Dor hout

De term dor hout om de oudere mens te definiëren hoorde ik voor het eerst in de coronatijd. Het was een gekke tijd waarin aan mensen veel beperkingen werden opgelegd om de wat zwakkere mens te beschermen tegen de epidemie die toen wereldwijd in het centrum van ieders aandacht stond. Nu lijkt het of er geen corona meer bestaat.

Maar in die tijd ging vrijwel elke talkshow over het onderwerp corona. Men leek het erover eens te zijn dat oudere mensen en met name mensen in verpleeghuizen beschermd dienden te worden, omdat voor velen van hen een besmetting met corona kon leiden tot de dood.

Maar er gingen ook stemmen op die al die beperkingen niet terecht vonden. ‘Moeten de jongeren te lijden hebben onder de zwakkere gezondheid van ouderen met overgewicht of onderliggende medische problematiek?’ riepen sommigen. En er waren er zelfs die aan de oudere mens refereerden als ‘dor hout’.

Wie geeft er iets om dor hout? Je kan er de kachel me opstoken. Meer niet.

Soms lees ik op Twitter (dat ik sinds kort heb gedeactiveerd omdat ik er niet wijzer of blijer van wordt) of in de krant berichten van mensen die de oudere geen warm hart toedragen. Er wordt gesproken over ouderen die een ‘ramp’ zouden zijn op de al dan niet elektrische fiets, ouderen die grote huizen bezet houden en starters geen kans geven op de woningmarkt, ouderen die lekker leven van een pensioen dat de nog werkende jongere misschien nooit zal krijgen. Er gaan ook stemmen op dat je een oudere van meer dan 75 jaar een zelfgekozen euthanasie moet gunnen, ook al is deze nog volkomen gezond. Een oudere zou namelijk kunnen vinden dat zijn of haar leven ‘voltooid’ is.

Ik praatte gisteren over dit onderwerp met Ahmad aan het ontbijt. ‘Het lijkt wel of je als oudere ongewenst bent tegenwoordig,’ verzucht ik. Alsof ons ouderen wordt kwalijk genomen dat we er nog zijn en plaats innemen op deze wereld. Ahmad beaamt het. ‘Alsof je alleen maar waarde hebt als je werkt en zodra je niet meer werkt en misschien ook minder consumeert geen waarde hebt in de maatschappij. Wat een onmenselijke manier om naar een medemens te kijken’. ‘Wij waren in onze tijd ook opstandig tegen de oudere garde, maar dat was toch anders,’ zeg ik. ‘Ja,’ zegt Ahmad. ‘Wij schopten in onze tijd meer aan tegen de normen en waarden van ouderen, maar nu lijkt het wel of er sprake is van jaloezie en het de oudere niet gunnen van een rustig leven. Alsof de oudere niet ook zijn hele leven gewerkt heeft en daarom nu van een pensioen geniet.’ ‘Ja precies,’ zeg ik. ‘En het lijkt ook wel alsof de jonge mens niet geconfronteerd wil worden met ouderdom en de ‘lelijkheid’ ervan. Ieder wil jong blijven en op oud zijn berust een soort taboe.’

Het is verdrietig dat de mens zo gereduceerd wordt tot zijn of haar economische waarde.

Gelukkig is wat wij hierboven bespraken een generalisatie, maar helaas wel een trend. Ik ben blij dat mijn kinderen niet zo denken en ons de wereld gunnen.

Maar ik weet van mezelf dat ik van nature en waarschijnlijk ook door ervaringen in mijn jeugd iemand ben die het moeilijk vindt haar plaats ‘op te eisen’. Ik ben een ‘pleaser’ en doe gemakkelijk een stap opzij. Als ik het gevoel heb ergens niet meer gewenst te zijn, dan zou ik het besluit kunnen nemen op te stappen om plaats te maken voor anderen. Niet omdat ik levensmoe ben, maar omdat ik het gevoel heb mijn plaats niet te verdienen en deze te moeten afstaan aan een ander.

Gelukkig weerhoudt mijn geloof mij ervan om zo een stap ooit daadwerkelijk te nemen. Ik weet dat je je niet moet afvragen waarom je (nog) leeft, maar dat het feit dát je leeft voldoende reden is van je bestaan. Dieren vragen zich niet af waarom ze bestaan en of ze wel nut hebben in de wereld. En iemand die gehandicapt is geboren of geraakt door een ongeluk vraagt zich ook niet af of hij recht heeft om te bestaan, als hij ziet dat anderen meer kunnen dan hij of als hij zelfs afhankelijk is van anderen in zijn dagelijks leven. Het feit dat een levend wezen op deze aarde is, hoe klein en nietig ook of hoe oud of ‘nutteloos’ ook, is voldoende om het leven van dat wezen(tje) te respecteren.