Ik kom de deur uit van de portiekflat van mijn buurvrouw na het boodschappen doen voor haar en deze opbergen in haar gezellige huisje. Ik zie dat er een postbode voor de deur staat, die aan het uitzoeken is of er post is voor de gleuven in de portiek waar we voor staan. Ik blijf even wachten of er post is voor mijn buurvrouw. Die is er niet.
‘Woont u ook hier?’ vraagt de postbode. ‘Nee, ik wacht even af of er post is voor de mevrouw hier beneden. Ik doe haar boodschappen.’ ‘O, bent u haar mantelzorger?’ ‘Nee, ik doe haar boodschappen en haar zoon doet weer andere dingen voor haar en zo doen we allemaal wat voor haar. Het zal je maar gebeuren dat je je huis niet uit kan.’
We raken aan de praat. De postbode ziet eruit als een gepensioneerde man. Hij is op de fiets en draagt een korte broek. Maar hij is niet met pensioen. Nog niet. Hij moet nog even doorwerken, maar hij werkt nog niet zo lang bij de post. Hij klaagt over pakjes die net niet door de brievenbus passen en die hij dan naar het distributiecentrum terug moet brengen. Dat kost hem tijd die niet betaald wordt. En zo kletsen ze wat verder.
Dan vraagt hij me: ‘Mag ik u iets vragen?’ ‘Jawel hoor.’ ‘U ziet er zo hip uit. U kleed zich helemaal als een jong persoon. ‘ Ik heb gewoon een spijkerbroek aan met een shirt erop. Verder zie ik niet veel bijzonders aan mijn kledingstijl. ‘Ach ja,’ zeg ik. ‘Ik voel me 30 maar ik ben bijna 72 jaar.’ ‘Ja, ik zie wel dat u oud bent (oef!), maar u kleedt zich zo jong. Met een kettinkje om uw enkel enzo.’ Ik kijk even naar mijn enkel, waar achteloos een gouden halsketting omheen is gedrapeerd. ‘Een mens is zo oud als hij zich voelt toch,’ lach ik. ‘Ja, dat is wel zo.’
Als ik thuis kom vraag ik Ahmad of ik niet te jong gekleed ga. Hij vindt dat helemaal niet. Even later fietsen Ahmad en ik naar de markt voor kaas. We komen een vrouw tegen op een fiets van ongeveer mijn leeftijd. Ze heeft kortgeknipt grijs haar en draagt een witte kuitbroek met daarop een pastelkleurig zomerjack, het uniform van de Westlandse boomers. ‘Als ik zo gekleed ga pas ik beter in het plaatje dat mensen hebben van mijn leeftijdsgenoten,’ zeg ik tegen Ahmad. ‘Inderdaad,’ lacht hij.
Maar ik heb daar geen trek in. Ik heb zoveel mooie jaren van mijn leven verloren zien gaan in ellende. In die jaren had ik weinig oog voor mijn uiterlijk en maakte het me niet uit welke tweedehands door anderen afgedankte kleren ik droeg. Ik leefde alleen voor mijn kinderen. Nu vind ik het leuk om mijzelf wat op te pimpen met kleuren en fleuren. De man naast mij geniet daarvan. Vanmorgen zei hij me nog dat ik zo ‘guapa’ was. Het is gelukkig niet strafbaar om te dragen waar je je goed in voelt, wat de modepolitie er ook van mag vinden.