Vandaag gaan Ahmad en ik boodschappen doen. Dit keer moet ik alleen aanwijzen en eventueel dingen in het karretje doen. Sjouwen is er voor mij absoluut niet bij. Toch ben ik een beetje moe en ik hang wat tegen de kassa en het karretje, me verwonderd afvragend waar iedereen zoveel energie vandaan haalt. Als we bij de auto zijn plof ik dankbaar neer in de auto, terwijl Ahmad de boodschappen achterin laadt.
Er komt een man aanlopen met een felgekleurd oranje hesje, dat hem het uiterlijk geeft alsof hij bij de parkeerplaats hoort. ‘Kan ik u helpen?’, vraagt hij. ‘Nee’, is het besliste antwoord van Ahmad. ‘Zal ik uw karretje wegbrengen?’, blijft de man aandringen. ‘Nee”, klinkt het nogmaals nadrukkelijk uit Ahmads mond. Dan zie ik de man ineens weglopen, met een wat teleurgestelde, boze uitdrukking op zijn gezicht.
‘Ik weet niet hoe hij het voor elkaar kreeg, maar ineens had hij de 50 cent uit ons karretje gepulkt’, zegt Ahmad, terwijl hij me 50 cent aanreikt. ‘Maar hoe kan het dan dat jij me nu die 50 cent aangeeft?’, vraag ik. ‘Omdat ik direct ‘geef hier!’ heb gezegd tegen hem’, is Ahmads antwoord. ‘Ik had het hem zien weghalen, dus hij moest het me wel teruggeven’.
En dan zie en voel ik de andere kant van mijn lieve, zachtmoedige Ahmad: de arme, hardwerkende jongen en man die hij zijn hele leven geweest is. Ervoor vechtend altijd werk te hebben en daarmee te kunnen zorgen voor zichzelf en zijn gezin. De Ahmad die heel moeilijke tijden gekend heeft in zijn leven. Deze Ahmad heeft absoluut geen genade met klaplopers. Ze zullen hem ook niet gauw te slim af zijn.