Rijden met die auto!

Omdat ik hem heb gekocht teneinde mijn kinderen te kunnen bezoeken en toch wil dat de auto goed blijft rijden heb ik me voorgenomen minstens elke week een ritje te maken. Vandaag was dat naar Hendrik-Ido-Ambacht en zaterdag ga ik naar Naaldwijk.

Ik ben een banger persoon geworden dan jaren geleden, toen ik overal naartoe karde zonder navigatie en me nooit druk maakte of ik wel kon parkeren waar ik moest zijn. Maar ik ben niet alleen voorzichtiger en banger om auto te rijden, ook op de fiets voel ik me minder zeker dan voorheen. Als ik terugdenk aan de tijd dat ik met mijn Tomos overal heen scheurde, door regen en sneeuw en hagel, zonder bang te zijn voor een uitglijder, dan kan ik me dat nu niet meer voorstellen.

Angsthaas die ik ben geworden met mijn broze lijfje. Maar ik blijf wel rijden! Ik heb het er zeer graag voor over dat ik de auto moet pakken om mijn kinderen op te zoeken. En ook op de fiets blijf ik rijden, maar ik ben wel voorzichtiger met op- en afstappen.

Angst is een slechte raadgever, maar voorzichtig zijn kan geen kwaad. Ik denk dat deze onzekerheid hoort bij het steeds ouder worden.

Toen ik nog geen kinderen had nam ik veel risico’s door overal op te klimmen en te duiken van een hoge duikplank. Na de geboorte van mijn kinderen werd ik voorzichtiger en nam ik minder risico, maar ik was nog steeds niet bang. Nu ben ik een angsthaas geworden. Maar daar wil ik niet te veel aan toegeven. Herkent de oudere lezer dat of ben ik de enige?

Alles verandert

Vanmorgen kon ik na het bidden (rond 5.30) niet meer slapen en ging ik nadenken over dat alles verandert en niks blijft. Het was de lijfspreuk van wijlen mijn broer Hans. En ik snap wel waarom. Hij had moeite met afscheid en verandering. Telkens opnieuw verhuisden wij en moesten we ons aanpassen in een nieuwe buurt en op een nieuwe school. Toen we een keer een dagje uit waren en mochten zwemmen aan een strandje langs een rivier, ging Hans een trommeltje met kleine voorwerpen begraven. ‘Als we later terugkomen, dan graven we dat op,’ zei hij. Elk afscheid van mooie momenten of dagen maakte ons weemoedig. Hans probeerde er iets van ‘vast te houden’ door dingen te begraven voor later, als we zouden terugkeren op dezelfde plek. Maar we kwamen nooit terug op eenzelfde plek.

Dat gevoel van dingen niet kunnen vasthouden, omdat alles nu eenmaal verandert, overviel me vanmorgen. Er kwam van alles in mijn gedachten. Dingen die lang geleden plaatsvonden herinner ik me als de dag van gisteren. Het is raar om jezelf te voelen als een constante in een steeds veranderende omgeving. Ik zou alles willen bewaren en in een doos stoppen. Het zijn niet zozeer de spullen of de kleding en andere materiële dingetjes, het zijn de herinneringen en de gevoelens die komen en gaan en die ik zou willen vasthouden. Ik weet niet wat ik daarmee dan zou moeten. Het is een gevoel van heimwee. Heimwee naar wat er niet meer is en heimwee naar wat nu is en er morgen niet meer zal zijn.

Maffe gedachten die ook voorbijgaan.

Oud zeer

Ieder heeft er wel mee te maken, met oud zeer. Het kan een nare gebeurtenis zijn in je leven, een jeugd die niet fijn is verlopen, een sterfgeval van een dierbare, geestelijke of lichamelijke mishandeling of vernedering. Het leven bestaat uit prettige en minder prettige ervaringen. Door sommige ervaringen lopen we mentale schade op, waarvan we ons helaas niet altijd bewust zijn. Of waarvan we ons pas vele jaren later bewust worden.

Ik ben een boek aan het lezen van ex-psychiater Bram Bakker met de titel ‘oud zeer’. Normaal gesproken lees ik al lange tijd geen non-fictie meer. Maar de titel van het boek en het feit dat Bram Bakker zijn beroep als psychiater vrijwillig vaarwel heeft gezegd maakte me nieuwsgierig.

Ik herken veel in de kritiek die hij heeft op de reguliere geestelijke gezondheidszorg en het onderverdelen van mentale problematiek op schalen in de DSM, de onwenselijkheid van verslavende psychofarmaca, die het onderliggende probleem niet verhelpen, maar slechts werken als een pleister op een wond. Deze ‘medicijnen’ laten je alleen je ellende via chemische weg vergeten, lossen niets op en hebben bovendien bijwerkingen.

Ook ik had kritiek op de geestelijke gezondheidszorg, toen ik er tijdens en na mijn studie psychologie mee kennismaakte. Ik werkte op een crisiscentrum op de gesloten psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis, waar psychotische mensen gillend binnenkwamen, als begeleider van een groep chronische patiënten in de Willem Arntzhoeve en ik werkte met tbr-gestelden met zware psychische afwijkingen in de van der Hoeven Kliniek. Daar werd me direct al duidelijk dat ik het totaal niet eens was met hoe mensen in geestelijke nood behandeld werden. Anders dan Bram Bakker besloot ik al vóórdat ik een loopbaan begon als psycholoog in de ggz, om af te haken. Ik liep zo een ongetwijfeld mooie carrière mis, maar bleef wel trouw aan mezelf.

Ik vind het fijn om te horen en te lezen dat vandaag de dag meer psychologen en psychiaters vraagtekens durven te zetten achter de gangbare hulpverlening aan mensen die het het niet redden in onze maatschappij vanwege hun mentale problematiek.

Ik ben zelf iemand met veel oud zeer, waarin ik langzamerhand steeds meer inzicht krijg. Ik heb nooit therapie gehad, nooit psychofarmaca ingenomen. Behalve de hasj waarmee ik me de jaren tijdens mijn zeer traumatische eerste huwelijk trachtte te verdoven. Totdat ik inzag dat deze verdoving me niet uit mijn benarde situatie kon halen en ik ermee stopte.

Beetje bij beetje heb ik me op eigen kracht kunnen ontworstelen aan de geestelijke schade die ik overhield aan mijn jeugd en twee eerdere huwelijken. Ik ben niet de enige die verkeerde partners uitzocht, omdat ik meende dat ik ‘niet beter verdiende’, hetgeen samenhing met mijn jeugd.

Maar ik was er tot voor kort nog niet helemaal uit, ondanks het gelukkige leven dat ik nu leid met mijn huidige partner, en dat voelde ik regelmatig. Er zat nog woede in mij en verwarring over de details van een leven vol misbruik. Ik bagatelliseerde de impact daarvan nog steeds, wat invloed had op mijn leven van nu, terwijl ik inmiddels nu bijna 73 jaar tel.

Dankzij het boek van Bram Bakker kwam ik achter bepaalde feiten in mijn leven die ik serieuzer moet nemen dan ik tot nu toe heb gedaan. Ik besloot de angst die in mij ontstaan is onder ogen zien en mijn kwetsbaarheid te durven voelen. Het is alsof er sinds gisteren een last van me af is gevallen. Ik voel me bevrijd en verbittering en een zure kijk op gebeurtenissen en mensen lijken nu plaats te maken voor zachtheid.

Ik wil met het schrijven van dit stukje zeggen dat het lezen van een boek en het herkennen van dingen daaruit therapeutisch kan werken. Elk mens is verschillend en wat iemand nodig heeft om dichter bij zichzelf te komen en de ballast van negatieve ervaringen kwijt te raken is voor een ieder anders.

Ik heb er op grond van mijn eigen ervaring tot nu toe vertrouwen in dat het leven zelf mensen of ervaringen op je pad brengt die je nodig hebt om inzicht te krijgen in jezelf en je eigen handelen. Dat kan voor de één een opmerking zijn die toevallig geplaatst wordt, voor de ander een ontmoeting zijn, voor de ander een film of serie. Of het lezen van een boek, zoals in dit geval mij overkwam.

Religie

Vanmorgen kwam aan de ontbijttafel godsdienst ter sprake en hoe dat een maatschappelijke cultuur beïnvloedt. We hadden het over gastvrijheid en hoe ik die mis in Andalusië. Toen we een keer in Arrahal waren, het dorp waar Ahmad geboren en getogen is, liet Ahmad mij het huis zien waarin hij was opgegroeid. We kwamen toen zijn overbuurvrouw tegen die hij zijn hele leven gekend heeft. Ze maakten een praatje op straat en vervolgens liet de vrouw ons trots haar huis zien. Dat was vreemd voor Spanje, want in Spanje plegen mensen elkaar niet uit te nodigen in hun huizen. Ze ontmoeten elkaar veelal in de talrijke bars. Het is zeldzaam dat iemand die géén familie is een kijkje wordt gegund in het huis van een ander.

De vroegere buurvrouw liet ons dus haar hele huis en patio zien, maar ze bood ons niets aan, nog geen glas water, terwijl ze wist dat we vanuit Malaga waren komen rijden, wat meer dan 200 km zuidelijker ligt. Ik verbaasde me daarover.

‘Dat is zo anders in Pakistan,’ zeg ik tegen Ahmad. ‘Daar is een gast bijna een heilige. Hij wordt met open armen ontvangen. Mensen delen hun laatste eten en staan zo nodig hun bed af en slapen zelf op de grond, als de gast maar niets te kort komt. In de islam staat gastvrijheid hoog in het vaandel’.

‘Volgens mij is dat gebrek aan gastvrijheid niet de typisch Andalusische cultuur,’ zegt Ahamd, ‘maar is dit opgelegd door het katholicisme. Hetzelfde is het geval in Italië. Daar is men ook niet gastvrij voor mensen buiten de familie’. ‘Maar in Griekenland zijn (of waren ze in ieder geval) wel heel gastvrij, zeg ik. ‘Ook daar is men katholiek, maar orthodox en niet rooms. Dat is weer een heel andere cultuur.’ ‘Ja inderdaad,’ zegt Ahmad. ‘Ik ben er steeds meer van overtuigd dat religie, zodra het een machtsbolwerk wordt, steeds meer een hoeveelheid van beperkende en benauwende regels wordt, die mensen verstikken.’ ‘Dat is zo en dat zie je in alle godsdiensten gebeuren,’ zeg ik, ‘en vandaar dat zoveel mensen zich afkeren van elk geloof. Eigenlijk is hetzelfde nu ook aan het gebeuren in de islam. Er zijn een aantal intolerante en liefdeloze imams die mensen bang maken in de moskeeën.’ ‘Bij het ontstaan van de islam was de islam een spirituele realiteit zonder naam en nu is het een naam zonder spirituele realiteit,’ zegt Ahmad. ‘Mooi gezegd,’ antwoord ik.

En dan begin ik over mijn Marokkaanse buurvrouw die laatst aan mijn deur kwam om iets te bespreken over de glazenwasser. Zij vertelde me dat ze met vakantie ging naar Marokko en had het over de betaling van de glazenwasser terwijl zij weg zou zijn. ‘Eigenlijk zouden we hadj gaan doen,’ zegt ze spijtig, maar met alle voorwaarden die men nu stelt en hoe ingewikkeld het is om erheen te mogen was het hun dit jaar niet gelukt toegang te verkrijgen en aangezien ze wel al vakantie hadden genomen gingen ze nu naar Marokko. Ik zei haar dat ik het jammer vond voor haar dat de hadj niet doorging en vertelde dat ik hadj gedaan had in 1999, toen het nog niet zo ingewikkeld was om dat te regelen. Ze was verbaasd. Daar stond zij met haar hoofddoek en keek me aan, terwijl ik daar stond in mijn spijkerbroekie en misschien wel met korte mouwen. ‘Dus je bent eigenlijk hadji,’ zei ze vol ontzag, alsof het een titel betrof of een diploma van goed gedrag. (NB Ik weet dat sommige moslims veel respect hebben voor mensen die hadj hebben gedaan, omdat dit gezien wordt als een soort wedergeboorte, maar voor mij betekent het feit dat iemand die op hadj gaat alleen dat deze het geluk heeft de gelegenheid ervoor te hebben en het geld ervoor over heeft.) Naar haar gezicht kijkend zeg ik: ‘Ik zie er niet zo uit en dat weet ik wel, maar ik wil niet opvallen’. ‘Dat is ook goed,’ haast zij zich te zeggen.

Ik weet dat met name in mijn buurt veel mensen een statement maken dat ze moslim zijn door bepaalde kleding te dragen. Ik heb ook een tijd in mijn leven een hoofddoek gedragen en wijde bedekkende kleding. Ik meende toen (en dat had ik vooral van ‘horen en zeggen’ van de moslims in mijn omgeving) dat dit goed zou zijn en ik ben een pleaser die alles zo goed mogelijk wil doen. Maar na het herhaaldelijk lezen van de Koran in diverse vertalingen heb ik geen bewijs kunnen vinden van de noodzaak van een hoofddoek of wijde kleding voor een vrouw of man. Ik meen dat het vooral gaat om een verzameling ethische regels die universeel zijn en feitelijk in vrijwel alle godsdiensten hetzelfde zijn en zelfs buiten een godsdienst voor elk logisch denkend mens vanzelfsprekend. Dat ik koos voor de islam om mijn religieuze gevoelens vorm te geven is met name omdat ik ontroerd werd door het lezen van de Koran en dat de islam geen paus kent of andere tussenpersoon tussen mij en de Almachtige. Dat imams nu optreden als experts en mensen schrik aanjagen met donderpreken, die hel en verdoemenis als afschrikmiddel gebruiken om allerlei regels aan mensen op te dringen vind ik jammer. Hetzelfde gebeurde en gebeurt nog in de de kerken.

De ‘run’ op merken

Merkkleding, merktassen, merkzonnebrillen, merkschoenen, merkjassen, enz.

Vandaag appte mijn jongste dochter mij of ik met haar mee wil naar een man in Den Haag die een perfecte imitatie verkoopt van een zeer duur merk zonnebril. Ze kent de man niet, maar heeft met hem afgesproken ergens in het centrum van Den Haag. Of ik met haar mee wil rijden. Natuurlijk, want ik vind het altijd gezellig mijn lieve dochter te zien.

De bril is bedoeld voor haar 15-jarige zoon, die ook al loopt met merktruien en merkbroeken en schoenen (maar dan wel de echte). Al mijn kinderen houden wel van een duur merkje voor een tas, horloge, etc. Het zal iets zijn van deze tijd.

Ze zijn geen van vieren opgegroeid met merkkleding en spullen. Al was dit zelfs tijdens hun jeugd al een enigszins aan het opkomen. In de jonge jaren van mijn oudste dochter was het merk LA Gear erg in de mode voor schoenen en ook waren er toen al merkbroeken. Ik kleedde haar leuk door kleding in bijpassend kleuren bij elkaar te zoeken en kreeg vaak complimenten van andere moeders hoe leuk zij eruit zag. Maar de klasgenootjes waren minder complimenteus. Ze vroegen haar een keer welk merk broek zij droeg. Mijn dochter was zich van geen kwaad bewust en ging serieus kijken naar de binnenkant van haar spijkerbroekje om zien of er een merk in stond. Daarmee had ze de spottende lachers van de wrede kinderen op haar hand.

Ik heb er nooit last van gehad dat mijn kinderen zeurden om merkkleding. Het beste qua merken dat de jongens overkwam was dat ze ieder op zekere leeftijd regelmatig een paar Nike schoenen kregen. Daarop liepen ze dan tot ze eruit gegroeid waren. Mijn jongste zoon was tot voorbij zijn puberleeftijd heel zuinig op zijn schoenen. Hij maakte de witte randen steeds schoon met een doekje. Mijn dochters kregen een leren jas en dat was al heel wat.

Maar nu zijn mijn kinderen alle vier in de positie dat ze merkkleding en spullen kunnen betalen en dat doen ze dan ook, de één in ruimere mate dan de ander, zowel voor henzelf als voor hun kinderen. Zij doen dat van hun eerlijk verdiende geld en ik gun het ze van harte, want ik merk ook dat ze nog steeds niet verwend zijn en zelfs de kleinste dingen kunnen waarderen. Datzelfde geldt voor mijn kleinkinderen.

Laatst was mijn op één na oudste kleinzoon bij mij met zijn vriendinnetje. Ik vond dat zij er leuk uitzag. Ze had ook een mooie tas, die haar outfit behoorlijk oppimpte. Ik ging met de app ‘lens’ kijken wat dit dit voor een tas was (ik zoek namelijk zelf toevallig een nieuw klein tasje, omdat mijn oude nepleren tasje versleten is). Ik zag dat het een Ballenciaga tasje was, dat zij droeg. Een tas van om en nabij de 2000 euro!

Als ik het met alle geweld zou willen zou ik zo een tas kunnen betalen in de omstandigheden waarin ik nu verkeer, maar wil ik dat ook? Nee. Ik zoek een crossover tasje, ditmaal van echt leer, dat handig is in het gebruik en er o.k. uitziet. En dat heb ik gevonden, van 70 euro afgeprijsd nu te koop voor 35 euro. Geen idee waarom het tasje is afgeprijsd. Waarschijnlijk omdat er helemaal geen merk op staat. Geen enkel embleempje. Dat vind ik juist heel ‘cool’, net als auto’s waarop geen merk te zien is.

Waarom zou ik reclame willen maken voor bedrijven die al stinkend rijk zijn door reclame die influencers en andere fluistercampagnes verspreiden.

Middelste kleinzoon kwam hondje brengen

Omdat zijn moeder vijf dagen naar Parijs is, om te vieren dat ze nu een jaar gehuwd is met haar grote liefde, kwam haar zoon (net 18 jaar geworden) samen met zijn vreindin hun hondje bij me brengen. Hij kan er ook voor zorgen in het huis van zijn ouders, maar het is voor hem aantrekkelijker om bij zijn vriendin te logeren, waar het eten voor hen wordt opgediend. Dat is begrijpelijk ?.

Ze bleven gezellig met ons babbelen in de tuin en toen ze vertrokken vroeg ik of ik een foto mocht maken van hen bij en in de auto van zijn moeder, waarin hij nu rijden mag zonder volwassene als medepassagier.

Ik vind het grappig om te zien hoe hij in de afgelopen jaren veranderde, zowel van uiterlijk als van vervoermiddel.

mei 2018
dec 2021
juni 2023

Levensstandaard

De levensstandaard voor een flink aantal Nederlanders is hoog, als ik deze vergelijk met hoe het was in de 70er jaren. En de verschillen tussen heel arm en heel rijk zijn groter dan ooit.

In de 70er jaren was het in de kringen waarin ik verkeerde normaal om heel eenvoudig te leven. In het kraakpand waarin ik lange tijd woonde gold het als burgerlijk om bijvoorbeeld op stoelen te zitten. En de bedden waren niet meer dan houten bakken op de vloer. Niemand vond het erg om in de winter te douchen met een open raam, omdat het geisertje op butagas werkte. Misschien is dat wat extreem. Ik heb ook gewoond in een studentenflat met gedeelde keuken en douche maar met een eigen wasbak, wat voor mij heel luxe aanvoelde. Als we verhuisden deden we dat met een grote bakfiets die je kon huren en dat was geen elektrische. Sommigen hadden een auto, maar in de regel waren dat onooglijke oude barrels. Qua kleding was het normaal om in oud uitziende vodden te lopen. Dat was zelfs hip. Een spijkerbroek liet je er oud uitzien door ermee in zee te lopen en aan je lichaam te laten opdrogen. Het was een taboe om over geld te praten of over rijk worden. De arbeider werd in die tijd verheerlijkt en je moest er ‘solidair’ mee zijn. Het waren meestal juist niet de studenten van ‘arme’ komaf die zich zo gedroegen. Al was er ook een andere groep kinderen al dan niet van rijkelui, die liep met blazers en grijze broeken en lid was van een corps, de ‘corpsballen’. Dat zijn ook veelal degenen die later de goede banen kregen. Dat was voorbestemd.

Ik voelde me erg thuis in de tijd van de 70er jaren. Het was voor mij niet moeilijk om me te gedragen als iemand die niets gaf om geld. Ik wás echt zo iemand. Dat geldt niet voor al mijn toenmalige huis- en studiegenoten. Zij vonden mij een vreemde eend in de bijt. Ik wilde bijvoorbeeld wél op een stoel zitten, al was die tweedehands, en niet op een matras op de grond. Dat vonden zij ‘burgerlijk’. Ik nam het ‘solidair zijn met de arbeider’ heel letterlijk en besteedde consequent acht uur per dag aan mijn studie (omdat ik vond dat ik dat aan de maatschappij verplicht was), waardoor ik veel sneller afstudeerde dan de gemiddelde student in die tijd. Ik gaf echt niets om materie of goederen en dat vonden mijn leeftijdgenoten ook raar. Men zei me weleens: ‘Dat gaat vast nog veranderen als je ouder bent en bijvoorbeeld kinderen krijgt’. Maar nee, dat is nooit gebeurd. Ik trouwde drie keer met mannen met weinig geld. Mijn eerste man was zelfs analfabeet en werkte als sorteerder van kleding. Ik heb ervoor gezorgd dat hij werk kreeg als schilder en daarin heeft hij zich kunnen bewijzen als een goed vakman. Hij verdiende meer dan ik wist. Ik kreeg van hem 60 gulden per week en daarvan pikte hij ook nog stiekem geld gedurende de week. Ik was zo naïef dat ik nooit vroeg naar het hoe en wat van zijn inkomsten. Ik werkte er zelf af en toe wat bij in de meest lullige baantjes onder mijn niveau binnen de schooltijden. Zo had ik net genoeg om te overleven.

En nu heb ik dus voldoende geld, samen met mijn lief, om een goed leven te hebben. Ik geniet daarvan en permitteer me veel meer dan toen mijn kinderen nog onder mijn zorg vielen. Zij kwamen voor mij op de eerste plaats qua uitgaven, maar alsnog was dat toen op een bescheiden niveau. Zij hadden geen kamer met eigen tv en pc en ook hadden ze maar één paar goede schoenen. Ze liepen niet over van de spulletjes, maar ik zag altijd dat ze blij waren met wat ze kregen. Ze vergeleken zich niet met andere kinderen.

Nu zie ik dat mijn kinderen leven op een veel hoger materieel niveau dan ik. Het doet mij goed om dat te zien en ook hoe zij daarvan genieten. Maar daarnaast zie ik ook dat zij er heel hard voor moeten werken. Dat heb ik minder gekend in mijn leven. Ik heb gewerkt, maar alleen als het nodig was. Ik werkte om te leven. De laatste 11 jaren voor mijn pensioen was dat in een baan die ook naar mijn hart was. Zo heb ik mijn niet al te indrukwekkende carrière alsnog kunnen beëindigen met gebruikmaking van mijn kennis en levenservaring. Een groot deel van mijn leven heb ik mijn tijd zelf kunnen indelen en ik kon veel thuis zijn voor mijn kinderen.

Toen ik sprak met mijn twee schoolvrienden, P en P, die beiden enorme carrières achter de rug hebben en daar een heel goed pensioen aan hebben overgehouden, zei één van hen dat hij niet met vreugde terugkijkt op zijn werkzame leven. Hij ging elke dag met tegenzin naar zijn werk. Dat lijkt me niet fijn. Ik denk dat geen geld opweegt tegen de vrijheid die je kan ervaren als je je eigen tijd mag indelen en dat niet elke dag uitgestippeld is en op de voorgaande dag lijkt.

Ik had een veelbewogen leven met veel ellende maar ook mooie ervaringen. Ik ben tevreden over mijn werkzame leven dat niet enorm groots te noemen is. Elk werk, hoe ‘minderwaardig’ ook, deed ik met 100% inzet.

Ik ben altijd graag baas geweest over mijn tijd. ‘Time is money’, zegt men. Dan zeg ik op mijn beurt: geef mij de tijd en pak jij het geld maar. De consequentie is dan dat je het doet met minder geld. Maar rijk is niet degene die veel heeft en blijft streven naar meer maar degene die tevreden is met wat hij heeft. Dat ben ik ?.

Wat heb ik met schoenen?

Nou, eigenlijk niks, zoals ik ook niks heb met andere spullen. Zolang ik niet loop met gaten in mijn kleding, mijn spullen nog heel zijn en ik elke dag te eten heb ben ik een tevreden mens.

Ik voel nu een behoefte om voor de lezer één en ander te verduidelijken over mijn ‘schoenverleden’.

Mijn relatie tot schoenen is al vroeg in mijn leven verstoord. Vanaf het moment dat mijn stiefvader in ons leven kwam (ik was toen 3 jaar) was hij degene die met mijn broer en mij naar de winkel ging voor schoenen. Het was afgelopen met leuke kinderschoentjes voor meisjes met bandjes. Hij kocht voor mijn broer en mij dezelfde veterschoenen. Het waren Robinson jongensschoenen. Ik durfde niet te protesteren. De lompe bruine schoenen met spekzolen werden ons aangepast en snel afgerekend. Wij hadden niets te vertellen over de keuze ervan. Als ik zei dat ik ze zwaar vond aan mijn voeten en dat ze eigenlijk voor jongens waren, dan kreeg ik te horen dat dat goed was voor mijn voeten.

Als puber heb ik me afgezet tegen die jongensschoenen uit mijn kindertijd en ben ik belachelijk hoge hakken gaan dragen met plateauzolen. Niet goed voor de voeten. Het op spitzen staan in de balletschool was evenmin goed. Toch had ik daar lange tijd van mijn leven geen last van.

Tijdens mijn eerste huwelijk had ik geen geld om uit te geven aan kleding of schoeisel voor mezelf (hoe dramatisch dat misschien ook klinkt). Ik kan me nu niet meer voorstellen dat ik het toen heel normaal vond dat ik zomer en winter liep op open sandalen met een sleehak van de markt, terwijl mijn (drugs gebruikende) echtgenoot met kleding liep van ‘House of England’. Ik stond er werkelijk niet bij stil dat dit complete waanzin was. Ik liep zelfs met tweedehands kleding van een buurvrouw, die me een paar maten te ruim zat. Mijn voeten hadden zoveel eelt, dat mijn hielen en tenen leken op een uitgedroogd landschap met scheuren. Ik had niet in de gaten dat dit niet klopte, maar was alleen bezig te overleven en mijn kinderen tenminste eten voor te zetten. Af en toe kregen ze wat kleding, gekocht bij Zeeman of Wibra. Shabnam, de generaalsdochter, vroeg zich nooit af of het wel klopte dat er nooit geld was. Ze leerde leven van weinig geld en wist er alsnog iets van te maken. Die gewoonte om zuinig te leven is nooit helemaal weggegaan.

Vanaf ongeveer mijn 50e had ik ineens een zware vorm van hallux valgus. Van de ene dag op de andere had ik een helse pijn in mijn voeten. Ik kon nauwelijks lopen op de sandalen die ik toen aan had. Dit overkwam me plotseling op een vakantie in Malgrat de Mar met mijn tweede echtgenoot en het gezin van mijn oudste dochter. Ik zocht wanhopig op een markt naar een schoen die verlichting kon geven bij het lopen. Ik weet nog dat mijn toenmalige schoonzoon me uitlachte. Hij had, denk ik, geen idee hoe een pijn in mijn voeten ik op dat moment had.

De jaren daarop ging ik elk jaar langs bij een podoloog die me steunzolen verschafte. Ik kon al die jaren voor schoenen alleen terecht in speciale schoenenwinkels voor mensen met moeilijke voeten.

Tot ik, een jaar of zes geleden, geopereerd werd aan de ergste hallux valgus-voet met jubelteen. Enkele jaren later aan de andere voet. Sindsdien loop ik op wolken op sportschoenen met een brede leest.

Het is moeilijk uit te leggen aan mensen hoe een opluchting het is als je van altijd pijn na een uurtje lopen ineens gewoon goed kan lopen zonder pijn. En daarnaast ook: hoe een opluchting het is dat je in de winkel altijd voldoende geld hebt om af te rekenen. Dat je portemonnee niet ineens leger blijkt te zijn dan je dacht omdat je echtgenoot er geld uit heeft gehaald voor de koffieshop, zodat je moet kiezen of je de kaas of het fruit zal terugleggen. En dat ik, wanneer ik iets nodig heb, het me kan permitteren. Ik heb dat lang niet gekund buiten mijn schuld. Wat ik daaraan over heb gehouden is dat ik zeer economisch omga met mijn geld, spullen en voedsel. En dat ik besef dat een overvloed aan middelen niet vanzelfsprekend is. Voor mij is het alleen belangrijk voldoende te hebben. Meer hoef ik niet.

Mijn kinderen hebben het nu allemaal heel goed door het harde werken dat ze doen en de kwaliteiten die ze hebben. Maar nog steeds zie ik dat ze volop kunnen genieten van wat ze hebben en meemaken. Mijn oudste dochter, die het bijzonder goed heeft, is nog steeds iemand die geen eten zal weggooien. Ik zie dat mijn kinderen hun kinderen veel meer verwennen met materiële zaken dan ik hun ooit heb kunnen verwennen. Maar alsnog nemen mijn kinderen mij dat niet kwalijk en zeggen zij dat ze een fijne jeugd hebben gehad. Ze beseffen heel goed wat de waarde is van alles door wat ze hebben meegemaakt, evenals ik.

Opa’s en oma’s liefde voor kleinkinderen

Wat ik veel zie is dat opa’s en oma’s nog gekker lijken zijn op hun kleinkinderen dan dat ze ooit waren op hun eigen kinderen. Trots laten ze aan ieder die maar kijken wil foto’s zien van hun tweede generatie nageslacht.

Mijn moeder was daarvan een voorbeeld. Haar hele woonkamer stond vol met ingelijste foto’s van haar kleinkinderen (mijn kinderen, want mijn broer had geen kinderen). Ook van mijn broer was er een foto, maar mijn hoofd ontbrak in de galerij. Daardoor wist ik wat mijn plaats in haar hart was. Ik heb in haar huis boven, in de kamer waar mijn broer sliep als hij bij hun logeerde, een verdwaalde foto gevonden van hem met mij samen. Het was één van de weinige foto’s die mijn stiefvader niet in de kliko gooide na mijn moeders overlijden (waarschijnlijk vergeten, net als de films uit mijn jeugd, die ik vond op CD in een kast).

Ik tekende de foto na

Toen mijn moeder terminaal was lag ze in haar slaapkamer. Op de vensterbank waarop zij uitkeek stonden allemaal ingelijste foto’s van haar kleinkinderen. Zij waren voor haar heel belangrijk, ook al zag zij hun niet veel.

Ik houd ook van mijn kleinkinderen. Maar niet met zoveel verering als ik dat zie bij veel andere opa’s en oma’s. Ik was heel erg betrokken bij mijn eigen kinderen toen ze opgroeiden en ik de zorg voor hun had en nu nog voel ik het meeste voor mijn eigen kinderen. Van de kleinkinderen houd ik ook, omdat het kinderen zijn van mijn kinderen. Twee van hen zijn inmiddels mannen en één bijna een man. Zij herinneren zich nog veel van wat ik met ze deed en tegen ze zei op de momenten dat ik op ze paste toen ze klein waren. Ik vind het heel leuk om dat terug te horen. Kennelijk speelt een oma ook een rol in het leven van kinderen en hebben opa’s en oma’s ook een bescheiden invloed op de opvoeding. Maar de dagelijkse zorg voor de kleinkinderen ligt bij mijn kinderen en zij zorgen voor hun kinderen met evenveel liefde en verantwoordelijkheidsgevoel als ik dat vroeger deed voor mijn kinderen. Ik heb daar alle vertrouwen in en wil me ook niet bemoeien met hoe zij zich aan hun taak kwijten. Ik denk zelfs vaak dat zij betere ouders zijn dan ik was.

Ik heb bewondering voor opa’s en oma’s die niets liever doen dan een paar dagen per week of zelfs meer op hun nog kleine kleinkinderen passen. Ik merk dat ik daar de energie niet meer voor heb, hoe leuk ik het ook vind om ze te zien in hun eigen omgeving en in mijn huis of dat van hun tantes. En ik houd zeker wel van mijn kleinkinderen, maar ze op een voetstuk plaatsen doe ik niet. Het zijn kinderen en alle kinderen zijn nog onschuldig en vertederend. Het is ook leuk om de te zien hoe zij in de wereld staan. Maar dat geldt wat mij betreft voor alle kinderen. Alles wat jong is, mens of dier, roept gevoelens op bij een volwassene om te willen beschermen en verzorgen. Datzelfde gevoel van vertedering heb ik ook voor ouderen.

En nu ben ik zelf zo een hulpeloze oudere. Ik hoop dat het niet te lang gaat duren met die knie?. Ik doe liever wat voor een ander dan dat ik een ander vraag wat voor mij te doen.

Trots op kinderen

Helaas kan ik nog niet wandelen, maar Ahmad maakte met mijn camera een foto van moeder zwaan, die nog steeds op haar 4 eieren zit. Het lijkt erop dat de geboorte nabij is, want vader zwaan stond midden op het pad te sissen naar voorbijgangers. Hij houdt de boel nu goed in de gaten.

De filmpjes van het verjaardagsfeest bij mijn eerstgeborene zijn af en ik ben er zelf heel trots op hoe ik het feest en de sfeer ervan heb weergegeven. Ik geniet nog steeds na van de warme omgeving waarin we verkeerden.

Mijn kinderen en ik hebben veel meegemaakt. Ze zijn nooit verwend qua spullen of vakanties. Ze groeiden op in een weliswaar groene maar simpele buurt met sociale woningen, een buurt die steeds meer ging bestaan uit migrantengezinnen. Sommige kinderen in deze buurt hebben het niet gered om mee te komen in de race die onze samenleving nu kenmerkt. Ik heb lange tijd gedacht dat het ook niet opschoot met mijn kinderen. Zij hielden geen van allen van school en leren. Ik zat ze wat dat betreft nooit achter hun broek. Voor mij was belangrijk dat zij zich goed gedroegen tegenover hun medemensen en niemand anders pijn deden. Dat ze niet logen. Ik heb veel met ze gepraat en uitgelegd en meende dan vaak dat wat ik zei niet bij ze binnenkwam. Er waren tijden dat ze helemaal niet naar me leken te luisteren en verzwegen waar ze mee bezig waren. Ik was geen moeder die kon straffen. Als een kind sorry zei was dat voor mij vaak genoeg. En ook zonder sorry vergaf ik ze veel. Ik hield gewoon van ze zoals ze waren met ieder hun heel eigen persoonlijkheid. Vaak vergat ik ook werkelijk wat ze hadden uitgevreten. Ik heb ze altijd willen bemoedigen en laten worden wie ze waren. Soms hield ik mijn hart vast wat er van ze zou worden.

Er is een tweedeling in deze maatschappij. Je hebt de ‘happy few’ die hun schaapjes op het droge hebben en zich geen zorgen hoeven te maken over rekeningen. Zij zijn succesvol in het werk dat ze doen en verdienen daarmee een goed salaris of hebben een eigen succesvol bedrijf. En je hebt de mensen die hard werken in minder betaalde banen en zich wel zorgen maken over de rekeningen die ze moeten betalen, die voor hen steeds onbetaalbaarder worden. En je hebt de mensen die helemaal niet betaald werken om wat voor reden dan ook. Omdat ze het niet kunnen vanwege lichamelijke of psychische redenen of met een andere motivatie. Soms lijkt het leven van een uitkering met alle subsidies die je dan krijgt gunstiger te zijn dan werken voor een iets hoger inkomen maar dan zonder die subsidies waardoor je uiteindelijk in een minder gunstige materiële positie verkeert.

Ik ben er trots op dat mijn kinderen, ondanks dat ze opgegroeid zijn in een buurt die ze nu ‘achterstandswijk’ noemen, nu behoren tot het segment dat ‘de happy few’ wordt genoemd. De posities die ze hebben en het werk dat ze doen is niet vanwege het profijt van een studie maar vanwege de verdienste van hun persoonlijkheden en intelligentie, die gelukkig niet alleen bepaald wordt door het aantal feiten dat je in je hoofd hebt zitten. Het zijn hun liefdevolle en openhartige karakters waar ik trots op ben. Kennelijk werkt een mooi karakter ook zijn vruchten af in de maatschappij.

Ik had zelf niet kunnen bedenken dat het zo zou gaan. En dat ik mag zien als moeder dat ze nu ook nog zo hecht zijn met elkaar geeft mij een enorme rust.

Er is naast de drie kinderen die redelijk in mijn buurt wonen ook nog ‘het buitenbeentje’. Hij heeft helaas geen contact met zijn broer en zussen maar wel met mij. Over hem hoef ik me ook geen zorgen te maken. Hij is een begenadigd timmerman en leeft rustig en afgelegen op een plek die bij hem past.

Ik weet dat mijn leven eindig is zoals dat van iedereen en dat de dood steeds dichterbij komt. Maar de tijd is voorbij dat ik dacht dat ik nog onmisbaar was wat betreft de zorg voor mijn kinderen. Ze hebben goede partners, hun kinderen en elkaar. Ik voel me gezegend dat ik dat mag meemaken. Alhamdulillah.