De boom die altijd groen blijft

Gisteren had ik het over de troost die je kan zoeken in je geloof. En dat ik weet dat niet iedereen gelooft in God, profeten, heilige boeken, engelen en een leven na de dood. Mijn opvoeders geloofden daarin ook niet en ik ben opgegroeid in een omgeving waarin het geloof wel af en toe ter sprake kwam, maar waarin dan direct gezegd werd dat geloven voor de dommen en zwakkeren onder ons is. Mijn broer en ik werden daarentegen wel op streng katholieke en protestante scholen geplaatst, waarschijnlijk door omstandigheden ingegeven. Maar dat was niet opdat we iets zouden opsteken van de deze gelovige invloeden. Er werden herhaaldelijk grappen gemaakt door mijn ouders, grappen en opmerkingen waarin zij de figuur van dominee, pater, priester of paus belachelijk maakten.

Ondanks dat sprak ik als kind al met God als ik alleen in mijn bed lag. Het gaf mij troost om mijn diepste gedachten, twijfels en verdriet geluidloos aan God te vertellen. Ik vond geen steun bij mijn beide ouders, was integendeel bang voor met name mijn stiefvader, tot wie ik nooit rechtstreeks het woord durfde te richten. De enige bij wie ik onvoorwaardelijke liefde voelde, die ik bij mijn ouders en het beetje familie dat we verder hadden nooit voelde, was mijn broer. Maar hoewel hij bijna twee jaar ouder was dan ik, voelde ik meer dat ik hem moest beschermen tegen narigheid van de buitenwereld dan ik me door hem beschermd voelde. Hij betekende alles voor me en ik deed alles wat hij van me vroeg.

Door vele verhuizingen moest ik op elke school opnieuw wennen en opnieuw vriendschappen sluiten. Op school en bij het buiten spelen voelde ik me altijd gewaardeerd en geliefd, op de enkele keren na dat ik in de steek werd gelaten of verraden. Dat zijn normale dingen die voorkomen in het leven van kinderen.

Maar zoals ik al zei, voor troost en een luisterend oor, als ik wilde vertellen over mijn diepste angsten, verdriet, woede en twijfels, moest ik bij God zijn, want er was voor mij geen ander luisterend oor. Ik voelde me onder mensen van kinds af aan onbegrepen en hield naar buiten de schijn op dat ik uit net zo een normaal gezin kwam als andere kinderen. Ik hemelde zelfs mijn ouders op als zeer moderne vrijgevochten mensen.

In mijn puberteit zocht ik naar geloven of levensfilosofieën waarin ik mijn geloof kon plaatsen maar ik herkende mezelf niet in de geloven en filosofieën die ik tegenkwam op mijn zoektocht. Tot ik op mijn 27e de Koran las in een mooie Engelse vertaling. Ik weet niet waarom ik ineens zeker was dat ik me moest bekeren tot de islam en wat me zo ontroerde in de Koran.

Zoals bekend is neemt een moslim aan dat de Koran direct is opgetekend uit de woorden van Allah, die sprak tot de heilige profeet Mohammed wanneer deze in trance ging. Daaraan wordt door anderen dan getwijfeld, omdat het moeilijk voor te stellen is dat er telkens schrijvers klaarstonden om de woorden die kwamen uit de mond van onze heilige profeet, die analfabeet was, op te tekenen. Hoe kan het zijn dat alle suras in dit heilige boek bewaard zijn in de oorspronkelijke woorden, zoals uitgesproken door de profeet over een periode van 23 jaar? Het is een mysterie, maar zeker is dat dit boek nooit veranderd is over de jaren maar dat de oorspronkelijke Arabische tekst onveranderlijk is gebleven en met zulke woorden geschreven en zo poëtisch dat deze gemakkelijk in heel zijn lengte gememoriseerd kan worden door talloze mensen op de wereld.

Wat mij ontroerde is dat Allah herhaaldelijk in de Koran letterlijk het woord richt tot de profeet en dat zijn in de regel woorden van troost voor de profeet Mohammed, die alleen maar het goede wilde voor de hele mensheid.

Ik maakte als volwassene domme keuzes, waarschijnlijk omdat ik dacht dat ik niet beter verdiende. Ik heb daarover al eerder verteld in dit weblog. Evenals trouwens wat ik hierboven beschrijf.

Een belangrijk moment in mijn leven was het moment dat ik in aanraking kwam met de Naghsbandi Sufi Tariqat (n.b. tariqat betekent ´weg´) tijdens de jaarwisseling 1995/1996. Door de lessen van Sheikh Nazim leerde ik meer dan ik geleerd had tijdens mijn hele studie psychologie. Alle opgedane ervaring in mijn leven kon ik ineens in een bepaald licht zien. Jarenlang profiteerde ik van elke gelegenheid om de lessen letterlijk uit de mond van sheikh Nazim te vernemen tijdens de heilige maanden ramadan, toen hij nog in staat was naar Engeland of Duitsland te reizen om deze maanden met zijn leerlingen door te brengen. Later ging ik herhaaldelijk naar zijn woonplaats Levke in Cyprus om daar van hem te leren. Ook las ik alles wat ik aan boeken kon vinden over zijn lessen, die weer teruggaan naar zijn leermeester Sheikh Abdullah ad Daghestani.

Er zijn een aantal dingen die ik daarvan altijd heb onthouden en die mij telkens wanneer ik gebeurtenissen moeilijk vind steun bieden.

In het verleden heb ik herhaaldelijk in penibele omstandigheden verkeerd. Ik was op een zeker moment wanhopig, omdat ik niet wist hoe me te bevrijden uit de situatie waarin ik terecht was gekomen met mijn vier kinderen. Ik zag geen uitweg. Ik dacht dat ik voor altijd ongelukkig en angstig zou verder leven. Toch kwam er een uitweg. Nu ben ik gelukkig en leef ik zonder angst. De enige zorg die ik heb is dat het goed zal blijven gaan met mijn kinderen, die ieder nu hun eigen leven leiden en die ik niet meer kan beschermen voor wat dan ook.

Ik weet dat alles verandert en niets hetzelfde blijft. Er zijn momenten van pijn en ongeluk en er zijn momenten van geluk en pijnloosheid in het leven. Ik weet dat er een einde komt aan beide. Ik weet dus ook dat het geluk dat ik nu beleef samen met Ahmad niet voor altijd zal duren. We gaan een keer dood en de dood komt niet altijd zonder lijdensweg. Niemand weet wat de toekomst brengt en dat is maar goed ook, want anders zouden we ons daar druk om maken.

Ik denk dan aan de woorden van grandsheikh Abdullah ad Daghestani. Hij zei (in mijn woorden naverteld): ´Wees als een boom die zomer en winter groen blijft, bij regen, zon, sneeuw, vorst en stormen. Blijf altijd dankbaar en zeg nooit ´waarom?´. Alles is zoals het moet zijn en wat je overkomt is voor jou bestemd. Zeg alleen: alhamdulillah.

Criticus2

Niet alleen was ik streng voor mezelf aangaande mijn geschreven stukjes en schilderijen. Maar ook werd ik langzaamaan onzeker over mijn kookkunst.

Vroeger kookte ik dagelijks voor mijn gezin en wat ik dan klaarmaakte was overwegend Pakistaans. Ik had niet zoveel geld te makken en met een zak chapati-meel van 20 kilo, een zak rijst en dagelijks een prutje van vlees en groenten of linzen kwam ik een heel eind. Pakistaans eten is altijd genoeg, ook als er een extra gast aanschuift, omdat het hoofdbestanddeel bestaat uit de chapati die je in de curry doopt. En het is bovendien heel lekker. Daarnaast maakte ik ook wel andere gerechten zoals nasi goreng, spaghetti, macaroni en Hollandse stamppotten of ovenschotels. Ik vroeg me nooit af of ik wel een goede kok was, want ik kreeg vaak complimenten. Ik kookte intuïtief.

Toen mijn kinderen het huis uit gingen vroegen ze me vaak naar mijn recepten en waren ze aanvankelijk blij dat ze van me konden leren. Maar dankzij het internet, waarop je allerhande recepten kan vinden, raakten zij steeds bedrevener in het bedenken van nieuwe smaken en hapjes.

Sinds ik met Ahmad ben, koken wij beurtelings en zo heb ik via hem heerlijke recepten leren kennen uit de mediterrane keuken. Hij kookt op zijn manier en ik op de mijne en we waarderen elkaars eten enorm.

Maar door al die veelheid van mogelijkheden en het steeds grotere repertoire van mijn kinderen, die ook onderling recepten uitwisselen, kreeg ik steeds meer het gevoel dat ik achter begon te lopen. Dus ik heb inmiddels ook mijn telefoon vol staan met recepten van ´smaakmenutie´ en anderen. Het maakt me echter niet zekerder van mezelf, maar juist onzekerder. Ik maak regelmatig nieuwe dingen, zoals Thai curry en andere oosterse gerechten. Ik houd van die keuken en ik ben dol op kokosmelk.

Maar het meest comfortabel voel ik me nog altijd bij bereiden van Pakistaanse eten. Ik heb dat het grootste deel van mijn leven dagelijks klaargemaakt en het is me het meest vertrouwd. Ik doe dat zonder nadenken en als vanzelf. Dus ik heb besloten dat in mezelf te erkennen en me vooral daarop te richten als ik mensen voor eten ga uitnodigen. Experimenteren met nieuwe smaken doe ik liever als het alleen voor mij en Ahmad is. Dan kunnen wij alles voorproeven. Niet alles wat geadviseerd wordt in recepten vinden wij een succes.

En zo kruip ik langzaam uit mijn schulp en begin ik weer mezelf te worden, wat betreft schrijven, schilderen en koken. Een mens moet zich realiseren wat hij kan en niet kan. Ik dank God/Allah dat ik nog veel kan met mijn door artrose enigszins geteisterde handjes. Ons energiepeil is wat lager dan in onze jonge jaren, maar we mogen blij zijn met een verder goede gezondheid. Onzeker zijn is raar op mijn leeftijd en ik heb besloten het van me af te schudden. Ik doe wat ik kan en wat voor de hand ligt en ik dank God. Alhamdullillah.

Hier nog een filmpje. Ik las ergens dat YouTube een algoritme hanteert dat veel views lokt naar extreme content, zelfs onder kinderen. Dat vind ik een zorgelijke ontwikkeling. Maar over mijn filmpje hoeft men zich niet druk te maken. Het is wat saai, maar zeker niet extreem.

Woningnood

Er is een tekort aan huizen in Nederland en sommigen geven daarvan de schuld aan de instroom van asielzoekers.

Maar naar mijn weten is deze woningnood niet nieuw. Hij bestond al in de 70er jaren. Niet voor niets gingen mensen toen leegstaande panden kraken.

In mijn vroege jeugd merkte ik niet zoveel van dit tekort aan huizen. Aangezien mijn stiefvader beroepsmilitair was kregen we vrijwel altijd bij elke verhuizing een woning toegewezen op de vliegbasis waar hij ging werken. In Duitsland waren dat geheel ingerichte woningen (met serviesgoed en al) in een bosrijke omgeving. Op de vliegbasis Deelen woonden wij in een barak waar voorheen soldaten in gehuisvest waren. De woning was niet aangepast voor ons als gezin. We hadden daar drie WC´s naast elkaar en het huis bestond uit een lange gang met te veel kamers en een keuken. Het was voor mijn broer en mij ideaal om verstoppertje te spelen. Om de barak heen was natuur en daar huppelden eekhoorntjes en konijnen rond.

Toen we naar Eindhoven verhuisden werd het wat lastiger. Mijn stiefvader kreeg toen niet direct een woning en daarom trokken we enige tijd in bij zijn moeder, die woonde in een houten woning genaamd ´ons houten kasteel´. Daarna woonden we een tijdlang in een prefab houten woning die te klein was voor vier gezinsleden maar uiteindelijk kregen we een leuke eengezinswoning in een wijk die het ´witte dorp´ genoemd werd. Dat sloeg niet op de huidskleur van de mensen, maar op die van de woningen.

Toen ik uit huis ging en naar Utrecht vertrok, aanvankelijk om bij de Spoorwegen te gaan werken, was het heel moeilijk om een kamer te vinden. Ik vond een klein hokje op twee hoog in een zijstraatje van de Oude Gracht. Ik kon daar niet koken en douchen (moest daarvoor naar een badhuis en naar de mensa). Naast mij woonde nog een jongen. We waren slechts gescheiden door een dunne wand. Als hij een scheet liet kon ik het horen. Gelukkig was hij verder rustig.

Later vond ik een grotere kamer in de wijk Lombok. De kamer was op het noorden en ik had alleen een butagaskacheltje. In de avond ging ik vroeg naar bed om de kou niet te voelen. Ik moest het keukentje op de overloop delen met een heel dominante meid die alle keukenkastjes voor zichzelf gereserveerd had en bij mijn aankomst al aankondigde wanneer zij kookte en de keuken dus niet toegankelijk was voor mij. Ik liet dat over me heenkomen, zultje dat ik toen nog was. Het duurde niet al te lang. Na een koude winter en een zomer werd ik eruit geknikkerd, omdat mijn hospita een baby kreeg en de ruimte nodig had.

Toen heb ik me met mijn toenmalige vriendje aangesloten bij de groep krakers waar mijn broer deel van uitmaakte. Mijn broer woonde op 1bis met die krakers en dat huis was al enigszins bewoonbaar. Nummer 1 stond nog leeg maar was in een verschrikkelijke staat. Daar trokken wij in. Het heeft wel een tijd geduurd om die benedenwoning annex café met bar bewoonbaar te maken. Het bleef ook daarna behelpen, maar het was te doen.

Ik was intussen psychologie gaan studeren Dat ging ik doen vanuit de gedachte dat ik mensen wilde helpen. Ik was informatrice bij de NS maar ik wilde meer kunnen doen voor mensen dan reizen uitstippelen. Als er een ´gastarbeider´ bij de balie kwam met een papiertje en daarop een adres en de man sprak geen woord Nederlands, dan wilde ik het liefst met hem meelopen om hem de weg te wijzen. Ik merkte al snel dat ik niet paste tussen de andere informatrices en dat ik andere dingen wilde met mijn leven.

Als student kon ik me inschrijven voor een studentenflat. Dat heb ik gedaan en na jaren was ik eindelijk aan de beurt voor een kamer in een studentenflat, gedeeld met negen andere meiden en later in een gemengde (d.w.z. jongens en meisjes bij elkaar) ´viereenheid´.

Later ging ik weer terug naar het kraakpand waar inmiddels een plek vrij was gekomen op 1bis.

Toen al was er woningnood, ook al was het aantal inwoners in Nederland een stuk lager dan nu. Maar er was een tekort aan huizen, zowel voor kamerbewoners als voor gezinnen. Ook toen moesten mensen met een laag inkomen jaren wachten op een sociale woning. Een verschil met nu was dat de koophuizen goedkoper waren en veel mensen hebben daarvan geprofiteerd door toen een huis te kopen. Er waren ouders die hele panden opkochten om daar hun studerende kinderen in te huisvesten en de rest van de kamers te verhuren, een goede investering.

Ik heb als bijbaantje een tijdje bij huisvesting gewerkt en zag toen al mensen wanhopig en nijdig worden aan de balie omdat ze geen huis kregen. Ik zag zelfs een keer een man over de grond rollen van frustratie.

Wat wil ik zeggen met dit lange verhaal? Dat woningnood niet iets nieuws is in Nederland. Het is een oud probleem en de oorzaak ligt niet bij het aantal inwoners dat we hebben of de instroom van buitenlanders. Het ligt aan het beleid. Wat daar precies aan schort weet ik niet, maar er is een permanent tekort aan woningen voor alle typen huishoudens. Al jaren!

Reset

Elke levensfase heeft zijn eigen kenmerken en eisen, bedacht ik vanmorgen toen ik wakker werd na een lange en grieperige nachtrust.

Als je boven de 70 jaar bent, dan hoef je niet zoveel meer en mag je daarentegen veel. Als je nog jong bent word je geacht te ‘werken aan je toekomst’, je moet vooral veel leren ter voorbereiding op het latere leven van verplichtingen dat je wacht. Wat die verplichtingen dan zijn is voor een ieder verschillend, afhankelijk van de omgeving waarin men verkeert en de eisen die aan iemand gesteld worden.

Ik had een goed leerhoofd en ik hoefde niet al jong uit werken te gaan om aan het gezinsinkomen bij te dragen. Van mij werd verwacht dat ik mijn leerhoofd gebruikte om te studeren. Na mijn studie bekeerde ik me tot de islam en kreeg ik 5 kinderen met een man uit een totaal andere cultuur dan de mijne. Ik paste me daaraan aan en leefde lange tijd alleen voor mijn 4 overgebleven kinderen.

Op mijn 43e wist ik me eindelijk te bevrijden uit het helse huwelijk door naar Den Haag te vluchten met de kinderen. Mijn leven kreeg een ‘reset’. Ik kon voor het eerst mijn eigen plan trekken en hoefde niet langer bang te zijn voor de gevaarlijke gek met wie ik getrouwd was geweest.

Heerlijk was dat. Ik maakte vervolgens nog een keer een verkeerde partnerkeus, omdat ik dacht dat mijn tweede echtgenoot een vader kon zijn voor mijn kinderen. Dat pakte anders uit dan mijn bedoeling was (zacht uitgedrukt).

Sinds nu bijna 15 jaar ben ik met een partner die het beste in mij naar boven haalt en die heel wat spoken uit mijn verleden heeft doen verdwijnen. Hij is gelukkig met mij en ik met hem. Mijn kinderen hebben zich in weerwil van hun niet ideale jeugd ontwikkeld tot lieve en zelfbewuste volwassenen. Ze werken allen in een beroep waarin zij hun kwaliteiten optimaal benutten, hebben succes en ze zijn goede ouders voor hun kinderen.

Ik ben gewend voor uitdagingen te staan. Mijn hele leven moest ik me inspannen om aan de eisen van het moment te voldoen.

Nu is dat niet meer zo. Ik hoef niets. Niemand verwacht iets van mij. Mijn kinderen redden zich en hebben hun partners om mee te praten als ze ergens mee zitten. Mijn levensinstelling behoeft een ‘reset’.

Ik kan elke dag doen waar ik zin in heb, maar omdat ik zo gewend ben aan uitdagingen heel mijn leven verwacht ik ook nu nog veel van mezelf. Een voorbeeld is dat ik mezelf vorige week nog perfect Spaans wilde leren. Nu denk ik: hoezo en waarom? Ik kan me redden met het Spaans dat ik nu spreek. Waarom moet het grammaticaal ook allemaal perfect zijn? Hoezo moet ik schilderen? Wie wacht er op mijn portretjes? Hoezo moet ik in dit weblog schrijven? Wie wil dit lezen?

Ik ben vaak moe en ik wil daar best aan toegeven. Het mag immers. Ik mag gerust een hele middag een boek lezen.

Dat bedacht ik vanmorgen en ik stond heel relaxed op.

Het gekke is dat ik juist omdat ik mezelf ‘vrijaf’ gaf van alle eisen die ik aan mezelf pleeg te stellen energie kreeg. Ik ging zonder nadenken van alles doen, zoals het in vazen schikken van alle veldbloemen en takken die ik gedroogd heb deze zomer. En straks ga ik koken met goesting. Gewoon omdat alles mag en niets hoeft! Daar krijg ik energie en inspiratie van.

Zoiets als ‘de wet’ dat veel zich ontpopt in zijn tegendeel. Dwang verlamt en vrijheid geeft inspiratie en leidt tot meer resultaat.

Eendje of fuut?

Het lijkt een eendje of een fuut, zwemmend in een modderige sloot

Maar dat is het niet. Het is een gevallen blaadje op een nat geasfalteerd paadje in de Uithof. Optische illusies, ik houd ervan. Toen ik klein was kon ik lang staren naar patronen in het vloerkleed die me aan figuren deden denken of ik keek naar silhouetten van bomen, struiken en wolken, enzovoort. Ik ben er nooit mee gestopt.

Rijden met die auto!

Omdat ik hem heb gekocht teneinde mijn kinderen te kunnen bezoeken en toch wil dat de auto goed blijft rijden heb ik me voorgenomen minstens elke week een ritje te maken. Vandaag was dat naar Hendrik-Ido-Ambacht en zaterdag ga ik naar Naaldwijk.

Ik ben een banger persoon geworden dan jaren geleden, toen ik overal naartoe karde zonder navigatie en me nooit druk maakte of ik wel kon parkeren waar ik moest zijn. Maar ik ben niet alleen voorzichtiger en banger om auto te rijden, ook op de fiets voel ik me minder zeker dan voorheen. Als ik terugdenk aan de tijd dat ik met mijn Tomos overal heen scheurde, door regen en sneeuw en hagel, zonder bang te zijn voor een uitglijder, dan kan ik me dat nu niet meer voorstellen.

Angsthaas die ik ben geworden met mijn broze lijfje. Maar ik blijf wel rijden! Ik heb het er zeer graag voor over dat ik de auto moet pakken om mijn kinderen op te zoeken. En ook op de fiets blijf ik rijden, maar ik ben wel voorzichtiger met op- en afstappen.

Angst is een slechte raadgever, maar voorzichtig zijn kan geen kwaad. Ik denk dat deze onzekerheid hoort bij het steeds ouder worden.

Toen ik nog geen kinderen had nam ik veel risico’s door overal op te klimmen en te duiken van een hoge duikplank. Na de geboorte van mijn kinderen werd ik voorzichtiger en nam ik minder risico, maar ik was nog steeds niet bang. Nu ben ik een angsthaas geworden. Maar daar wil ik niet te veel aan toegeven. Herkent de oudere lezer dat of ben ik de enige?

Alles verandert

Vanmorgen kon ik na het bidden (rond 5.30) niet meer slapen en ging ik nadenken over dat alles verandert en niks blijft. Het was de lijfspreuk van wijlen mijn broer Hans. En ik snap wel waarom. Hij had moeite met afscheid en verandering. Telkens opnieuw verhuisden wij en moesten we ons aanpassen in een nieuwe buurt en op een nieuwe school. Toen we een keer een dagje uit waren en mochten zwemmen aan een strandje langs een rivier, ging Hans een trommeltje met kleine voorwerpen begraven. ‘Als we later terugkomen, dan graven we dat op,’ zei hij. Elk afscheid van mooie momenten of dagen maakte ons weemoedig. Hans probeerde er iets van ‘vast te houden’ door dingen te begraven voor later, als we zouden terugkeren op dezelfde plek. Maar we kwamen nooit terug op eenzelfde plek.

Dat gevoel van dingen niet kunnen vasthouden, omdat alles nu eenmaal verandert, overviel me vanmorgen. Er kwam van alles in mijn gedachten. Dingen die lang geleden plaatsvonden herinner ik me als de dag van gisteren. Het is raar om jezelf te voelen als een constante in een steeds veranderende omgeving. Ik zou alles willen bewaren en in een doos stoppen. Het zijn niet zozeer de spullen of de kleding en andere materiële dingetjes, het zijn de herinneringen en de gevoelens die komen en gaan en die ik zou willen vasthouden. Ik weet niet wat ik daarmee dan zou moeten. Het is een gevoel van heimwee. Heimwee naar wat er niet meer is en heimwee naar wat nu is en er morgen niet meer zal zijn.

Maffe gedachten die ook voorbijgaan.

Oud zeer

Ieder heeft er wel mee te maken, met oud zeer. Het kan een nare gebeurtenis zijn in je leven, een jeugd die niet fijn is verlopen, een sterfgeval van een dierbare, geestelijke of lichamelijke mishandeling of vernedering. Het leven bestaat uit prettige en minder prettige ervaringen. Door sommige ervaringen lopen we mentale schade op, waarvan we ons helaas niet altijd bewust zijn. Of waarvan we ons pas vele jaren later bewust worden.

Ik ben een boek aan het lezen van ex-psychiater Bram Bakker met de titel ‘oud zeer’. Normaal gesproken lees ik al lange tijd geen non-fictie meer. Maar de titel van het boek en het feit dat Bram Bakker zijn beroep als psychiater vrijwillig vaarwel heeft gezegd maakte me nieuwsgierig.

Ik herken veel in de kritiek die hij heeft op de reguliere geestelijke gezondheidszorg en het onderverdelen van mentale problematiek op schalen in de DSM, de onwenselijkheid van verslavende psychofarmaca, die het onderliggende probleem niet verhelpen, maar slechts werken als een pleister op een wond. Deze ‘medicijnen’ laten je alleen je ellende via chemische weg vergeten, lossen niets op en hebben bovendien bijwerkingen.

Ook ik had kritiek op de geestelijke gezondheidszorg, toen ik er tijdens en na mijn studie psychologie mee kennismaakte. Ik werkte op een crisiscentrum op de gesloten psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, waar psychotische mensen gillend binnenkwamen, als begeleider van een groep chronische patiënten in de Willem Arntzhoeve en ik werkte met tbr-gestelden met zware psychische afwijkingen in de van der Hoeven Kliniek. Daar werd me direct al duidelijk dat ik het totaal niet eens was met hoe mensen in geestelijke nood behandeld werden. Anders dan Bram Bakker besloot ik al vóórdat ik een loopbaan begon als psycholoog in de ggz, om af te haken. Ik liep zo een ongetwijfeld mooie carrière mis, maar bleef wel trouw aan mezelf.

Ik vind het fijn om te horen en te lezen dat vandaag de dag meer psychologen en psychiaters vraagtekens durven te zetten achter de gangbare hulpverlening aan mensen die het het niet redden in onze maatschappij vanwege hun mentale problematiek.

Ik ben zelf iemand met veel oud zeer, waarin ik langzamerhand steeds meer inzicht krijg. Ik heb nooit therapie gehad, nooit psychofarmaca ingenomen. Behalve de hasj waarmee ik me de jaren tijdens mijn zeer traumatische eerste huwelijk trachtte te verdoven. Totdat ik inzag dat deze verdoving me niet uit mijn benarde situatie kon halen en ik ermee stopte.

Beetje bij beetje heb ik me op eigen kracht kunnen ontworstelen aan de geestelijke schade die ik overhield aan mijn jeugd en twee eerdere huwelijken. Ik ben niet de enige die verkeerde partners uitzocht, omdat ik meende dat ik ‘niet beter verdiende’, hetgeen samenhing met mijn jeugd.

Maar ik was er tot voor kort nog niet helemaal uit, ondanks het gelukkige leven dat ik nu leid met mijn huidige partner, en dat voelde ik regelmatig. Er zat nog woede in mij en verwarring over de details van een leven vol misbruik. Ik bagatelliseerde de impact daarvan nog steeds, wat invloed had op mijn leven van nu, terwijl ik inmiddels nu bijna 73 jaar tel.

Dankzij het boek van Bram Bakker kwam ik achter bepaalde feiten in mijn leven die ik serieuzer moet nemen dan ik tot nu toe heb gedaan. Ik besloot de angst die in mij ontstaan is onder ogen zien en mijn kwetsbaarheid te durven voelen. Het is alsof er sinds gisteren een last van me af is gevallen. Ik voel me bevrijd en verbittering en een zure kijk op gebeurtenissen en mensen lijken nu plaats te maken voor zachtheid.

Ik wil met het schrijven van dit stukje zeggen dat het lezen van een boek en het herkennen van dingen daaruit therapeutisch kan werken. Elk mens is verschillend en wat iemand nodig heeft om dichter bij zichzelf te komen en de ballast van negatieve ervaringen kwijt te raken is voor een ieder anders.

Ik heb er op grond van mijn eigen ervaring tot nu toe vertrouwen in dat het leven zelf mensen of ervaringen op je pad brengt die je nodig hebt om inzicht te krijgen in jezelf en je eigen handelen. Dat kan voor de één een opmerking zijn die toevallig geplaatst wordt, voor de ander een ontmoeting zijn, voor de ander een film of serie. Of het lezen van een boek, zoals in dit geval mij overkwam.

Religie

Vanmorgen kwam aan de ontbijttafel godsdienst ter sprake en hoe dat een maatschappelijke cultuur beïnvloedt. We hadden het over gastvrijheid en hoe ik die mis in Andalusië. Toen we een keer in Arrahal waren, het dorp waar Ahmad geboren en getogen is, liet Ahmad mij het huis zien waarin hij was opgegroeid. We kwamen toen zijn overbuurvrouw tegen die hij zijn hele leven gekend heeft. Ze maakten een praatje op straat en vervolgens liet de vrouw ons trots haar huis zien. Dat was vreemd voor Spanje, want in Spanje plegen mensen elkaar niet uit te nodigen in hun huizen. Ze ontmoeten elkaar veelal in de talrijke bars. Het is zeldzaam dat iemand die géén familie is een kijkje wordt gegund in het huis van een ander.

De vroegere buurvrouw liet ons dus haar hele huis en patio zien, maar ze bood ons niets aan, nog geen glas water, terwijl ze wist dat we vanuit Malaga waren komen rijden, wat meer dan 200 km zuidelijker ligt. Ik verbaasde me daarover.

‘Dat is zo anders in Pakistan,’ zeg ik tegen Ahmad. ‘Daar is een gast bijna een heilige. Hij wordt met open armen ontvangen. Mensen delen hun laatste eten en staan zo nodig hun bed af en slapen zelf op de grond, als de gast maar niets te kort komt. In de islam staat gastvrijheid hoog in het vaandel’.

‘Volgens mij is dat gebrek aan gastvrijheid niet de typisch Andalusische cultuur,’ zegt Ahamd, ‘maar is dit opgelegd door het katholicisme. Hetzelfde is het geval in Italië. Daar is men ook niet gastvrij voor mensen buiten de familie’. ‘Maar in Griekenland zijn (of waren ze in ieder geval) wel heel gastvrij, zeg ik. ‘Ook daar is men katholiek, maar orthodox en niet rooms. Dat is weer een heel andere cultuur.’ ‘Ja inderdaad,’ zegt Ahmad. ‘Ik ben er steeds meer van overtuigd dat religie, zodra het een machtsbolwerk wordt, steeds meer een hoeveelheid van beperkende en benauwende regels wordt, die mensen verstikken.’ ‘Dat is zo en dat zie je in alle godsdiensten gebeuren,’ zeg ik, ‘en vandaar dat zoveel mensen zich afkeren van elk geloof. Eigenlijk is hetzelfde nu ook aan het gebeuren in de islam. Er zijn een aantal intolerante en liefdeloze imams die mensen bang maken in de moskeeën.’ ‘Bij het ontstaan van de islam was de islam een spirituele realiteit zonder naam en nu is het een naam zonder spirituele realiteit,’ zegt Ahmad. ‘Mooi gezegd,’ antwoord ik.

En dan begin ik over mijn Marokkaanse buurvrouw die laatst aan mijn deur kwam om iets te bespreken over de glazenwasser. Zij vertelde me dat ze met vakantie ging naar Marokko en had het over de betaling van de glazenwasser terwijl zij weg zou zijn. ‘Eigenlijk zouden we hadj gaan doen,’ zegt ze spijtig, maar met alle voorwaarden die men nu stelt en hoe ingewikkeld het is om erheen te mogen was het hun dit jaar niet gelukt toegang te verkrijgen en aangezien ze wel al vakantie hadden genomen gingen ze nu naar Marokko. Ik zei haar dat ik het jammer vond voor haar dat de hadj niet doorging en vertelde dat ik hadj gedaan had in 1999, toen het nog niet zo ingewikkeld was om dat te regelen. Ze was verbaasd. Daar stond zij met haar hoofddoek en keek me aan, terwijl ik daar stond in mijn spijkerbroekie en misschien wel met korte mouwen. ‘Dus je bent eigenlijk hadji,’ zei ze vol ontzag, alsof het een titel betrof of een diploma van goed gedrag. (NB Ik weet dat sommige moslims veel respect hebben voor mensen die hadj hebben gedaan, omdat dit gezien wordt als een soort wedergeboorte, maar voor mij betekent het feit dat iemand die op hadj gaat alleen dat deze het geluk heeft de gelegenheid ervoor te hebben en het geld ervoor over heeft.) Naar haar gezicht kijkend zeg ik: ‘Ik zie er niet zo uit en dat weet ik wel, maar ik wil niet opvallen’. ‘Dat is ook goed,’ haast zij zich te zeggen.

Ik weet dat met name in mijn buurt veel mensen een statement maken dat ze moslim zijn door bepaalde kleding te dragen. Ik heb ook een tijd in mijn leven een hoofddoek gedragen en wijde bedekkende kleding. Ik meende toen (en dat had ik vooral van ‘horen en zeggen’ van de moslims in mijn omgeving) dat dit goed zou zijn en ik ben een pleaser die alles zo goed mogelijk wil doen. Maar na het herhaaldelijk lezen van de Koran in diverse vertalingen heb ik geen bewijs kunnen vinden van de noodzaak van een hoofddoek of wijde kleding voor een vrouw of man. Ik meen dat het vooral gaat om een verzameling ethische regels die universeel zijn en feitelijk in vrijwel alle godsdiensten hetzelfde zijn en zelfs buiten een godsdienst voor elk logisch denkend mens vanzelfsprekend. Dat ik koos voor de islam om mijn religieuze gevoelens vorm te geven is met name omdat ik ontroerd werd door het lezen van de Koran en dat de islam geen paus kent of andere tussenpersoon tussen mij en de Almachtige. Dat imams nu optreden als experts en mensen schrik aanjagen met donderpreken, die hel en verdoemenis als afschrikmiddel gebruiken om allerlei regels aan mensen op te dringen vind ik jammer. Hetzelfde gebeurde en gebeurt nog in de de kerken.

De ‘run’ op merken

Merkkleding, merktassen, merkzonnebrillen, merkschoenen, merkjassen, enz.

Vandaag appte mijn jongste dochter mij of ik met haar mee wil naar een man in Den Haag die een perfecte imitatie verkoopt van een zeer duur merk zonnebril. Ze kent de man niet, maar heeft met hem afgesproken ergens in het centrum van Den Haag. Of ik met haar mee wil rijden. Natuurlijk, want ik vind het altijd gezellig mijn lieve dochter te zien.

De bril is bedoeld voor haar 15-jarige zoon, die ook al loopt met merktruien en merkbroeken en schoenen (maar dan wel de echte). Al mijn kinderen houden wel van een duur merkje voor een tas, horloge, etc. Het zal iets zijn van deze tijd.

Ze zijn geen van vieren opgegroeid met merkkleding en spullen. Al was dit zelfs tijdens hun jeugd al een enigszins aan het opkomen. In de jonge jaren van mijn oudste dochter was het merk LA Gear erg in de mode voor schoenen en ook waren er toen al merkbroeken. Ik kleedde haar leuk door kleding in bijpassend kleuren bij elkaar te zoeken en kreeg vaak complimenten van andere moeders hoe leuk zij eruit zag. Maar de klasgenootjes waren minder complimenteus. Ze vroegen haar een keer welk merk broek zij droeg. Mijn dochter was zich van geen kwaad bewust en ging serieus kijken naar de binnenkant van haar spijkerbroekje om zien of er een merk in stond. Daarmee had ze de spottende lachers van de wrede kinderen op haar hand.

Ik heb er nooit last van gehad dat mijn kinderen zeurden om merkkleding. Het beste qua merken dat de jongens overkwam was dat ze ieder op zekere leeftijd regelmatig een paar Nike schoenen kregen. Daarop liepen ze dan tot ze eruit gegroeid waren. Mijn jongste zoon was tot voorbij zijn puberleeftijd heel zuinig op zijn schoenen. Hij maakte de witte randen steeds schoon met een doekje. Mijn dochters kregen een leren jas en dat was al heel wat.

Maar nu zijn mijn kinderen alle vier in de positie dat ze merkkleding en spullen kunnen betalen en dat doen ze dan ook, de één in ruimere mate dan de ander, zowel voor henzelf als voor hun kinderen. Zij doen dat van hun eerlijk verdiende geld en ik gun het ze van harte, want ik merk ook dat ze nog steeds niet verwend zijn en zelfs de kleinste dingen kunnen waarderen. Datzelfde geldt voor mijn kleinkinderen.

Laatst was mijn op één na oudste kleinzoon bij mij met zijn vriendinnetje. Ik vond dat zij er leuk uitzag. Ze had ook een mooie tas, die haar outfit behoorlijk oppimpte. Ik ging met de app ‘lens’ kijken wat dit dit voor een tas was (ik zoek namelijk zelf toevallig een nieuw klein tasje, omdat mijn oude nepleren tasje versleten is). Ik zag dat het een Ballenciaga tasje was, dat zij droeg. Een tas van om en nabij de 2000 euro!

Als ik het met alle geweld zou willen zou ik zo een tas kunnen betalen in de omstandigheden waarin ik nu verkeer, maar wil ik dat ook? Nee. Ik zoek een crossover tasje, ditmaal van echt leer, dat handig is in het gebruik en er o.k. uitziet. En dat heb ik gevonden, van 70 euro afgeprijsd nu te koop voor 35 euro. Geen idee waarom het tasje is afgeprijsd. Waarschijnlijk omdat er helemaal geen merk op staat. Geen enkel embleempje. Dat vind ik juist heel ‘cool’, net als auto’s waarop geen merk te zien is.

Waarom zou ik reclame willen maken voor bedrijven die al stinkend rijk zijn door reclame die influencers en andere fluistercampagnes verspreiden.