Hebben jullie dat ook wel eens? Dat je je triestig voelt van de ochtend tot de avond, zonder echt te weten wat de oorzaak ervan is? Ik had dat gisteren. Het liefst zou ik in een stille hoek gaan zitten en even lekker huilen, maar ik deed dat niet. Ik wist tegelijkertijd namelijk hoe bespottelijk dat zou zijn. Er was geen enkele reden om te huilen. Integendeel. Ik heb het goed ‘als een luis op een zeer hoofd’, zoals mijn stiefvader dat plastisch placht uit te drukken.
Het is verleidelijk om bij zo een acute aanval van peilloze somberheid te gaan zoeken naar oorzaken. Je kunt er zat bedenken. Heimwee naar iets dat je niet (meer) hebt bijvoorbeeld. Dat kan je altijd aanvoeren. Of zorgen om God weet wat. Bijvoorbeeld mijn kinderen. Maar die gasten zijn volwassen en zelf ouders van kinderen. Geef ze de ruimte! Mogen ze zelf bedenken wat ze doen en daarbij misschien fouten maken? Mogen ze onderling ruzie maken, om daarvan te leren? Mogen ze mij in het ongewisse laten omtrent hoe het met hen gaat zonder dat bij mij direct alarmbellen gaan rinkelen? Laat los, mens. leef je eigen leven en laat je nu volwassen kinders met rust!
Wat is er dan aan het handje? Sijpelt er iets van de depressie van mijn benedenbuurvrouw, die we dagelijks horen huilen, of de jong volwassen depressieve zoon van de buren naast ons door de muren van ons optrekje heen? Heb ik soms zuignappen, die hun ellende absorberen en me me het gevoel geven of ik hun last draag? Onzin!
Of verveel ik me misschien gewoon kapot? Het valt niet mee om niks anders om handen te hebben dan je eigen natje en droogje op tijd binnen te krijgen en het huis een beetje op orde te houden. Geen zorg voor anderen meer, maar moet dat dan? Er zijn mensen die volkomen gelukkig leven op een bergtop in hun eentje zonder de bevestiging van wie ook. Wat is belangrijk en wat niet? Wat maken we onszelf allemaal wijs over wat allemaal moet in dit leven? Ik kom er niet uit.
Wat ook niet echt helpt is dat ik al een paar dagen last heb van buikpijn, een lichte maar gestage niet aflatende pijn in de onderbuik. Daar word ik niet vrolijk van. Ik ga op de bank liggen en val in slaap. Na een kwartiertje word ik wakker, met nog steeds buikpijn maar wel een lichter gemoed. Het leven lijkt ineens niet meer zo zwaar, zinloos, triest of hoe je het maar negatief wil omschrijven. Mijn zoon belt me en ik word gerustgesteld dat het goed met hen gaat, wat ook heel erg helpt. Kennelijk heb ik me toch druk zitten maken om niks, zoals wel vaker.
Vandaag sta ik al beter op. Ik bespreek mijn triestigheid van gisteren met Ahmad en dat helpt. Hij heeft vannacht gedroomd dat ik dood was. Als ik dat hoor ervaar ik dat idee bijna als een opluchting, het idee dat ik er ’tussenuit zou knijpen’. Maar Ahmad zou het wel erg vinden. Hij voelde zich rot in zijn droom.
Ik heb nog steeds buikpijn vandaag. Als we naar yoga gaan en Marie Carmen (de yogalerares) omhelst me langdurig, merkt zij op dat het goed met me gaat. Ik bevestig dat, maar voeg eraan toe dat ik gisteren somber was zonder te weten waarom. Kent zij dat gevoel? Ja, dat kent zij. Maar, zegt ze, het is de kunst om dan niet te denken dat ‘jij de triestheid bent’, maar dat de triestheid een gevoel is (zoals alle gevoelens) dat bij het leven hoort en dat voorbij gaat.
Dat klopt, maar wat zouden mijn buurjongen en mijn demente benedenbuurvrouw hierop zeggen? Ervaren zij dat ook zo?
Het zijn mijn zaken niet. Ik heb nog steeds buikpijn, maar neem dat gevoel maar voor wat het is. Ik laat mijn stemming er niet door verpesten. Er is best mee te leven en wie weet gaat het vanzelf over.