Laatst kwam er een man onze voordeur repareren. De tochtstrips waren losgegaan na een verfbeurt tijdens onze afwezigheid (de buurvrouw was tijdens ons verblijf in Spanje zo lief om alle ramen en deuren te openen voor de schilders). Maar doordat de verf aan de tochtstrips was blijven plakken bij het sluiten van de deur, waren de tochtstrips losgegaan en nu sloot de deur niet meer goed.
Ahmad deed open en toen ik erbij kwam staan hoorde en zag ik dat de mannen allebei met elkaar spraken in een taal die niet oorspronkelijk de hunne was. De man deed dat beter dan Ahmad. ‘Hoe lang bent u al in Nederland?’ vroeg de man aan Ahmad. 15 Jaar. ‘Ik ben hier pas zes en een half jaar,’ zei hij trots. ‘Dan spreekt u echt goed Nederlands,’ complimenteerde ik hem. Hij vertelde uit Kosovo te komen. De man deed mooi werk, verwijderde de tochtstrip en plaatste een nieuwe. Ook zette hij de aluminium strip aan de buitenkant, die ook los was gegaan, goed vast. De deur sloot weer perfect. ‘Mooi werk,’ zeiden Ahmad en ik en we bedankten hem.
Even later zei ik tegen Ahmad dat ik merkte dat hij niet veel moeite meer deed de laatste jaren om zijn Nederlands te verbeteren. Daardoor kan hij alleen maar heel oppervlakkige gesprekken voeren met mijn kinderen en is hij vrij stil op feestjes. Dat is jammer. ‘Waarom ga je niet weer je best doen?’ vraag ik hem. ‘Dan moet jij mij leren,’ antwoordt Ahmad. ‘O.k., dus de verantwoordelijkheid wordt bij mij gelegd,’ zeg ik. Ik weet dat het voor hem moeilijk is om op een andere manier zijn woordenschat uit te breiden.
We hebben nu afgesproken dat we in Nederland zoveel mogelijk Nederlands met elkaar zullen praten. Ik ga hem helpen. Het blijft wel modderen. Ik heb de neiging om de taal voor hem te willen versimpelen door lidwoorden e.d. weg te laten en tegen hem te praten alsof ikzelf een buitenlander ben. Dat is niet goed en dat weet ik. Ik ben niet in de wieg gelegd voor lerares. Zo leren we allebei wat bij. Ik moet proberen gewoon tegen hem te praten, maar wel langzaam en niet supersnel, zoals ik gewend ben.
‘Maar dan wil ik dat jij ook langzaam en duidelijk Spaans tegen mij praat,’ zeg ik. ‘En dat je niet als een Andalus de helft van de medeklinkers niet uitspreekt.’ Hm, dat is voor hem ook een leerproces. De Andalus is wat dat betreft koppig en trots op zijn manier van praten.