Sinds het suikerfeest voel ik me nogal gammel. Het uitgeputte hoofd dat ik scheen te hebben bij het vasten heb ik nu niet meer, maar het lijkt wel of ik de uitputting nu pas voel. Ik moet de hele vastenmaand op een inwendige batterij hebben gelopen die onuitputtelijk leek en pas nu voel ik dat deze helemaal leeg is.
Dat doet me denken aan jaren geleden, toen ik in Pakistan verbleef met mijn toenmalige echtgenoot en 4 kinderen. De tweeling (4 jaar oud) was daar ziek van het slechte water en de baby (1 jaar) had geen pampers en geen plastic over de katoenen luier, wat erg veel werk gaf. Daar moest ik alles op mijn hurken met de hand wassen in een platte teil met een stuk groene zeep. De ex stak geen poot uit, zodat al het werk op mij terecht kwam. Het terrein was daar zo onbegaanbaar dat ik overal waar ik heen ging met een 1 jarig kind liep te sjouwen. Op een goed moment was ik zo moe dat ik ineens als verlamd leek. Ik werd op een dag wakker en merkte dat ik niets meer kon. Ik kon me bijna niet bewegen en niets meer tillen. Het was op het moment dat we zouden terugkeren naar Nederland. Ik weet niet hoe ik ben thuisgekomen, ziek als ik toen was. In Nederland bracht mijn ex me naar de dokter. Hij was op dat moment wel enigszins bezorgd, omdat de ‘machine’ (ik dus) van de ene dag op de andere niet meer naar behoren werkte. Er werd gedacht dat ik misschien malaria had. Eenmaal bij de huisarts kon deze geen ziekte bij mij vinden. ‘Deze vrouw is volkomen uitgeput,’ was zijn diagnose. Door een gestaag oplopende moeheid had ik verlammingsverschijnselen opgelopen. Mijn lichaam blokkeerde. Langzaam ben ik toen hersteld.
Dit keer is mijn moeheid veel minder ernstig. Het voelt als een griep. Ik heb voor de zekerheid een corona zelftest gedaan. Die was gelukkig negatief. Dus dit wordt gewoon: het rustig aan doen en herstellen.
Maar mijn animo is er niet minder om. Het komt allemaal goed en ik heb nu een liefhebbende man en zo mogelijk nog liefhebbendere kinderen om me heen. Ik ben gelukkig.