Al jaren ben ik wat het zoeken van een kapper betreft als een dolende in de woestijn. Toen ik jonger was vond ik het nóg erger om naar een kapper te gaan dan nu. Er was een tijd dat ik de groenteman al best eng vond en daar al beschroomd mijn bestelling deed, maar naar een kapper gaan was absoluut te confronterend voor me. Ik werd al verlegen als ik in de stoel geroepen werd. Als ik daar dan zat met een cape die alleen mijn nietige hoofd vrijliet, had ik absoluut geen praatjes. Nadat mijn haar was uitgekamd en het sluik en triest naar beneden hing mocht ik zeggen wat ik wilde. Dan wist ik het niet meer zo goed. Een stukje eraf en bijpunten wist ik met schorre stem uit te stoten en daarna staarde ik triest naar mijn eigen spiegelbeeld, me afvragend of ik nu ook een gesprek moest gaande houden. Om mij heen hoorde ik vrouwen honderd uit kwetteren, alsof ze kind aan huis waren in de kapperszaak. Ik kreeg dan ook het gevoel dat ik eigenlijk geen knipbeurt verdiende, omdat ik zo weinig in kapperszaken kwam en dan ook nog zoiets armzaligs liet doen als alleen maar knippen en niet eens wassen.
Ik ben van kapperszaak naar kapperszaak gegaan, waarbij ik me het meest thuis voelde in de wat eenvoudigere eenmansbedrijfjes, zoals de tientjeskapper, of Christa’s haarmode (de naam is fictief). In grotere zaken waar shampoos en hairsprays werden aangeprezen durfde ik me niet te vertonen. Ik wilde die producten immers niet en vond het lastig dat gewoon te zeggen.
Soms was ik tevreden over een knipresultaat, maar in de regel niet zo. Ik nam aan dat dit voor een groot deel aan mijn haar lag. De laatste kapper waar ik me liet knippen was een kapper waar je naar binnen kon zonder afspraak. Dat is voor mij fijn, want de wens mijn haar te willen laten knippen komt altijd heel plotseling en hevig opzetten en duldt dan geen verder uitstel. De eerste keer ging het daar goed maar de laatste keer werd mijn haar mishandeld door een ‘snijder’, die mijn toch al niet te dikke haarbos uitdunde tot een piekerig pluizenbosje. De keer daarop werd me verzekerd dat de man die me geknipt had ontslagen was wegens slecht knippen, maar dat in een paar knipbeurten mijn haar wel weer te herstellen was. Ik was toen niet bijdehand genoeg om te eisen dat dit dan gratis diende te gebeuren wegens ‘geleden ongemak’ (voor gek lopen). Ik liet me braaf knippen en nam me voor op zoek te gaan naar een nieuw knipadres.
Dat heb ik nu gevonden via een vriendin. Zij vertelde me dat ze een goede kapster aan huis had, die vast ook mijn haar wel wilde knippen. Eigenlijk zei ze dat al heel lang geleden, maar ik was weer zo eigenwijs om te denken dat ik toch mijn eigen kapperplan moest trekken. Dat leverde me dat avontuur met die ‘dappere snijder’ op die mijn haar zo verpestte. Na deze slechte ervaring was ik rijp voor de thuiskapper. De eerste keer liet ik me knippen bij die vriendin, tegelijk met een knipbeurt van heur haar. Dat gaf mij het gevoel dat ik de kapster niet zo tot last was. Zij had met mij erbij twee klanten op één adres te pakken en ze hoefde dan niet ook nog speciaal naar mijn huis te komen.
Het bleek een leuke vrouw te zijn, van dezelfde sufitariqat als ik, dus evenals ik leerling van sheikh Nazim. Ze had heel wat te kletsen met me en ik hoefde niet veel te zeggen. Er was geen spiegel voor mijn neus die me confronteerde met mezelf. Ik kon mijn ogen sluiten en me overgeven aan haar vaardige kniphanden. Vandaag heb ik me voor de tweede keer door haar laten knippen in mijn eigen huis. Ze komt binnen, wil niets drinken, doet haar werk en kletst daarbij honderd uit. Na het knippen gaat ze snel weg, zaken zijn zaken. Het is een leuke vrouw. Ik mag haar en ze knipt goed. Wat wil ik nog meer.
Na talloze omzwervingen heb ik nu eindelijk mijn kappertje gevonden. Zalima uit Tsjetsjenië. Het is haar echte naam. Wie een goede, aardige thuiskapper zoekt in Den Haag, ik heb er één voor je……
Maandelijks archief: oktober 2013
Opruimen
Vandaag stormde het en wind die om het huis giert maakt mij altijd onrustig. Ik had geen zitvlees om opa’s oefeningen (bijna 3 uur lang!) te doen. Ik kreeg een beter idee. Ik ging opruimen.
Ik begin met de spullen en boeken uit mijn moeders huis die al bijna een jaar in een krat en in vuilniszakken onder een bed liggen (ja! onder de twijfelaar, die ik ooit tweedehands kocht nadat ik treurde om het verkochte bed van wijlen mijn broer). Het zijn spullen en boeken die ik ooit dacht te verkopen, maar dat is er nooit van gekomen. Daarom gaan ze nu naar de Kringloop, die het spul woensdag komt ophalen, samen met een oude tv die nog goed werkt. We hebben al dozen gehaald bij de supermarkt, die Ahmad verstevigd heeft met breed plakband. Ik begin met de spulletjes in te pakken: een Delfts blauwe klok die het niet meer doet en een dito vaasje met een molen, hand beschilderd en uniek in oplage staat erop, maar ik vind er niets aan. Verder een eng beeldje uitgehouwen uit de ivoren slagtand van een getergde olifant (brr) twee grote houten beelden met duivelachtige gezichten, een tinnen melk- en suikersetje dat onbruikbaar lijkt en een even onbruikbare tinnen theepot op een standaard, waarin ooit petroleum heeft gebrand om de thee warm te houden en een tinnen kandelaar. De laatste twee attributen vindt Ahmad mooi. Mijn historicus houdt van dit soort ouderwetse voorwerpen. Ok, die bewaar ik voor hem. En dan valt me ineens op dat het inderdaad twee mooie objecten zijn.
Ik ga verder met de boeken en merk dat er boeken bij zijn die ik wil bewaren: kinderboeken zoals Tijl Uylenspiegel en de Reis om de Wereld in 80 dagen van Jules Verne, sprookjesvertellingen en ‘de Zwarte hengst Bento’, een boek dat mij in mijn jonge jaren tranen met tuiten liet huilen van ontroering. De avonturen van Olie B Bommel, vertellingen van Bomans en boeken van Cissy van Marxsveld waar ik ook dol op was. Biggles en Frits Deelman (wat mijn broer las) laat ik weg. Ik weet niet of deze boeken mijn kleinzoons ook zullen boeien en denk van niet.
Verder nog wat volwassen boeken, die mij boeiend lijken en tot mijn verrassing vind ik in één ervan een boekenlegger met de verjaardagsdatum en de naam van mijn geliefde broer Hans erop geborduurd. Nog geen drie jaar later zou hij overlijden. De rest verdwijnt in twee grote dozen. Daar zitten drie bijbels bij (ik heb er al één), Blavatsky, Midas Dekkers en heel veel Tolkien, waar ik niets aan vind.
Eenmaal zo lekker bezig besluit ik ook mijn kleding weer eens uit te zoeken om de zak met oude draagbare kleding aan te vullen die ook mee mag naar de Kringloop. Ik pas dingen en merk dat mode niets betekent. Veel dingen die oud zijn staan nog leuk en veel nieuwere dingen niet. Eigenlijk is het met kleding bij mij zo: het bevalt me of niet en als het me niet bevalt draag ik het nooit en kan het weg en als het me wel bevalt draag ik het tot het tot op de draad versleten is. Maar alsnog ben ik een idioot bewaarmens. Ik vind een zak schoenen onder mijn bed, die ik nooit meer kan dragen (want met hakken) en in sommige ervan zitten nu gaten door de tand des tijds. Weg ermee. Ik heb nog oude BH’s van misschien wel 15 jaar terug, omdat ik telkens als ik een nieuwe kocht dacht de oude te moeten bewaren als reserve. Verder heb ik een hele la met lelijke leggings in kleuren die ik nooit zal dragen. Ik draag alleen zwarte en bruine. Weg met grijs en paars en met afzakkende leggings! De la is dan bijna leeg.
Dat doet me denken aan vroeger…in de tijd met mijn eerste ex. Ik bewaarde toen ook van alles voor nóg slechtere tijden. Zo kan ik me herinneren dat ik in de schuur een oude legerjas bewaarde. Ik weet bij God niet meer hoe ik daaraan kwam. Maar de gedachte achter het bewaren van die jas was dat er ooit een heel koude winter zou kunnen komen en dat ik dan misschien geen kachel had en niets om mij en mijn kinderen mee te verwarmen. Dan zou die oude jas nog van pas kunnen komen. We konden dan altijd nog onder die jas slapen. Wat een gedachte…..
Wat betreft de jassen heb ik het nog niet helemaal afgeleerd. Ik heb bijna al mijn jassen bewaard en aangezien ik niet bepaald ‘sleets’ ben, heb ik nog veel jassen, ook uit mijn brommertijd. Die bewaar ik ook nog steeds voor hele koude winters. En dan niet te vergeten het enorme aantal jassen van mijn jongste zoon die elk seizoen een nieuwe jas koopt. De jassen die hij niet meer wil dragen vind ik te mooi en te duur voor in de kledingzak. Die moeten naar andere jongemannen die er heel blij mee zullen zijn en ik wil ze persoonlijk uitdelen.
De dag van de opstanding, Yawm al-Qīyāmah
Ik kan er goed in komen, dat mensen het moeilijk vinden te begrijpen, laat staan voor waar aan te nemen dat het mogelijk is dat wij weer zullen worden opgewekt als we al lang gestorven zijn. Het staat echter in alle heilige boeken van de monotheïstische godsdiensten en ook wordt in deze boeken beschreven dat in alle tijden de meeste mensen moeite hadden het te geloven. Dat staat ook herhaaldelijk in de Quraan. Allah legt uit dat het voor Hem niet moeilijk is een schepping voor de tweede keer op te wekken. Immers Hij hoeft om iets te laten gebeuren alleen te zeggen ‘wees’ en het is.
Heel mooi vind ik het beschreven in de volgende surah:
Surah 22 Al Hajj
“22:5 O People, if you should be in doubt about the Resurrection, then [consider that] indeed, We created you from dust, then from a sperm-drop, then from a clinging clot, and then from a lump of flesh, formed and unformed – that We may show you. And We settle in the wombs whom We will for a specified term, then We bring you out as a child, and then [We develop you] that you may reach your [time of] maturity. And among you is he who is taken in [early] death, and among you is he who is returned to the most decrepit [old] age so that he knows, after [once having] knowledge, nothing. And you see the earth barren, but when We send down upon it rain, it quivers and swells and grows [something] of every beautiful kind.
Mijn adab en opa
Ik ben geen ruziezoeker, nooit geweest. Als kind al was ik rustig in de omgang met andere kinderen. Mijn moeder vertelde me eens dat een vrouw bij haar aanbelde en vertelde dat zij gezien had dat kinderen mij herhaaldelijk met mijn hoofd tegen de stoep sloegen en dat ik daar niets van zei. Ik kan me dat zelf helemaal niet herinneren. Misschien heeft dat beuken op die stoep mijn hersens geen goed gedaan. Maar zeker is dat ik als kind vriendelijk was en het niet begreep als andere kinderen niet aardig tegen me waren. Het viel me wel al op dat kinderen de ene dag aardig waren en de andere dag niet, zonder dat ik begreep waarom. En de kinderen die vandaag aardig waren, die waren juist gisteren of morgen weer niet aardig. Zo meende ik al jong te begrijpen dat je er geen peil op kon trekken waarom en wanneer kinderen al dan niet aardig waren. Ik zag het als een golfbeweging waarop ik weinig vat had. En al jong filosofeerde ik dan dat het maar beter was me niet te veel aan te trekken van het al dan niet aardig zijn van de mensen in mijn omgeving. Er zat veranderlijkheid in het gedrag en een soort golfbeweging, net als in het weer, en misschien moest ik dat gewoon maar accepteren.
Later maakte ik het nodige mee en begreep ik beter dat er wel degelijk verschillen zijn tussen de manier waarop mensen zich opstellen en dat niet iedereen het altijd goed bedoelt. Maar mijn grondhouding van ‘in principe het goede willen zien in mensen’ bleef bij me horen. Die houding paste ook goed in het geloof dat ik al had en dat ik herkende in de religie die ik aannam op mijn 27e jaar, de islam. Zoals ik in het vorige stukje al zei: in alle geloven wordt geduld gepredikt en een (blij)moedig gedrag onder alle omstandigheden. Immers alles komt van Allah. Dus: als iemand een voetbal per ongeluk tegen me aantrapt, dan hoef ik niet boos te worden op die persoon. Het is iets dat komt van Allah. Die bal tegen mijn hoofd op dat moment was voor mij bestemd.
Adab is belangrijk voor mij en drukt uit wat ik van binnen voel als het enige juiste, ook al is het niet altijd gemakkelijk. Ik ben geen supermens en ik heb ook een ego, dat maar al te vaak tegensputtert. Zo ook bijvoorbeeld gisteren.
Ik heb, zoals ik al een paar keer verteld heb, lessen van opa, waarvoor hij mij toevallig de laatste tijd dagelijks hem laat bellen. Dan zijn we twee uur lang met elkaar in gesprek en geeft hij me nieuw materiaal. Ik moet de consonanten en klinkers in het Arabisch schrijven en ze uitspreken en daarna de woorden. En dat moet goed gebeuren, zoals opa mij dat heeft geleerd met behulp van klankoefeningen. Opa is een Egyptenaar die Engels spreekt en niet altijd begrijp ik hem en hij mij. Soms zijn er misverstandjes of hoor ik hem niet goed. De laatste paar keer ging opa dan behoorlijk tegen me snauwen, wat niet prettig was. Ik accepteerde het echter gewoon en bleef mijn best doen om de de klanken en de tijdsduur van de lettergrepen alsnog goed uit mijn mond te krijgen. Ahmad hoorde het ook, het gesnauw van opa en het beviel hem niet. Hij zei me achteraf: ‘Misschien gaat opa door met snauwen, omdat jij het accepteert en hij daardoor denkt dat hij daarin steeds verder kan gaan’.
Ja, daar zit wel wat in, dacht ik toen. Maar toen ik erover doorpraatte met Ahmad kwamen we tot het volgende gesprek. In de tijd van de profeten beantwoordden deze heilige mensen altijd het slechte gedrag en de slechte woorden van mensen met goed gedrag en goede woorden. Bij sommigen riep dit alleen maar meer woede op, maar anderen werden erdoor in hun hart geraakt. Soms is de beste verdediging geen verdediging. Het niet in de tegenaanval gaan bij een aanval kan soms juist de ander ontwapenen. Ik heb dat diverse malen in mijn leven mogen ervaren. Mijn ogenschijnlijk naïeve en ontwapenende opstelling in het leven heeft vaak andere mensen ontdooid en het beste in hen naar boven gehaald. Maar…..dat ging niet altijd op. Ik heb helaas ook ellendige ervaringen van mensen die misbruik maakten van mijn meegaandheid. Er zijn mensen die de macht die je hun geeft misbruiken om je als een dweil in het rond te vegen. Er zijn wrede en ongevoelige mensen, die je nooit kan ontdooien. Ik zei tegen Ahmad: ‘Ik weet niet wat opa voor een man is. Als hij inderdaad een arrogante vent is die erop kickt dat ik niets zeg als hij boos tegen me doet, dan zal dat blijken en zal dat alleen maar erger worden. Maar ik heb geen zin met hem in de strijd te gaan. Hoe zijn adab met mij is, dat is zijn zaak. Mijn zaak is het om mijn adab met hem te bewaren. ik wil graag de Koran goed leren lezen en daarvoor heb ik hem nodig en ik respecteer hem omdat hij gratis lessen geeft en moeite doet.
Toch bleef ik er vannacht af en toe aan denken. Het nare gedrag van opa kwam tussen mijn slaap door steeds terugkomen in mijn hoofd en ik had er een naar gevoel over. Vandaag had ik weer een telefonische afspraak met opa en wat gebeurde er? Opa was heel aardig tegen me. Natuurlijk wees hij me op mijn fouten, maar hij praatte op een heel andere toon dan gisteren. Ik ben blij dat ik opa niets gezegd heb. Opa is, naar ik aanneem, ook een man die reflecteert op zijn eigen handelen, net als ik. Hij heeft zichzelf herpakt en laat nu zien dat hij het ook anders kan. En als hij morgen weer boos doet, dan denk ik maar, net als toen ik klein was, dit is een golfbeweging, de ene dag is iemand aardig en de volgende dag misschien niet. Ik moet alleen mijn eigen gedrag in de gaten houden en erover denken of mijn adab goed is of niet. De adab van een ander, daarover heb ik geen controle.
Adab
Adab. In wikipedia (http://en.wikipedia.org/wiki/Adab_%28Islam%29) lees ik:
Adab (Arabic: أدب) in the context of behavior, refers to prescribed Islamic etiquette: “refinement, good manners, morals, decorum, decency, humaneness”.[1] While interpretation of the scope and particulars of Adab may vary among different cultures, common among these interpretations is regard for personal standing through the observation of certain codes of behavior.[2] To exhibit Adab would be to show “proper discrimination of correct order, behavior, and taste.”[2]
Dat is een hele mond vol. Wat ik ervan onthoud en belangrijk vind is dat het hier gaat om “goede omgangsvormen met je omgeving” wat er ook gebeurt. Elke religie kun je onderscheiden in datgene wat men gelooft en wat mensen dus in hun hart hebben en de institutie (of het bolwerk) van een religie: d.w.z. het systeem van regels dat wordt opgeslagen en gehanteerd. De regels bij de bestaande geloven zijn vaak verworden tot een dogmatisch stelsel van geboden en verboden, die elke spontaniteit en puurheid dwarsbomen. Natuurlijk zijn regels belangrijk en is datgene wat is opgetekend in de heilige boeken belangrijk als richtlijn voor het geloof. Maar de praktijk is dat door de eeuwen heen de oorspronkelijke regels (zoals de 10 geboden van Mozes sws, de uitspraken van Jezus sws in bijvoorbeeld zijn bergrede en de sharia, zoals die is samengesteld uit de heilige Koran en de overleveringen van Mohammed sws) een eigen leven zijn gaan leiden. Daarbij komt nog dat er een vermenging is ontstaan tussen religieuze regels en de cultuur en gebruiken van bepaalde gebieden waarin een religie beleden wordt.
Dat heeft ertoe geleid dat veel mensen in de religie als instituut zichzelf niet meer herkennen. Het lijkt erop dat het soms gaat om een droge opsomming van regels, waarbij de relatie met menselijkheid en liefde ver te zoeken is. En dat terwijl het in wezen allemaal begonnen is om liefde. Elke religie is ontstaan uit liefde voor de Schepper en dankbaarheid. En vanuit die liefde voor de Schepper is er dan liefde voor Zijn schepping, de medemensen, de dieren en de hele leefwereld. Waar liefde is, daar is geen plaats voor strijd en oorlog. Waar liefde is, daar is adab. Daar zijn goede manieren. Wie lief heeft zal een ander niet boos toespreken of hardhandig behandelen, zal niet doden, zal niet liegen, niet stelen, zal respect hebben, want……..’wat jij niet wil dat jezelf geschiedt, doet dat ook een ander niet’. Het is zo simpel.
Toch zien we dat het alom niet gebeurt. Mensen gedragen zich vaak zonder adab, zonder goede manieren, of het nu moslims, christenen, joden, hindoes, boeddhisten of ongelovigen zijn. Datgene waarin iemand gelooft is helaas geen garantie voor goed gedrag, voor een goede ‘adab’.
De 124.000 profeten die op deze wereld zijn verschenen hadden allen een goede adab. Zij kwamen telkens in tijden waarin mensen ver waren van een goede manieren en waarin men zich juist erg slecht gedroeg. Zij werden nooit met open armen ontvangen, maar altijd belachelijk gemaakt en vernederd, want ze kwamen altijd in tijden van onwetendheid. Hoe de profeten ook vernederd en beschimpt werden, wat hun kenmerkte was hun adab onder alle omstandigheden. Zij beantwoordden slechte woorden met goede woorden en haat met liefde. Daardoor kan het zijn dat er vanuit deze liefde een religie ontstond met vele aanhangers. Mensen werden als een magneet getrokken naar de liefde die de profeten uitstraalden. Maar met de dood van de profeten ontstond weer vergeetachtigheid. De religie werd tot een instituut en dan weer een onverdraagzaam bolwerk. De liefde sijpelde weg en uiteindelijk wist niemand meer waarom het eigenlijk ook weer begonnen was. Een nieuwe periode van onwetendheid ontstond en nieuwe profeten maakten daar dan weer een einde aan. Dat is gebeurd door de geschiedenis heen tot aan de laatste profeet Mohammed sws.
Althans dit is wat ik geloof en wat niemand met mij eens hoeft te zijn. Voor mij is mijn geloof, de islam, belangrijk. Maar nog belangrijker is voor mij wat ik doe met mijn geloof. Ik kan vijf keer per dag bidden, veel vasten en mijn mond vochtig laten worden van het herdenken van de heilige namen van Allah. Dat is goed voor mij, maar Allah heeft van mij niets nodig. Allah is Zichzelf genoeg. Voor mij belangrijk is hoe ik omga met leven en met alles (mensen, dieren, planten en dingen) om me heen, mijn adab. Mijn adab bepaalt wat ik elk moment kies in het leven. Kies ik ervoor datgene te doen wat Allah graag ziet of kies ik ervoor naar mijn nafs (ego) te luisteren. Als ik doe wat Allah wil, dan heb ik liefde, dankbaarheid en dan doe ik niemand pijn en beschadig ik niets in mijn omgeving. Dan probeer ik te helpen en te geven waar ik kan en datgene te doen, waarvan ik denk dat dat het goed is op dat moment. Voor mij is adab nummer één in de beleving van mijn geloof.
Hoera, Ahmad heeft een geïnteresseeerde uitgever
Het is niet het belangrijkste wat er is, maar het is zeker fijn als je erkenning krijgt voor je inspanningen. Ahmad heeft een boek geschreven en waarin hij zijn historische kennis heeft verwerkt. Het boek gaat waarschijnlijk heten ‘Acerca de la pereza Andaluza’, vrij vertaald ‘over de (zogenaamde) luiheid van de Andalusiër’. Dat is de titel die hij er zelf aan geeft, maar de ervaring leert dat de uitgever meestal zelf een pakkende titel verzint voor een boek. Het kan echter ook zijn dat zij deze titel goed genoeg vinden. Het boek beschrijft hoe de Spanjaarden uit het noorden aankijken tegen de Andalusiër. Zij omschrijven ‘de cultuur van het noorden’ als de officiële cultuur van Spanje en hebben alle goede en mooie ingrediënten van de Andalusische cultuur opgenomen als onderdeel van de hunne en brengen deze ook naar buiten als zijnde van hun. Maar voor de geschiedenis van Andalusië is weinig begrip en interesse. Het Andalusië van nu wordt gezien als een achtergebleven en van het noorden afhankelijk gebied. Het is waar dat de bevolking in Andalusië op dit moment in welvaart en werkgelegenheid ver achter loopt bij de rest van Spanje. Maar er waren ook andere tijden, tijden waarin juist Andalusië de toon aangaf wat betreft wetenschap, welvaart en cultuur. Ahmad beschrijft in zijn boek wat er gebeurd is en hoe het komt dat de Andalusiër nu staat met lege handen tegenover een economisch sterker noorden van Spanje. Hij analyseert in zijn boek de politieke en sociale facetten van de loop der geschiedenis van Spanje.
Ahmad heeft enkele uitgevers proberen te interesseren voor zijn boek, om te beginnen enkele politiek linkse uitgevers in Andalusië. Van deze kreeg hij niet eens antwoord. Als reactie hierop uitte Ahmad de verzuchting: “Deze mensen staan open voor alle verandering, behalve die van zichzelf”. Vervolgens probeerde hij op aanraden van een journalist die hij kent een Baskische uitgever in Tafalla (Navarra). Deze uitgeverij reageerde binnen een half uur dat hij zijn boek uitgeprint naar hen kan toezenden ter lezing. Zij gaan het lezen en dan besluiten of zij het willen uitgeven. Ahmad is natuurlijk blij en druk bezig met printen en ik ben ook trots op mijn ‘hombre erudite’, de ‘campesino’, tuinman en autodidact die al eerder een geschiedkundig boek schreef dat wordt gerekend onder wetenschappelijk werk, ‘Andalucía como matria’.
Intussen is deze nijvere bij alweer bezig aan zijn derde boek, een boek waarvan hij zegt dat hij hierin zijn hart en ziel gaat leggen. “Dit boek zal worden als een kind van mij”, zegt Ahmad, “ik ben dus eigenlijk nu een soort van zwanger”. Het boek gaat heten ‘In de schaduw van de profeet’ en in dat boek gaat Ahmad beschrijven hoe de islam zich vanaf 622 tot 750 na chr. verspreid heeft in de mediterrane wereld. Tjonge jonge, ik vind het wel goed van hem, hoor.
As is verbrande turf
Het is niet goed om tegen jezelf te zeggen: ‘als ik dat dit of dat wel / niet gedaan had, dan………’ Een oud gezegde zegt dat al. Het heeft namelijk geen enkele zin, want……’gedane zaken nemen geen keer’. Maar als je wakker ligt ’s nachts kan het toch gebeuren dat je over bepaalde dingen die nog moeten plaats vinden of die al hebben plaatsgevonden aan het piekeren slaat. Dat gebeurde mij gisteren weer.
De ene gedachte lokt de andere uit. Zo voeg Ahmad mij laatst bijvoorbeeld: ‘Vond jij het vroeger niet gek dat je ex met merkkleding liep, terwijl jij het moest doen met tweedehandskleding en zonder handtas.’ Ik had een plastic zakje voor mijn portemonnee, die ik dus op diverse plaatsen in die tijd ben kwijtgeraakt. De ene keer liet ik het plastic zakje met belangrijke inhoud liggen bij de kassa, dan weer vergat ik het per ongeluk als ik wat kleding voor mijn kinderen probeerde te vinden in de graaibakken van Zeeman. Tot mijn grote wanhoop, want de portemonnee had in de regel al zeer weinig inhoud. Hoe vaak stond ik niet bij een kassa om af te rekenen, als ik ontdekte dat er weer geld uit mijn portemonnee was verdwenen voor de stimulerende middelen die mijn ex nodig had. Dan moest ik met het schaamrood op de kaken wat boodschappen terugleggen. Hoe vaak heb ik niet gepiekerd hoe ik een fatsoenlijke maaltijd op tafel kon toveren. Je wordt daarin als moeder steeds vindingrijker.
Nu praat ik alleen over de financiële kant van mijn leed. Die kant deed mij op het moment dat het me overkwam weinig. Ik stond er niet eens bij stil. Er was veel meer om me druk over te maken in die tijd, zoals hoe ik mijn onschuld kon aantonen tegenover alle verdenkingen van mijn ex en hoe ik ongein in huis kon vermijden. Mijn hele leven was daar 16 jaar lang op gericht.
Maar waarom sloop ik niet weg. Wat hield me bij deze man? Wist ik niet dat er een uitweg was? Kwam ik net uit het ei? Wat was voor mij normaal en wat niet? Daar zit hem de clou! Het was voor mij normaal om als een vod behandeld te worden. Mijn wil stond al vanaf de komst van mijn stiefvader achter de deur met de bezem. Hij kende alle kneepjes van een militaire training hoe je de wil van volwassen mannen laat staan kinderen kan breken. Mijn moeder werkte mee, God weet waarom. Misschien wilde zij niet voor een tweede keer scheiden. Wilde zij de schijn van dat we nu wel een ‘ok-gezin’ waren hoog houden. En ik werkte ook mee. Voor de buitenwereld was ik een gelukkig kind met ‘moderne’ ouders. Ik heb geen liefde gevoeld en was daar zo ontzettend naar op zoek. Ik was bereid alles te doen voor een paar goede woorden en een aai over de bol. Ik was bereid mijn karakter te verloochenen en de persoon te worden die mijn moeder uit mij wilde boetseren. Er was er maar één bij wie ik onvoorwaardelijke liefde voelde. Mijn broer Hans. Maar Hans was net als ik bang. Ik overschreeuwde mijn angst door net te doen of ik niet bang was en kreeg daardoor de klappen. Hans hield zich gedeisd, maar werd de meest geremde persoon die ik ooit zag. Geremd in sociale contacten. Ondanks dat had hij veel vrienden, omdat hij een zachte, vredelievende natuur had. Maar hij heeft zich nooit kunnen binden, is nooit getrouwd en kreeg nooit kinderen. Hoewel hij dat heel graag had gewild.
Maar waarom knagen deze gedachten aan mijn brein? Het waren eigenlijk geen gedachten. Wat ik nu opschrijf is een ‘achterafverklaring’. Wat me gisternacht overkwam is dat ik als in een film allerlei scenes zich zag afspelen, vanaf mijn vroege jeugd tot in mijn eerste desastreuze huwelijk. Hoe kon ik het allemaal pikken?, denk ik nu. Hoe is het mogelijk dat ik me zo heb laten behandelen. O.k., in mijn jeugd was er geen uitweg. Ik liep weleens weg, maar na een rondje gelopen te hebben keerde ik weer naar huis terug, want waar moest ik heen? Maar tijdens dat hele eerste huwelijk had ik zoveel kansen om weg te gaan. Ik heb ze nooit gepakt, of een paar keer gepakt en weer weggegeven. Als……als……als……
Vanmorgen vertelde ik mijn nachtelijke ‘avonturen’ aan Ahmad. Het is zo gek dat ik nu ineens iemand zo dichtbij voel (Ahmad), die eigenlijk van heel ver komt. En dat het zo lang geduurd heeft voordat ik me thuis kan voelen en veilig voelen bij iemand. Ik kan het haast niet geloven en moet het leren accepteren en waarderen. En ik moet de lange weg hiernaartoe vergeten en mezelf vergeven. Ik moet mezelf vergeven voor mijn eigen stommiteiten, de beslissingen die ik wel/ niet genomen heb en die achteraf gezien en zoals ik nu tegen het leven aan kijk onvoorstelbaar zijn.
Ik ben vast niet de enige.