Laagdrempelig

Vandaag ging ik mijn paspoort ophalen op het stadsdeelkantoor Leyweg, vanuit mijn huis te bereiken via een paar haltes met de tram. Voor mij een uitje.

Bij de halte zie ik een zwarte vrouw zitten. Ze kijkt wat boos en maakt de indruk niet makkelijk te zullen praten. Ik ga rustig naast naar zitten op het bankje en kijk af en toe naar het scherm, waarop te zien is dat de tram over 3 minuten bij deze halte zal stoppen. Dan begint zij ineens tegen me te praten. ‘Nog 3 minuten,’ zegt ze. ‘Ja, gelukkig gaan ze best vaak,’ antwoord ik. ‘En gelukkig is het vandaag niet zo koud. Er staat niet zo een koude wind meer.’ Samen kijken we naar een man met een fiets aan de andere kant van het spoor. Hij ziet eruit als een heer en heeft een mooie fiets. ‘Hij zoekt,’ zegt de vrouw. ‘Zoekt zeker een goede plek om zijn fiets vast te zetten,’ zeg ik. ‘Nee,’ zegt de vrouw. ‘Hij zoekt naar blikjes.’ ‘O, voor statiegeld,’ zeg ik dan. Inderdaad zie ik hem nu met zijn handen in de prullenbak zoeken. ‘Ja,’ zegt de vrouw. ‘Dat zie ik hem elke dag doen.’ ‘Dan moet iemand echt weinig geld hebben,’ zeg ik. ‘Om dat ervoor over te hebben om aan wat geld te komen.’

Dan stappen we allebei de tram in. Ik ben blij dat de vrouw even met me gepraat heeft. Kennelijk schat ik mensen niet altijd goed in. Zeker is dat mensen, wie het ook zijn, wel een lage drempel voelen om met mij in gesprek te gaan. Dat vind ik fijn. We zijn immers één familie.

Even later zit ik in de tram uit het raam te kijken. Ik voel ogen prikken in mijn achterhoofd. Dan draai ik mijn hoofd om en ik kijk recht in het gezicht van een baby, die over de schouder van de moeder mij strak aankijkt. Ik vind dat heel schattig en moet erom lachen. Kleine wezentjes die al alles om zich heen observeren…

Na het ophalen van het paspoort loop ik nog even de Leyweg af om te kijken welke winkels er zoal zijn en wat daar te koop is. Bij de Marokkaanse slager haal ik één koolraap voor Ahmad (voor de couscous). ‘Neem maar mee, die krijg je van mij,’ zegt de aardige verkoper en ik steek hem in mijn zak. Ik kijk bij Nelson naar sportschoenen voor de zomer, maar vind daar niets dat ik mooi vind. Ik zie hier en daar goedkope kledingwinkels, die flodderige kleding verkopen. Dan zie ik een Jumbo en blij verrast koop ik alle ontbrekende ingrediënten voor de soep en de couscous die Ahmad morgen gaat maken. Bij de scankassa realiseer ik me dat ik geen tas heb. Ik koop een plastic tasje met ‘Jumbo’ erop en moet daarvoor 75 cent neertellen. Maar alsnog blij loop ik met alle gekochte etenswaren weer naar de tramhalte. Ahmad zal blij zijn met wat ik gekocht heb.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *