ik kreeg toen enkele dromen, die heel veel met me hebben gedaan. Ineens kreeg ik een heel sterk verlangen om mijn hoofd en nek te bedekken met een hoofddoek, ook als ik me te slapen legde. Eigenlijk wilde ik gewoon voortaan altijd een hoofddoek gaan dragen, binnen- en buitenshuis. Maar schaamte voor mijn kinderen hield me tegen. Wat zouden mijn kinderen ervan vinden als hun “moderne en hippe” moeder ineens een hoofdoek ging dragen? Stiekem droeg ik de doek, als zij naar school waren. Ik werkte toen nog niet.
Op een gegeven moment kon het me niet meer schelen wat wie dan ook ervan zou vinden en ik droeg de doek gewoon de hele dag. De doek gaf mij een heel geborgen en beschermd gevoel, speciaal in mijn nek en oren. Het was alsof ik met de doek minder ontvankelijk was voor “gefluister en gepraat om me heen” dat niet voor mijn oren bestemd was. Ook leek het alsof ik minder de behoefte had om mijn hoofd links en rechts te draaien om niets te missen van wat er om heen gebeurde. Het gaf me een soort rust. Dit had voor mij allemaal niets te maken met het al dan niet laten zien van mijn haar aan de mensen. Ik voelde me wel “gekleder”, minder naakt, minder weerloos. Na enkele schampere opmerkingen van mijn oudste dochter gingen al mijn kinderen mij accepteren met de doek. Ik probeerde het er ook attractief te laten uitzien door steeds doeken te kiezen in kleuren die pasten bij mijn kleding.
Ik heb de hoofddoek gedragen tot  september 1999. In dat jaar ging ik ook naar Mecca voor de hadj (bedevaart). Terwijl andere moslima’s meestal na de bedevaart een hoofddoek gaan dragen en deze vervolgens nooit meer afdoen, legde ik juist de hoofddoek af na mijn bedevaart. Ik had betaald werk gevonden en in het werk dat ik kreeg werd de voorwaarde gesteld dat ik buiten de hoofddoek kon blijven dragen, maar dat ik hem binnen zou moeten afdoen. Dat vond ik op een gegeven moment zo onlogisch en raar, dat ik besloot de hoofddoek maar even helemaal te vergeten. Einde hoofddoek.
In 2008 bekroop me weer sterk het gevoel dat ik een hoofddoek wilde dragen. Ik had toen ander werk en begeleidde mensen met uiteenlopende problematiek. Er zaten exgedetineerden en prostituees bij. Ik wilde voor iedereen toegankelijk zijn en niet al te vroom overkomen, dus besloot ik een doekje te gaan dragen dat wel mijn haar bedekte, maar niet mijn nek en schouders. Als een soort bandana. Mooi compromis, dacht ik. En dat was het ook, een compromis. Want de bandana gaf mij niet hetzelfde gevoel als de doek die mijn schouders, oren en nek bedekte, dat veilige, geborgen gevoel. Helemaal niet. Bovendien bleef ik er toch mee spelen door er iets modieus van te maken. Ik stak er bloemen in om het eikelkoppie wat op te fleuren. Ook droeg ik kleding erbij die weliswaar alles bedekte, maar toch ook niet echt islamitsch genoemd kon worden. Het was “vlees nog vis”. Na drie jaar zo gelopen te hebben zag ik het zinloze ervan in en wist ik dat ik moest kiezen. Of helemaal als moslima of gewoon modern als ieder ander in het straatbeeld. Ik koos voor het laatste, omdat ik toen nog steeds werkte en helemaal niet wilde opvallen en ook zeker niet vromer dan vroom wilde overkomen. Mijn collega’s toonden zich opgelucht, toen ze me weer zagen verschijnen met mijn haar gewoon om mij heen wapperend. Dat was toevallig net voor de ramadan van 2011. Sommigen dachten dat ik daarmee het vasten ook wilde ontlopen, maar dat was niet zo.
Mijn gebeden en vasten zijn nooit positief of negatief beïnvloed door het al dan niet dragen van een hoofddoek. Dat is altijd gewoon doorgegaan.
En nu…..we zitten in de laatste 10 dagen van de ramadan, de meest gezegende dagen. In deze dagen wordt de moslim aangeraden zijn aanbidding voo Allah zo mogelijk nog meer te versterken. Sommigen zonderen zich af door 10 dagen en nachten te verblijven in de moskee, waar men dan alleen uitkomt om te eten, zich te ontlasten en ritueel te reinigen. De rest van de tijd is men alleen bezig met bidden en Allah gedenken, koran lezen, meditatie, kortom aanbidding naar keuze. Dat heet itikaf. Ik de laatste 10 dagen is ook de heilige nacht verborgen, lailat ul qadr. Niemand weet welke nacht dat is, maar hij zou verborgen zijn in de oneven nachten van de laatste tien dagen van de ramadan.
Ik doe geen itikaf, ik ben gewoon thuis, maar ik voel wel de zegening van dit laatste derde deel van de maand ramadan. Is het daarom dat ik ineens weer het verlangen voel naar het dragen van de hoofddoek? Ahmads zegen heb ik. Hij ziet me heel graag met mijn hoofddoek en noemt me dan zijn engel. Ik werk niet meer en ik hoef geen rekening te houden met collega’s en cliënten. Mijn zoons vinden het ok met doek of zonder doek, weet ik. Maar mijn dochters! Die willen er niets van weten.
Ik weet nog niet of ik het echt ga doen. Oefen alvast thuis en loop binnen lekker met mijn doek. En dat is niet omdat mijn haar niet goed zit……..

De schoonheid van islam

Hoe ik het ook probeer, ik kan niet uitleggen wat de islam doet met mijn hart. Waarom ik soms moet huilen als ik bid of koran lees. Het is een persoonlijk iets en toch wil ik het zo graag delen. Ik gun iedereen dit gevoel dat Allah nabij is en verweven met alles wat in en om ons gebeurt. In ons lichaam, in onze verbondenheid met andere mensen en de wereld om ons heen. De natuur, de geluiden van de vogels en andere dieren, de wind, de zee. Alles in ons en om ons heen zingt Allah’s lof.
Mijn woorden schieten te kort en ik kan het ook niet tekenen of uiten met muziek. Ik kan alleen maar voelen en laten zien wat mij diep raakt.
Dat is bijvoorbeeld deze Iraanse film:
http://youtu.be/NbkERFQpUE0
Het is een prachtige fim. Deze film laat, vind ik, zien wat islam (overgave) is. En ook wat er gebeurt als je Allah’s wetten met voeten treedt, omdat je meer waarde hecht aan “wat mensen vinden”. Voor wie het geduld heeft en veel van de natuur houdt, bekijk de film. Als je onderaan op de rode toets met cc erop klikt kan je ondertiteling kiezen in een taal der keuze.
Iraanse films zijn vaak prachtig en dit vind ik een juweel.

Kappers

Ik heb me er nooit zo op mijn gemak gevoeld, bij de kapper. Al vanaf mijn jonge jaren. Je wordt gewikkeld in een soort cape, waar dan alleen je hoofd uit steekt en daar moet je dan een tijd naar zitten kijken. Dat vind ik al heel confronterend. En dan gaat er iemand aan mijn haar friemelen en knippen. Zoveel belangstelling, alleen voor mijn nietige hoofd, het maakte me altijd verlegen. Als men vroeg hoe ik het wilde hebben kon ik soms geen woord uitbrengen: eh, knip er maar een stukje af……of….even de puntjes bijpunten.
Ook het zoeken naar een geschikte kapper heb ik altijd moeilijk gevonden. Ik liet me dan vaak maar leiden door wat een ander adviseerde. Zo heb ik de laatste jaren een kapper gehad, die me was aangeraden door mijn oudste dochter. Een eenmansbedrijfje van één vrouw (laat ik haar Joke noemen), die je goedkoop knipte en in het geval van mijn dochters ook verfde.
Drie van mijn kinderen gingen op een gegeven moment naar haar en zij wist na verloop van tijd zo een beetje onze hele familiegeschiedenis. Mijn dochters wilden allebei highlights in hun nogal donkere manen. Dat deed Joke zo enthousiast, dat het op een gegeven moment geen highlights meer waren. Mijn dochters waren beiden gewoon langzaamaan blond aan het worden. Hun oorspronkelijke donkere haren waren spoorloos. Dat stemde ontevreden, dus zij kozen ervoor naar een andere, duurdere kapper te gaan. Ook mijn zoon haakte af. Hij had een andere, nog goedkopere kapper gevonden. Ik vond het zielig voor Joke, dus trouw als ik ben, bleef ik wel naar haar toegaan.
Knipte zijn aanvankelijk best goed, op een gegeven moment merkte ik dat het minder werd. Haar kapperszaakje begon ook wat te verslonzen, zag ik. Dode vliegen op de vensterbank en een stinkende hond, die me steeds kwam besnuffelen. Ik wilde daar graag overheen kijken. Maar de laatste keer had Joke mijn haar echt lelijk verknipt. Ik had dat niet direct door. Merkte wel dat het nooit meer wilde zitten. Ik heb daar toch enkele maanden mee rondgelopen. Loste het op met speldjes of een staart. Vorige week zag ik dat het inderdaad ook helemaal ongelijk was. Rare pieken vielen over mijn gezicht, die ik zelf besloot bij te knippen. Dat soort dingen komt meestal spontaan in  mij op en dan doe ik het ook onmiddellijk. Het hielp wel enigszins, maar het bleef zo dat mijn haar er verder triest bij hing.
Vandaag besloot ik het roer om te gooien. Mijn trouw aan een kapper is misplaatst, bedacht ik me. Ik heb het recht om zelf een kapper uit te kiezen. Vanmorgen keek ik op internet en daar stond bovenaan de “kinky kapper”. Dat is in Den Haag nu helemaal de hit. Iedereen die ik vraag naar welke kapper ik moet gaan zegt dat dit de ultieme kapper is voor een gegarandeerd goed kapsel. Op internet was deze kapper ook irritant aanwezig. Mijn intuitie zei me: “Nee, dit is hem in ieder geval niet”
Verder ging ik even na wat er op internet wordt gezegd over knippen en snijden van haar. Ik begreep toen direct dat ik een typisch geval ben van haar dat gesneden moet worden. Vervolgens belde ik een kapper niet ver van mij vandaan en vroeg of zij ook haar sneden. Jawel.
Bingo! Ik heb hem gevonden, mijn eigen zelf gekozen kapper. Ik voelde het al bij binnenkomst. Een no-nonsense ruimte, goede muziek en heel aardige, relaxte mensen. Ik ben heel vakkundig geknipt. Ik voelde aan mijn hoofd dat het goed was. Ik voelde me voor het eerst van mijn leven niet verlegen. Kon me helemaal overgeven aan de vaardige handen van de kapster. Ik ben heel tevreden met het resultaat. Nog liever had ik een dikke bos met krullen, maar wonderen kunnen kappers helaas niet verrichten.

Thomas, een bijzondere kat.

Als kind wilde ik dolgraag een kat. Maar mijn ouders waren echte hondenmensen en altijd was er een hond in huis. Mijn stiefvader beweerde soms zelfs dat hij katten haatte. Ik keek graag naar katten en las de boeken van Paul Gallico, die twee romans over katten schreef, die ik mooi vond, Jenny en Thomasina. Vooral Thomasina vond ik prachtig, want daarin werd een kat met een rode vacht beschreven. Aanvankelijk noemden ze hem Thomas, maar toen bleek dat het een vrouwtje was werd het Thomasina. Het meisje van wie de kat was kon alles met het dier doen, zelfs kon ze hem als een bontje om haar nek leggen en dan bleef Thomasina rustig hangen.
Ik was acht jaar en woonde toen op een vliegbasis in Deelen, vlakbij Anhem, een bosrijke omgeving. Op een goed moment zag ik steeds een rode kat in de buurt van mijn huis. Andere kinderen zeiden dat je moest oppassen voor die kat omdat het een “wilde kat” zou zijn. Maar ik was meteen verliefd en pakte de kat op, die zich gewillig liet optillen door mij. Bracht hem naar mijn huis en vroeg of ik hem mocht houden. “Dan moet je eerst vragen of hij van niemand is”, zeiden mijn ouders terecht. In die tijd kon je nog niet snel digitale fotootjes verspreiden. Dus ik nam de kat weer op mijn arm en ging alle huizen langs. Hij was van niemand.
Toen mocht ik hem, tot mijn verbazing (want ik kreeg zelden mijn zin) houden. Het was hartje winter. “Maar je moet hem wel helemaal zelf verzorgen”, zei mijn stiefvader. Natuurlijk, dat zou ik doen. “Begin eerst maar eens zand te scheppen voor de kattebak.” (Kennelijk was kattegrit voor mijn stiefvader geen optie)
Dus ik scheppen, of liever schrapen in het bevroren zand, een flinke tijd tot ik een bak vol had en ermee naar huis kon. Het gaf niet, want ik was zo blij. Ik maakte een mand voor Thomas (zo noemde ik uiteraard mijn rode kat, die wel duidelijk een mannetje was) van een groot poppenbed. Maar die nacht sliep hij op mijn bed. Ik herinner me nog het geluid van zijn gespin naast mijn oor en zijn tevreden voetgetrappel. Wat was dat gezellig. Dat heeft enkele nachten geduurd en daarna mocht Thomas niet meer bij mij slapen van mijn ouders. Ze vonden dat vies.
Thomas werd een echte kameraad voor mij. Als ik hem riep, waar dan ook, kwam hij direct aanhollen. En net als in het boek van Thomasina kon ik alles met hem doen. Ik legde hem in de poppenwagen en ging met hem wandelen. Ik gaf hem de fles, met echte melk, die hij gulzig leegdronk. Ik trok hem zelfs weleens een groen vestje aan, dat hem heel goed stond. Hij vond het allemaal best. Ik kon hem ook als een bontje om mijn nek leggen. Hij heeft mij nooit in mijn leven gekrabt of gebeten.
’s Nachts was hij wel de held. Dan ging hij op avontuur. Hij mocht van mijn ouders via de keukendeur, die op een soort haak stond die van buiten niet te openenen was naar buiten. Dan ving hij muizen en vogels, die hij vaak ook weer gedeeltelijk uitkotste op de keukenvloer. Uiteraard moest ik het opruimen, want het was immers mijn kat. Ook werden er diverse nesten met roodharige poesjes geboren in de omgeving. In die tijd werden katers niet direct gecastreerd.
We hadden in die tijd een heel eigenwijs hondje, een teckel. We wisten natuurlijk niet of hij de kat zou accepteren. Gelukkig deed hij dat wel. En hoe. Hij likte de kat overvloedig als deze binnenkwam als welkom tot zijn vacht soms helemaal nat was en vaak sliepen ze samen in één mand.
Op een gegeven moment zou mijn stiefvader worden overgeplaatst naar Duitsland. We moesten dus verhuizen en het was niet mogelijk Thomas mee te nemen. Katten mocht je daar niet invoeren. Die moesten dan eerst in quarantaine. Voor de verhuizing gingen we eerst met vakantie en voor deze vakantie wilde mijn stiefvader Thomas al wegdoen. Hij had een goede plek voor hem gevonden bij een boer, 30 km verderop.
Dus voordat wij met vakantie gingen werd Thomas daarheen gebracht en ik had het nakijken. Ik was ontroostbaar. De hele vakantie dacht ik aan Thomas en hoe ik hem miste. Na een maand kwamen we terug. En wie zat daar voor de deur van ons huis? Thomas! Tegenover ons huis was de officiersmess (een soort kantine voor soldaten) en de kok vandaar zei dat Thomas de hele maand voor ons huis had rond gescharreld en dat ze hem te eten hadden gegeven. Wat was ik blij!
Toen we naar Duitsland verhuisden mocht Thomas mee in de auto, verstopt in een doos onder mijn bank toen we bij de douane kwamen. Hij gaf geen kik en we kwamen goed de grens over. In Duitsland en later in Eindhoven bleef Thomas mijn beste kameraad. In Duitsland liep hij zelfs met mij mee naar de school, die daar op loopafstand was. Als ik uit school kwam, zat hij ergens in de bosjes op me te wachten en liep hij weer met me terug.
Om mij te plagen zei mijn stiefvader vaak: “het is een bijzondere kat, en dat is het”. Eigenlijk is dat niet overdreven. Ik heb daarna nog een paar katten gehad in mijn leven, maar noooit had ik er meer één zoals Thomas.

Het leven is geen sprookje

Dat weet iedereen. Elke dag gebeuren er dingen die je minder leuk vind, naast de dingen die je wel leuk vind. Mijn sheikh noemt dat “unliked events”. Nu gaat het erom hoe je daarmee omgaat. Laat je direct je hoofd hangen en krijg je een zuur gezicht of probeer je gebeurtenissen te accepteren zoals ze komen of indien mogelijk ten goede te keren. Dat wil zeggen problemen het hoofd bieden en zo mogelijk oplossen en als je ze niet kan oplossen de situatie met geduld aanvaarden. Dat is niet altijd gemakkelijk, want de mens is, anders dan het dier, in staat tot reflectie, terugdenken en vooruitdenken. We zijn reuze plannenmakers en als onze plannen niet verwezenlijkt worden, dat wil zeggen als de dingen anders lopen dan wij gedacht of gehoopt hadden, is dat moeilijk te verteren.
Ik ben geen plannenmaker. Nooit geweest. Ik laat me nogal leiden door de loop der gebeurtenissen. Dat heeft zijn voor en zijn tegen. Ik ben niet gauw teleurgesteld als iets anders dan normaal verloopt en ik kan me gemakkelijk aan nieuwe en onverwachte situaties aanpassen. Nadeel is dat ik totaal niet strategisch denk en vrij impulsief dingen besluit. Dat pakt meestal goed uit, maar niet altijd. Het pakt niet goed uit als ik te snel ben in beslissingen of reacties.
Wat ik merk in de ramadan is dat het snel reageren en veel praten geremd wordt door het vasten. Als iemand iets tegen me zegt kan ik beter luisteren en beter overwegen wat ik terugzeg en wat niet, terwijl ik anders soms geneigd ben te praten voordat ik goed heb nagedacht.
Als ik een ergernis voel opkomen of een gevoel van onbehagen, kan ik daar rustig naar kijken en mezelf afvragen waar het vandaan komt. In plaats van vanuit het diffuse gevoel van onbehagen te reageren, zoals ik vaak genoeg wel doe als ik niet vast, blijf ik nu even stil. Ik onderzoek bij mezelf wat er aan de hand is en beredeneer dan of ik gelijk heb of niet met mijn negatieve gevoel. Meestal niet. Dan kan ik mezelf corrigeren en hoef ik geen onnodige brokken te maken.
Normaal gesproken eet een mens best veel, waardoor het tankje altijd goed gevuld is. Energie te over, die goed gebruikt kan worden, maar die ook vaak omslaat in iets negatiefs, als we te onbesuist reageren. Tijdens het vasten is mijn tankje naarmate de dag vordert steeds leger en ik word daardoor kwetsbaarder en gevoeliger. Als ik dat kan gebruiken voor een blik naar binnen, kan ik veel over mezelf leren.
Dat was even wat psychologisch geneuzel. Beroepsdeformatie die ik al had voordat ik ooit aan de psychologiestudie begon. Genetische afwijking…
Even wat leuke gebeurtenissen. Voor mijn huis is een leuke groene speelweide. Vanuit mijn keukenraampje heb ik daar een goed zicht op. Er staan ook wat speeltoestellen en vroeger werd er heel intensief gespeeld door de kinderen uit de buurt. Dat was leuk om naar te kijken. Tegenwoordig zijn er minder kinderen, die spelen voor mijn huis. Misschien omdat alle kinderen uit de omringende huizen nu groot zijn, mijn kinderen inkluis. Nu is het een weide die beheerst wordt door de kat van de buren die vrijwel dag en nacht buiten zit, wachtend op hapjes, die lieve oudjes uit de portiekwoningen vanaf hun balkons hem af en toe toewerpen. Vaak is de kat geflankeerd door een reiger, die regelmatig wordt getrakteerd op vis.
Gisteren zag ik tijdens het koken ineens een bruin wezentje over het gras schuifelen. Ik zag van verre niet direct wat het was, maar hij liep niet als een rat, maar meer als een soort mini bruine beer. Misschien een egel, dacht ik opgewonden. En ja, dat was zo. Het diertje bleef rustig even poseren voor de foto. Eén van de oudjes in de tegenover liggende portiekwoning maakt haar raam open.
“Die moet eigenlijk naar de egelopvang, hoor” liet ze me weten.
Naar de egelopvang? Ahmad en ik waren het daarmee niet eens. Misschien heeft het dier wel een nestje of jongen. Je haalt zo een diertje toch niet zonder reden uit zijn omgeving? Hij zag er helemaal niet ziek uit. Even later zag ik het diertje weer rustig terugsjokken naar een plekje aan de zijkant van het veld achter de bosjes. Het dier werd ook nagegluurd door de buurvrouw.
Hoop niet dat zij alarm gaat slaan bij de dierenambulance.