Afscheid

Afscheid doet me pijn. Weliswaar ben ik altijd een ‘einzelgänger’ geweest en aldus fluitend door het leven gegaan. Maar telkens als ik eenmaal omringd ben door mensen, dan vind ik afscheid nemen verschrikkelijk moeilijk. Toen ik klein was werd ik verdrietig als ik mijn oma al zwaaiend alsmaar kleiner zag worden door de achterruit van de auto, wanneer we wegreden na een bezoek aan haar flat in Scheveningen. “Och, omaatje blijft alleen achter”, dacht ik dan.
Als mijn broer en ik mee werden genomen voor een dagje zwemmen in de Maas of andere uitstapjes op zonnige dagen, dan begroef mijn broer iets in de grond of kerfde hij wat in een boom. “Voor als we hier weer terugkomen”, zei hij dan. Maar nooit kwamen we terug op de dezelfde plek en elke vakantie was de eerste en laatste op één plaats. Ook verhuisden we om de paar jaar. Een hele jeugd van afscheid nemen…. Van je huis, van de school, van je vriendinnetjes en vriendjes en vaak ook van je spullen. Want alles kon niet mee en veel werd weggegooid. Eenmaal moest ik zelfs mijn kat achterlaten, omdat we naar Duitsland verhuisden en het dier niet zomaar het land binnen kon in die tijd. Hij zou dan eerst in quarantaine moeten en dat wilden mijn ouders niet. Voordat we zouden verhuizen gingen we met vakantie en mijn stiefvader had de kat alvast weggebracht naar een ‘goed tehuis’, een plekje op een boerderij, ongeveer 30 km verderop.
Ik vond het afscheid van mijn kat Thomas, die ik ooit zelf van de straat had geplukt als zwerfkat en die mij overal volgde, verschrikkelijk. Over de hele vakantie hing voor mij een grauwsluier, omdat ik alleen maar aan Tom kon denken. Toen we na een maand terugkwamen van de vakantie zat hij voor ons huis op ons te wachten. In de officiersmess aan de overkant van ons huis was hij een maand lang een bekende gast geweest. Hij was al een paar dagen na ons vertrek teruggelopen van de boerderij naar huis en de kok in de officiersmess had hem al die tijd van eten voorzien.

Omdat Tom zoveel trouw had getoond, mocht hij nu wel mee naar Duitsland. We hielden hem bij de grensovergang naar Duitsland stiekem in een doos onder de autostoel. Dat was één van de mooiste ervaringen in mijn leven. Dat ik Tom toch niet kwijt was, maar dat hij nog vele jaren bij me bleef. In Duitsland liep hij elke dag met me mee naar school en stond hij me ook weer op te wachten als ik naar huis moest. Het is de liefste kat die ik ooit gehad heb. Ik kon hem aankleden met een groen wollen vestje en in de poppenwagen meenemen. Hij vond het allemaal best. Gretig dronk hij dan melk uit een poppenzuigfles, waarvan de spenen al na korte tijd gaten vertoonden.
Ik kan me moeilijk binden aan mensen, wacht altijd af wie er op mijn pad komt en laat mensen dan wel toe, maar iedere keer als er afscheid genomen moet worden, na een gezellige avond, na een fijne logeerpartij, na een gezamenlijke activiteit, dan doet dat pijn. Verschrikkelijk veel pijn. En afscheid van mijn kinderen…..dat doet nog meer pijn!

Dagje markthal Rotterdam

Rotterdam heeft nu een overdekte markt, zoals je die overal in Spanje ook aantreft. Verschil is dat het in Spanje een ‘gewone’ markten zijn, waar je terecht kan voor je vlees, vis en groenten tegen normale marktprijzen, terwijl het in Rotterdam een markt is met smulkramen en stalletjes met delicatessen. Een prestigieus project in een architectonisch hoogstandje: een strak ontworpen markthal die van buiten oogt als een modern treinstation. Ik zit met mijn dochter in de auto en kijk onderweg al mijn ogen uit naar de wonderbaarlijk harmonische mengeling van oude gebouwen en moderne architectuur in Rotterdam. Ik zou er niet willen wonen, te midden van de winderige promenades en verkeerswegen, maar om er even doorheen te taxiën is erg leuk. We zijn heel duidelijk niet de enigen die hebben bedacht dat het bezichtigen van deze markthal vanbinnen een leuk zondags uitje kan zijn. Al voor de parkeergarage staan we in een file en ook in de parkeergarage is het niet gemakkelijk een plek te vinden om te parkeren. Als we in colonne de roltrap op zijn gegleden komen we terecht in een enorme compacte mensenmassa, die kriskras te midden van kramen voortschuifelt. Mensen met huisdieren en kinderen, die we horen mompelen dat ze niet niet waren gekomen als ze geweten hadden dat het zo druk zou zijn. Nadat we met veel geduld in de rij hebben gestaan voor een portie peperdure churro’s (voor de kleine), zoeken we haastig een ijzeren trap op die naar boven leidt. Daar kunnenr we wat rustiger het gewoel beneden overzien. We vragen ons af hoe lang deze ondernemers stand gaan houden op deze markt en of de markt kan voortbestaan met deze formule (delicatessen en snacks). Of dat het uiteindelijk een gewone markt gaat worden, waar je oer-Hollandse geschreeuw zal horen als ‘lekkere bananen, een eurootje de kilo!!!!!!!’

Moederheil, Valkenierslaan 37 te Breda

Daar ben ik geboren op 22 oktober 1950. Dat staat te lezen op mijn geboortecertificaat. Het is een tehuis voor ongehuwde moeders geweest, dat nu niet meer bestaat, maar nog wel te zien is op archieffoto”s op internet.
En over ‘moederheil’ lees ik op wikipedia:
Het werd in 1915 opgericht te Breda aan de Willemstraat voor de Sint-Magdalena-stichting en de RK Vereeniging tot Bescherming van Meisjes. Het was een initiatief van enkele gegoede Bredase vrouwen. Het werd geleid door de Kleine Zusters van de Heilige Joseph en was gericht op het werkelijke heil der ongehuwde moeders, waarmee vermoedelijk het zielenheil werd bedoeld en dat betekende in de tijdgeest van weleer, zoals dat in de stichtingsacte tot uitdrukking kwam: De ongehuwde moeder heeft gezondigd tegen God en tegen de Maatschappij. Liefst zoolang mogelijk voor de bevalling worden de ongehuwde moeders in het huis opgenomen; zoolang mogelijk, omdat de meisjes vooral voor de bevalling het meest geneigd zijn te luisteren naar vermaningen en goeden raad.
In 1924 verhuisde men naar Ginneken. (NB Zorghuis [Moederheil], Valkenierslaan 37, Breda (Ginneken))  Er kwam ook een reguliere kraamkliniek en in 1929 kwam er een opleiding voor kraamvrouwen. Natuurlijk was er ook een kapel, waar de “gevallen vrouwen” konden bidden voor hun “zonden”.
Als ik mijn moeder vroeg waarom ik daar geboren was, dan zei ze me steevast dat dit was omdat er geen plaats was in het ziekenhuis op het moment van mijn geboorte. Ik heb altijd genoegen genomen met deze uitleg.
Laatst toen ik in de trein zat, op weg naar mijn vader, en langs Breda kwam overviel mij  ineens de volgende gedachte. Mijn kinderen zijn ook allemaal buitenshuis geboren (in een ziekenhuis), maar waarom staat er op geen van hun geboortecertificaten het adres van het ziekenhuis, maar gewoon mijn huisadres? En waarom staat er op mijn geboortecertificaat niet het adres waar mijn vader, moeder en broer op dat moment woonden in Breda? Waarom staat het adres van dit tehuis voor ongehuwde moeders op mijn geboortecertificaat?
Eenmaal bij mijn vader, als we al een tijdje met elkaar gesproken hebben over andere dingen, vraag ik het hem. Waarom staat niet het huisadres waar hij woonde op mijn geboortecertificaat? Hij zegt dat hij daar niets vanaf weet en het valt me op dat hij daarbij van me wegkijkt. Ook ben ik volgens hem gewoon in een ziekenhuis geboren. Maar zijn vriendin helpt hem een handje en zegt: “Nee hoor, Monique (mijn echte naam) is geboren in Moederheil” ‘Aha, Moederheil heette het dus’, sla ik snel op in mijn nieuwsgierige brein. Ik word niet wijzer gemaakt door mijn vader, die ontwijkend blijft reageren en blijft zeggen dat ik volgens hem gewoon in een ziekenhuis geboren ben. Ik laat het er maar bij en val hem er verder niet mee lastig.
Vandaag zegt Ahmad: “Waarom zoek je het zelf niet uit” en ik denk ‘ja, waarom niet’. Op internet zie ik de foto van mijn geboortehuis, Het oogt precies zoals ik het mij heb voorgesteld. Het is nu al jaren afgebroken en vandaar dat ik het niet heb teruggevonden toen ik ooit op zoek ging naar mijn geboorteadres enkele jaren terug.
Er staat nu een lelijk modern gebouw, dat iets weg heeft van een sjiek seniorencomplex, geheten residentie Valkenhorst.

Speurneus Ahmad gaat ook op zoek en ziet dat er een publikatie aangaande moederheil te vinden is in de Koninklijke Bibliotheek hier te Den Haag. Daar bevindt zich een publikatie ter inzage, die gemaakt is in opdracht van het gemeentearchief te Breda. Ik ben wel nieuwsgierig geworden. Wie weet staan ook mijn  gegevens daar vermeld.

Mijn geloof

Ik heb er al vaker over geschreven: hoe ik mijn geloof beleef. Het verhaal is echter niet statisch en mijn kijk op geloof en alles wat daarmee samenhangt verandert ook, naarmate omgevingsfactoren veranderen. Dus nog maar eens een poging……..
Als kind stond voor mij onomstotelijk vast dat er een God was. Ik zag daarvan overal bewijzen om me heen. In de gebeurtenissen die ik meemaakte en die voor mij nooit toevallig waren, maar altijd  verband hielden met elkaar. Mijn denken daarbij was niet zozeer causaal als wel synchroon. Ik zag een betekenisvol verband tussen het gelijktijdig of kort na elkaar plaatsvinden van gebeurtenissen. Pas later leerde ik dat er een verschil is tussen synchroon en causaal denken, maar als kind was dit synchrone denken voor mij een gewone zaak, die ik beschouwde als ‘mijn geheim’.
Als puber ging ik zoeken naar een kader om mijn ‘godsbeleving’ in te plaatsen. Ik vond dat niet in de kerken. Ik woonde protestante preken bij en ging met vriendinnetjes mee naar katholieke missen. Ik vond in de kerk geen aansluiting bij wat ik voelde. Filosofische beschouwingen die ik erop nalas uit oost en west konden ook nooit de lading dekken voor wat ik voelde. Vaak werd daar het idee van een hogere macht buiten beschouwing gelaten en werd naar mijn idee te veel nadruk gelegd op het eigen kunnen en willen, terwijl ik juist zoveel belang hechte aan de mysterieuze Helpende Hand die telkens leek op te duiken in de meest penibele situaties. Ook zag ik bepaalde wetmatigheden, die ik voor mijn eigen gemak dan maar ‘kosmische wetten’ noemde. Er zaten consequenties aan een bepaald gedrag of een bepaalde mentale instelling, begreep ik. Ik hield een schriftje bij om erachter te komen welke dat dan waren. Ik las boeken uit verschillende culturen en lette daarbij vooral op de universele overeenkomsten in de verschillende zienswijzen uit die culturen. Zouden die overeenkomsten dan diepere waarheden kunnen zijn? Zo ‘studeerde’ ik verder, waarbij de leerschool van het alledaagse leven voor mij de toetssteen bleef van alles wat ik wilde onthouden.
Dat zoekende gedrag deed mij overkomen bij mensen als een een soort journalist, die overal haar neus in stak, maar nooit ergens werkelijk deel van uitmaakte. Het gaf mij een gevoel van ‘niet weten’ maar ook een gevoel van enorme vrijheid, want alles was mogelijk.
In 1977 heb ik me laten inkaderen door een geloof waarin ik me ineens tot in mijn diepste vezels herkende, de islam. De Qur’an in de vertaling van Marmaduke Pickthall raakte mijn hart en ik wilde me zo snel mogelijk bekeren, wat ik ook deed. Mijn eerste stappen in de moslimgemeenschap waren tegelijk overweldigend geruststellend (het besef van de alomtegenwoordigheid van een Alwetende en Liefdevolle en Rechtvaardige Allah) als zeer beangstigend. Ik kreeg te maken met alle vooroordelen  en beperkingen en het bijgeloof van de Pakistaanse geloofsgemeenschap. Ik had maar één wens: het zo goed  mogelijk willen doen en voelde me dag in dag uit te kort schieten daarin.
Het geloof heb ik nooit losgelaten, wat voor stormen mijn bootje ook deden zwalken op de enorme zwarte oceaan, die mijn eerste huwelijk symboliseerde. Het vertrouwen in Allah en dat er ergens rechtvaardigheid moest bestaan hield me op de been. Ik ben moslim geworden en gebleven, omdat ik niet anders kan zijn dan trouw aan deze eenmaal genomen beslissing.
Maar……..ik heb steeds meer moeite met alles dat naar dogmatisch en onverdraagzaam neigt. En dat is wat ik nu zie bij zoveel geloofsgenoten.
Zodra het geloof een ‘jasje’ krijgt in de vorm van wat voor religie ook en zodra het geloof een machtsbolwerk wordt, dan gebeuren er nare dingen. Ik kan nu niet anders meer doen dan het geloof blijven zoeken in mijn eigen hart. Ik heb 37 jaar de islam bestudeerd en weet nu wat ik moet weten. Het gaat om de praktijk, wat in feite altijd al zo was. En ik meen dat het daarbij niet uitmaakt welk jasje je aan hebt. Het jasje van islam, het jasje van jodendom, christendom, hindoeïsme boedisme of zelfs een ‘atheïstisch’ jasje. Het gaat allemaal om de intentie waarmee je dingen denkt en doet. Levenswijsheden dateren van eeuwen geleden en profeten waren er in groten getale (125000). Met allen dezelfde boodschap: heb de ander lief als jezelf en gehoorzaam je Schepper.

Het slachtfeest (eid ul adha)

Zaterdag is het weer zover. Dan is het slachtfeest (eid ul akbar), een feestdag voor moslims. Het verhaal erachter vind ik mooi. In mijn eigen woorden naverteld gaat het als volgt:

Ibrahim (Abraham) krijgt van Allah de opdracht om zijn zoon Ismael te offeren. Zonder zich het waarom daarvan af te vragen wil Ibrahim doen wat Allah hem opdraagt, want hij twijfelt niet aan het woord van Allah. Hij vertelt het aan zijn zoon Ismael, die ook onmiddellijk vindt dat zijn vader Allah moet gehoorzamen en zich daarvoor vrijwillig beschikbaar stelt. Als Ibrahim en Ismael op weg zijn naar de plaats waar de vader zijn zoon zal gaan offeren, worden beiden geplaagd door de influisteringen van de Shaitan (duivel). Deze suggereert dat de hele opdracht waarschijnlijk een zinsbegoocheling is. Want hoe zou een liefhebbende God aan één van zijn schepselen zo een absurde en wrede opdracht kunnen geven! Shaitan probeert op zowel vader als zoon in te praten met zijn verraderlijke argumenten. Tot Ismael het zat wordt en een steen naar de duivel werpt. De steen raakt zijn ene oog en sindsdien is de duivel dan ook eenogig. Als ze uiteindelijk bij de plaats komen waar Abraham Ismael wil gaan offeren, gaat Ismael braaf op een steen liggen, klaar om gedood te worden door het zwaard van zijn vader. Maar het vlijmscherpe mes lijkt ineens heel bot te zijn en Ibrahim komt met geen mogelijkheid met het mes door de plek heen waar de slagader van zijn zoon zich bevindt. Ibrahim werpt het mes teleurgesteld weg en ziet tot zijn verrassing dat het nu ineens zo scherp is dat het een rots met gemak doorklieft. En dan ziet hij plotseling een schaap en krijgt de inspiratie van Allah swta dat hij in plaats van zijn zoon dit dier mag offeren.
Ik vind het een mooi verhaal, omdat het mij ontroert dat Ibrahim Allah zonder bedenkingen wilde gehoorzamen, ook al ging dat in tegen de liefde die hij ook voelde voor zijn zoon. Dat is iman (geloof) ten top in mijn ogen en komt neer op een diep en zeker ‘weten’ dat Allah er is en dat Allah niet anders dan Rechtvaardig kan zijn, in weerwil van al ons ogenschijnlijk ‘verstandig’ redeneren met het beperkte brein dat wij hebben. Onze rationele kennis kan gevat worden in een kopje, maar de kennis van ons hart omvat veel meer ruimte.
Het is een onderdeel van de bedevaart (hadj, een reis die iedere moslim minstens eenmaal in zijn/haar leven moet maken indien daartoe middelen zijn) in de islam dat mensen stenen gooien naar een pilaar. Dit symboliseert datgene wat Ismael deed, toen hij een welgemikte steen naar de duivel wierp. Ik was daar ooit bij (in 1999) en heb toen gezien dat het er rommelig en ruw aan toe gaat bij dat stenen gooien.
Verder is het gebruikelijk na afloop van de bedevaart een dier te slachten, wat het verhaal van Ibrahim en de gelukkige afloop daarvan symboliseert. Dit slachten van dieren doen niet alleen moslims die op bedevaart zijn, maar moslims over de hele wereld houden zich aan het gebruik. Soms slacht men met een groep mensen gezamenlijk een groter dier (een koe of een kalf). Soms worden er individueel of per gezin kleinere dieren geslacht, zoals schapen of geiten. Het is daarbij regel dat je een derde deel van het vlees voor jezelf houdt, een derde geeft aan familie en buren en een derde afstaat aan de allerarmsten. En dan is het natuurlijk belangrijk dat je niet het beste stuk voor jezelf houdt.
Ik heb nooit veel begrepen van dit gebruik. Het wordt niet genoemd in de 5 verplichte zuilen van de islam en ik heb dan ook nog nooit een dier geslacht (of laten slachten, zoals dat in de praktijk meestal gebeurt). Wel krijg ik jaarlijks van mijn buren een schapenpoot, want zij leven deze traditie wel na.
In Mecca heb ik na het slachtfeest op straathoeken stukken van kadavers zien liggen. Huid en afgedankte stukken vlees die aan het wegrotten waren. Niet iedereen benutte dus elk deel van het offerdier. Die taferelen gaven mij geen goed gevoel.
Het extra slachten van dieren in een weldoorvoed land als het onze, waarin de vleesconsumptie toch al hoog is zie ik niet als een daad van liefde. Het gedeelte van het vlees dat naar armen zou moeten gaan, gaat in de regel niet werkelijk naar armen, vrees ik. Want hoe kan men bijvoorbeeld een dakloze blij maken met een stuk rauw vlees?
Met andere woorden: ik ben moslim, probeer me in ieder geval aan de vijf zuilen van de islam te houden, maar…….ik heb nooit veel begrepen van deze traditie.
Wat ik alleen wil onthouden uit dit verhaal: het blinde geloof en het blinde vertrouwen dat Ibrahim en zijn zoon hadden in Allah de Almachtige. Dat vind ik mooi en naar dat voorbeeld wil ik graag leven.