Is Nederlandse les geven moeilijk?

Voor mij wel. In mij is geen leraar verloren gegaan. Lesgeven vraagt geduld en je moet bereid zijn dingen zo nodig te herhalen en nog eens uit te leggen. Dat zijn niet mijn sterkste punten.

Ik herinner me dat ik in het verleden mijn oudste dochter hielp met haar wiskundesommen, waarvan zij niets begreep. Ik merkte toen hoe moeilijk het was om een som uit te leggen, omdat mijn uitleg kennelijk niet duidelijk genoeg was. Daarbij kwam dat ze bepaalde dingen op haar puberleeftijd niet wilde aannemen. Het lukte me niet haar te overtuigen hoe ze een bepaalde som kon maken.

En nu geef ik Nederlandse les aan mijn lief. We zijn inmiddels al bijna 13 jaar samen en tot op heden sprak ik Spaans met hem. Ik heb moeite moeten doen om dat te leren en mijn Spaans is nog steeds niet perfect. Sommige dingen zeg ik gemakkelijker in het Nederlands en dan mis ik het dat we elkaar niet goed kunnen begrijpen in mijn moedertaal. Ik zou het daarnaast fijn vinden als hij ook meer gesprekken kon voeren met mijn kinderen en kleinkinderen. Vaak neemt hij nu niet deel aan de gesprekken en grappen die ik met hen deel en dat vind ik jammer. Het is niet dat hij niet zijn best doet om Nederlands te leren. Hij volgt een Nederlandse cursus online. Maar wat bij hem ontbreekt is de praktijk van het gesprekken voeren in het Nederlands.

Ikzelf heb snel Spaans geleerd, omdat ik van nature nieuwsgierig ben naar wat mensen te zeggen hebben. Zo leerde ik Urdu, voordat ik een tijd bij mijn vroegere schoonfamilie in Ebbottabad verbleef. Ik wilde ook met hen kunnen praten.

Ahmad is geen grote prater van nature en ook minder nieuwsgierig naar wat anderen zeggen. Als ik een onderwerp aansnijd dat hij interessant vindt, dan kan hij wel loskomen en heel enthousiast praten, maar dat doet hij het liefst in zijn moedertaal. Eigenlijk ben ik degene in zijn leven met wie hij nu het meeste praat. Daarom heb ik besloten dat het nu mijn taak is om hem Nederlands te leren in de praktijk door voortaan in het Nederlands met hem te praten.

Ik heb gemerkt dat dit niet gemakkelijk is voor mij. Ten eerste heeft hij nog onvoldoende woordenschat. Dus als ik zinnen maak waarin voor het merendeel voor hem nieuwe woorden voorkomen, dan komt de boodschap niet over. Ten tweede ben ik gewend heel snel te praten, zoals ik alles snel doe. Dat is geen probleem als ik met mijn kinderen praat. Die zijn dat van me gewend en ook anderen in mijn omgeving. Vroeger op het werk merkte ik weleens dat sommige collega’s me niet konden bijhouden. Als ik met mijn jongste dochter praat, eens in de zoveel tijd, dan hebben wij maar twee uurtjes nodig om helemaal bij te praten. Zij praat net zo snel als ik.

Maar in de Nederlandse les die ik Ahmad wil geven is snel praten natuurlijk helemaal fout. Dus ik moet letten op de snelheid waarmee ik praat en ik moet heel goed opletten of hij me wel begrijpt. Hij heeft soms de neiging om ‘jaja’ te zeggen, maar dan heeft hij me niet begrepen. Dat kan in sommige situaties gevaarlijk zijn.

Het is een vermoeiende weg voor ons allebei, dat praten in het Nederlands. Het was zoveel makkelijker in het Spaans. In het begin merkte ik zelfs dat ik minder ging praten, omdat sommige dingen te ingewikkeld waren om in het Nederlands te zeggen tegen iemand, die nog niet zoveel woorden kent. Maar ik ga ermee door.

Het is een goede zaak dat ik mijn best doe om in sommige situaties langzamer te praten en geduld hebben is ook een goede oefening. De weg is nog lang, maar het zal steeds gemakkelijker worden inshaallah. We moeten gewoon volhouden.