Eergisteren heb ik via internet laten registreren dat ik na mijn dood al mijn organen en weefsels etc wil afstaan, voor zover nog bruikbaar.
Voordien had ik al een donorcodicil. In 1998 heb ik laten vastleggen dat ik helemaal niets wilde afstaan na mijn dood. Dat stond op een geplastificeerd kaartje, dat ik braaf bewaarde in mijn portemonnee. Mijn beslissing om niet te willen doneren was indertijd gebaseerd op angst. Ik had me laten vertellen dat je na je dood nog een gering percentage gevoel zou hebben in je lichaam. Dan is het natuurlijk niet prettig als daarin gesneden wordt. Ook is het zo dat een moslim zo snel mogelijk begraven dient te worden.
Beide argumenten zijn nu voor mij geen reden meer om geen organen te willen afstaan. Als ik al gevoel zou hebben in mijn lichaam na de dood, wat voor mij een raadsel blijft, dan is het vast niet erg als er gesneden wordt in dat lichaam voor een goed doel. En wat betreft het snel onder de grond moeten. Het verwijderen van organen en weefsels uit het lichaam geschiedt natuurlijk onmiddellijk nadat de dood is ingetreden. Daarna is men zeker wel op tijd om het lichaam snel genoeg te begraven.
En dan praten we alleen over het hypothetische geval dat ik in een ziekenhuis kom te overlijden in Nederland en dat mijn organen dan bovendien nog bruikbaar zijn. Het geeft mij een goed gevoel dat ik op die manier na mijn dood mogelijk kan bijdragen aan de genezing van een ander.
Terwijl een groot deel van ons volk juist liet registreren geen donor te willen zijn, heb ik juist mijn ‘nee’ omgezet in ‘ja’. Zoals wel vaker zwem ik weer eens tegen de stroom in 😉