Gisteren stond ik op met een onprettig en narrig gevoel. Had ik goed geslapen? Dat vroeg Ahmad, zoals wel vaker. Ja, voor zover ik wist wel. Ik zou een nachtmerrie hebben gehad. Lag te kreunen en kermen in mijn slaap, alsof ik iets verschrikkelijks onderging, aldus Ahmad. Hij had me geaaid en gerustgesteld. Het was maar een droom. Ik kon me van de droom niets herinneren, maar wist wel dat ik was opgestaan met een onbestemd naar gevoel. Kon me ook herinneren dat ik was gaan slapen met vervelende herinneringen, die ongevraagd mijn brein in schoten. Flashbacks uit mijn verleden met mijn eerste ex.
De pijn links in mijn hals, die ik al een week heb is ook niet bevorderlijk voor mijn gevoel van welbehagen. De hele dag voel ik me wat miserabel en bijna grieperig, terwijl ik helemaal geen koorts heb.
Ik zal bezoek krijgen van mijn schoondochter en kleine Noëlle. Terwijl ik eigenlijk liever de hele dag blijf staren naar een serie op Netflix (Homeland), sta ik te koken en intussen luister ik naar Radio 1. Ik hoor dat de burgemeester van Amsterdam heeft verteld dat hij uitgezaaide longkanker heeft en dat de prognose niet goed is. Dan besluipt mij een sombere gedachte. Wat zou ik doen als ik ineens kanker zou blijken te hebben? Ik voel bijna een soort opluchting. Ik zou niet willen ‘vechten’ tegen de ziekte, maar hem rustig laten doorwoekeren in mijn lichaam en alleen vragen om pallitatieve zorg. Nog even er zijn voor mijn naasten en dan stilletjes wegglijden. Ik ben zo moe…..
Even later pak ik Ahmads hand in een stil momentje. ‘Weet je dat ik soms stiekem verlang naar de dood?’ vertrouw ik hem toe. Hij herkent dat. Hij heeft die gedachte ook wel eens We hebben alles gedaan dat moest gebeuren voor ons nageslacht. Waarvoor leven we nog? Om te genieten van eten en drinken en slapen?
Het feit dat ik programma’s zie op de tv, die oudjes laten zien die verkommeren overal ter wereld, maakt mijn optimisme er niet groter op. Zelfs in een land als Indonesië, waarvan je zou verwachten dat de familiebanden heel sterk zijn en dat daar nog goed gezorgd wordt voor ouderen door de familie, is het droevig gesteld. Overal ter wereld zie je oudjes verkommeren zonder enige zorg, omdat de kinderen het te druk hebben met hun eigen hoofd boven water houden in een maatschappij die steeds ingewikkelder wordt.
Het is niet gek dat nu ineens euthanasie bij een ‘voltooid leven’ hier gepropageerd wordt, ook al is er geen sprake van ondraaglijk lijden. Het is een lichte aanmoediging om ‘plaats te maken’, ‘geen last te willen zijn’.
Nu ik mijn doemgedachte heb geuit tegenover Ahmad en daarna ook tegenover één van mijn kinderen voel ik me wel opgelucht. Zulke gedachten horen bij het leven en hebben in wezen niet alleen te maken met ouderdom en leeftijd.
Ik weet nog dat ik als student al een periode beleefde van grote vertwijfeling en dat ik ook toen me afvroeg waarvoor wij leefden. Ik was toen nog geen moslim, maar ‘zoekende’. Als ik het mijn medestudenten vroeg, dan haalden zij hun schouders op. Zij waren daarmee absoluut niet bezig. Hun doel was ‘solidair zijn met de arbeider’ of ‘baas zijn in eigen buik’. Dat soort politieke doeleinden zeiden mij niet veel, vooral als ik zag hoe asociaal deze zelfde mensen zich konden gedragen in de woongemeenschap waarvan ik in die tijd deel uit maakte in het kraakpand dat ik toen met hen bewoonde.
Op een dag liep ik op de Neude in Utrecht. Het was een zonnige dag, maar mijn gedachten waren dat alles behalve. Ik keek naar de voorbijgangers in de straat, die me tegemoet liepen. Ineens zag ik ze lopen als skeletten zonder vlees. Ik schrok er even van, maar besefte toen dat dit op zich niet vreemd was. Dit visioen deed me in één klap beseffen dat het leven hier kort is en heel tijdelijk. Dat ik de ‘zin van het bestaan’ dus niet hier kon vinden in materiële zaken als: ‘een goede baan’ of ‘een huis’. De zin lag voor mij veel dieper. In ontzag voor de Schepper, die mij dit beeld had laten zien, besefte ik dat de zin van het leven gezocht moet worden in blijvende waarden als liefde, opoffering, nobelheid, Of zoals grandsheikh Abdullah ad Daghestani ooit zei: ‘wees als een een altijd groene boom in dit leven.’ Wat er ook gebeurt, warm weer, koud weer, regen en storm. Blijf hetzelfde. Dat is de kunst. Ik wil proberen een lichtje te zijn voor een ander. Er is genoeg duisternis.
Geen vrolijk stukje. Eerlijk gezegd vraag ik me af of dit is wat er met mensen gebeurd als ze alsmaar (te) serieus leven. Een borrel op zijn tijd relativeert!