Collecteweken

Het lijkt erop dat met het einde van de schoolvakanties nu ook de collecteweken zijn begonnen. Eergisteren trof ik een jonge vrouw aan op de stoep voor een aantal supermarkten met een collectebus. Of ik iets over had voor de voedselbank. Natuurlijk had ik dat. Ik vind het al erg genoeg dat de voedselbank nodig is in een welvaartsland als het onze.

Ik heb voor mezelf de regel dat als iemand voor mijn neus staat en om geld vraagt, dat ik dan eigenlijk nooit wil weigeren. Dit komt door een ‘bijgeloof’ dat deze persoon niet zomaar op mijn levenspad komt. Iemand bedelt ook in de regel niet voor de lol om geld. Dus ik geef dan altijd wat. Een uitzondering vormen voor mij de mensen met een daklozenkrant. Zij staan vaak permanent voor dezelfde winkel te posten. En dan wil ik niet aan de gang blijven met geld geven. Het geeft me dan wel een ongemakkelijk gevoel om zo een persoon na één keer wel geld gegeven te hebben alleen maar te groeten in het voorbijgaan en niets te geven.

Bovendien heb ik in de regel geen contant geld meer bij me, net als de meeste mensen. Maar dat is tegenwoordig bij de ‘echte’ collectanten met een registratiekaartje op hun borst geen probleem meer. Je kan bij hen pinnen. En het voordeel voor de organisatie waarvoor zij collecteren is dan dat je in de regel niet een heel klein bedrag gaat pinnen. Dus dat werkt in hun voordeel.

Gisteren stond er een dit keer wat oudere dame met een collectebus. Of ik wat over had voor de ‘oudere mens’. ‘Wat doen jullie dan voor deze mensen?’ vraag ik. ‘Nou, we nemen ze mee een dagje uit of er wordt een bingo georganiseerd.’ ‘En hoe sporen jullie de ouderen die dat nodig hebben op?’ ‘Via verzorgingstehuizen en buurtcentra en dergelijke.’ Er gaat direct de gedachte door mijn hoofd dat er in de regel juist in dat soort instellingen al enige aandacht voor oudere mensen is. Ik maak me eerder zorgen om de ouderen die alleen zitten en waar niemand naar omkijkt. De ‘vergeten ouderen’ zogezegd. Ik pin vijf piek, maar ik zeg haar wel dat niet elke oudere zin heeft in groepsactiviteiten zoals een bingo of een uitje en dat sommigen misschien eerder behoefte hebben aan wat individuele aandacht. Hoe spoor je die mensen op? Jaja, dat weet de vrouw ook niet. Zij staat daar gewoon om geld op te halen.

Als ik de boodschappen daarna aflever bij mijn buurvrouw, tref ik haar huilend aan. ‘Wat is dat nou? Wat is er?’ Ze was vandaag, zoals gewoonlijk, aan het wachten op de zuster die de wond aan haar voet komt verzorgen. Maar die kwam maar niet. Toen ze belde naar het hoofdkantoor van de wijkverpleging kreeg ze te horen dat zij ‘niet was ingepland vandaag’. Dat was een foutje.

‘Hoe kunnen ze dat nu doen,’ huilt zij. ‘Ze weten dat ik al twee jaar vier keer per week opnieuw verbonden moet worden. En dan laten ze me zo vallen door een verkeerde planning. Ik ben zelf altijd zo punctueel geweest en nu moet ik ervaren dat ik voor hun gewoon maar een nummer ben. Ik denk weleens: wat doe ik nog op deze wereld.’

Zoiets breekt mijn hart. Alles is hier wegbezuinigd of ‘overgeorganiseerd’. Wat zo een fout als men vandaag maakte betekent voor een hulpeloze oudere met helse pijn aan haar voet beseft men niet. Wie kan zich in deze gejaagde wereld inleven in een oudere die al twee jaar noodgedwongen binnen zit en voor wie elke afspraak meer betekenis heeft dan voor iemand die wel mobiel is.

Uiteindelijk belde een zuster haar dat ze om 15 uur zou komen voor de wond, maar om 16.30 was zij er nog niet. In ieder geval is men opmerkzaam gemaakt dat er iemand moest komen voor die wond doordat mijn buurvouw zelf er over gebeld heeft. Wat ook herhaaldelijk gebeurt is dat de apotheek de verkeerde gaasjes en zalfjes aflevert en dat de diverse verpleegkundigen de wond op een verschillende manier verzorgen. Er is kennelijk geen duidelijk protocol. En de wond wordt nu eens kleiner en dan weer groter. Om gek van te worden! Ze gebruikt morfine voor de pijn.