Onze wandelingen in de Uithof zijn niet meer zo spectaculair als in de lente. Kleine vogeltjes zijn groot geworden en veel wilde bloemen zijn uitgebloeid. De rietkragen die de sloten een tijdlang overwoekerden zijn drastisch geknipt en dat geeft de sloten een saai uiterlijk. De futen en eendjes kunnen zich niet meer verstoppen.
Omdat het bovendien nog warm is besluiten we vandaag alle zon te mijden en alleen maar in de schaduw door lommerrijke paden te lopen.
We lopen langs het asiel. Ik kijk opzij en zie dat het flink is uitgebreid sinds ik daar voor het laatst een kat vandaan haalde. Het oogt als een enorm gevangeniscomplex. En we horen ook het gegil dat je normaal kan horen van gevangenen, maar dit keer zijn het geen mensen maar honden die blaffen in alle toonaarden. Het klinkt niet als geblaf van ‘ik waak hier’ maar het klinkt als hopeloos gehuilblaf. Het gaat door merg en been. ‘Weet je dat ik dit zoveel erger vind dan het gehuil en gegil van menselijke gevangenen?’ zeg ik tegen Ahmad. Van mensen kan je nog zeggen dat ze het ernaar gemaakt hebben om gevangen te zitten op enkele onschuldigen na, maar hier zijn alle gevangenen onschuldig.’ Wat zijn mensen toch wreed om een een hond aan te schaffen en deze daarna weg te doen alsof het een stuk speelgoed is. Op een paar mensen na die door ziekte of dood niet meer voor hun dier konden zorgen natuurlijk.
‘Weet je, als ik een hond was zou ik nog liever een zwerfhond zijn in Spanje dan een hond hier in dit asiel,’ zeg ik. In Spanje lopen die zwerfhonden tenminste vrij rond en mensen laten overal bakken water achter en bakjes met voedsel voor rondzwervende honden en katten. Zo hebben ze alsnog een beter leven dan deze opgesloten dieren. Om gek te worden!
We zijn blij als we het intrieste geblaf en gejank niet meer horen. Dan nog liever het dreunende geluid van de heipalen. Ze zijn flink aan het bouwen in onze aantrekkelijke groene buurt.