Ik ben geen ruziezoeker, nooit geweest. Als kind al was ik rustig in de omgang met andere kinderen. Mijn moeder vertelde me eens dat een vrouw bij haar aanbelde en vertelde dat zij gezien had dat kinderen mij herhaaldelijk met mijn hoofd tegen de stoep sloegen en dat ik daar niets van zei. Ik kan me dat zelf helemaal niet herinneren. Misschien heeft dat beuken op die stoep mijn hersens geen goed gedaan. Maar zeker is dat ik als kind vriendelijk was en het niet begreep als andere kinderen niet aardig tegen me waren. Het viel me wel al op dat kinderen de ene dag aardig waren en de andere dag niet, zonder dat ik begreep waarom. En de kinderen die vandaag aardig waren, die waren juist gisteren of morgen weer niet aardig. Zo meende ik al jong te begrijpen dat je er geen peil op kon trekken waarom en wanneer kinderen al dan niet aardig waren. Ik zag het als een golfbeweging waarop ik weinig vat had. En al jong filosofeerde ik dan dat het maar beter was me niet te veel aan te trekken van het al dan niet aardig zijn van de mensen in mijn omgeving. Er zat veranderlijkheid in het gedrag en een soort golfbeweging, net als in het weer, en misschien moest ik dat gewoon maar accepteren.
Later maakte ik het nodige mee en begreep ik beter dat er wel degelijk verschillen zijn tussen de manier waarop mensen zich opstellen en dat niet iedereen het altijd goed bedoelt. Maar mijn grondhouding van ‘in principe het goede willen zien in mensen’ bleef bij me horen. Die houding paste ook goed in het geloof dat ik al had en dat ik herkende in de religie die ik aannam op mijn 27e jaar, de islam. Zoals ik in het vorige stukje al zei: in alle geloven wordt geduld gepredikt en een (blij)moedig gedrag onder alle omstandigheden. Immers alles komt van Allah. Dus: als iemand een voetbal per ongeluk tegen me aantrapt, dan hoef ik niet boos te worden op die persoon. Het is iets dat komt van Allah. Die bal tegen mijn hoofd op dat moment was voor mij bestemd.
Adab is belangrijk voor mij en drukt uit wat ik van binnen voel als het enige juiste, ook al is het niet altijd gemakkelijk. Ik ben geen supermens en ik heb ook een ego, dat maar al te vaak tegensputtert. Zo ook bijvoorbeeld gisteren.
Ik heb, zoals ik al een paar keer verteld heb, lessen van opa, waarvoor hij mij toevallig de laatste tijd dagelijks hem laat bellen. Dan zijn we twee uur lang met elkaar in gesprek en geeft hij me nieuw materiaal. Ik moet de consonanten en klinkers in het Arabisch schrijven en ze uitspreken en daarna de woorden. En dat moet goed gebeuren, zoals opa mij dat heeft geleerd met behulp van klankoefeningen. Opa is een Egyptenaar die Engels spreekt en niet altijd begrijp ik hem en hij mij. Soms zijn er misverstandjes of hoor ik hem niet goed. De laatste paar keer ging opa dan behoorlijk tegen me snauwen, wat niet prettig was. Ik accepteerde het echter gewoon en bleef mijn best doen om de de klanken en de tijdsduur van de lettergrepen alsnog goed uit mijn mond te krijgen. Ahmad hoorde het ook, het gesnauw van opa en het beviel hem niet. Hij zei me achteraf: ‘Misschien gaat opa door met snauwen, omdat jij het accepteert en hij daardoor denkt dat hij daarin steeds verder kan gaan’.
Ja, daar zit wel wat in, dacht ik toen. Maar toen ik erover doorpraatte met Ahmad kwamen we tot het volgende gesprek. In de tijd van de profeten beantwoordden deze heilige mensen altijd het slechte gedrag en de slechte woorden van mensen met goed gedrag en goede woorden. Bij sommigen riep dit alleen maar meer woede op, maar anderen werden erdoor in hun hart geraakt. Soms is de beste verdediging geen verdediging. Het niet in de tegenaanval gaan bij een aanval kan soms juist de ander ontwapenen. Ik heb dat diverse malen in mijn leven mogen ervaren. Mijn ogenschijnlijk naïeve en ontwapenende opstelling in het leven heeft vaak andere mensen ontdooid en het beste in hen naar boven gehaald. Maar…..dat ging niet altijd op. Ik heb helaas ook ellendige ervaringen van mensen die misbruik maakten van mijn meegaandheid. Er zijn mensen die de macht die je hun geeft misbruiken om je als een dweil in het rond te vegen. Er zijn wrede en ongevoelige mensen, die je nooit kan ontdooien. Ik zei tegen Ahmad: ‘Ik weet niet wat opa voor een man is. Als hij inderdaad een arrogante vent is die erop kickt dat ik niets zeg als hij boos tegen me doet, dan zal dat blijken en zal dat alleen maar erger worden. Maar ik heb geen zin met hem in de strijd te gaan. Hoe zijn adab met mij is, dat is zijn zaak. Mijn zaak is het om mijn adab met hem te bewaren. ik wil graag de Koran goed leren lezen en daarvoor heb ik hem nodig en ik respecteer hem omdat hij gratis lessen geeft en moeite doet.
Toch bleef ik er vannacht af en toe aan denken. Het nare gedrag van opa kwam tussen mijn slaap door steeds terugkomen in mijn hoofd en ik had er een naar gevoel over. Vandaag had ik weer een telefonische afspraak met opa en wat gebeurde er? Opa was heel aardig tegen me. Natuurlijk wees hij me op mijn fouten, maar hij praatte op een heel andere toon dan gisteren. Ik ben blij dat ik opa niets gezegd heb. Opa is, naar ik aanneem, ook een man die reflecteert op zijn eigen handelen, net als ik. Hij heeft zichzelf herpakt en laat nu zien dat hij het ook anders kan. En als hij morgen weer boos doet, dan denk ik maar, net als toen ik klein was, dit is een golfbeweging, de ene dag is iemand aardig en de volgende dag misschien niet. Ik moet alleen mijn eigen gedrag in de gaten houden en erover denken of mijn adab goed is of niet. De adab van een ander, daarover heb ik geen controle.