Mijn vader komt uit een groot gezin en is op gegroeid in Vught. ‘Ik was niet zo een brave jongen,’ reflecteert hij. En daarmee bedoelt hij dat hij niet zo een kerkganger was. ‘Maar ik ben wel goed begonnen,’ herinnert hij zich. ‘Ik was misdienaar en mijn specialiteit waren begrafenissen. Omdat ik dan een groot stuk van de schooldag miste.’ Dat verhinderde niet dat hij desondanks geen problemen had met zijn schoolcarrière. ‘Ik was zoals dat heet een goede leerling. Ik kon goed leren.’
Dit in tegenstelling tot zijn twee jaar oudere broer Godfried (kortweg Fried genoemd). ‘Als je niet goed kan leren moet je met je handen leren werken,’ heeft hun vader destijds gezegd. En dat ter harte nemend kwam Fried te werken in een bakkerij, wat hij absoluut niet leuk vond. Tot zijn opluchting kreeg hij bakkerseczeem van het werken met deeg. Daarna kwam hij in een toen bekende kruidenier te werken. Daar droeg hij een wit jasje. Fried was destijds een knappe jongeman om te zien. Dagelijks kwamen er daarom meisjes boodschappen doen om Fried te zien in zijn witte jasje.
Mijn vader praat met genegenheid over deze broer, met wie hij een goede band had. ‘Ik had ook nog oudere broers, maar daar had ik niets aan omdat het leeftijdsverschil te groot was, 6 respectievelijk 8 jaar.
Mijn vader praat langzaam en bedachtzaam, zorgvuldig zijn woorden kiezend.
Hij was, net als mijn stiefvader, officier in het leger. ‘Maar ik heb geen dag gevochten,’ zegt hij met een glimlach. Hij zat bij de genie. ‘Ik was het brein.’
Bij het afscheid vraagt mijn vader hoe Ahmad heet. ‘Francisco,’ antwoord ik. ‘Francisco, zorg goed voor mijn dochter,’ zegt hij dan. Dat heeft hij al een keer eerder gezegd, maar ik blijf dat geweldig vinden. ‘En wat is ook weer zijn moslimnaam?’ vraagt mijn vader vervolgens. ‘Ahmad. En mijn naam, Shabnam, is niet eens een moslimnaam,’ vertel ik erbij. ‘Maar het blijkt een hindoenaam te zijn uit het oude Sankriet.’ ‘Een hindoenaam,’ herhaalt mijn vader verbaasd.
Als we weggaan grapt A tegen mijn vader dat hij niet moet weglopen in de tussentijd dat zij er niet is. Mijn vader antwoordt dan heel rustig en droog en met kalme stem: ‘Dat was ik wel van plan.’ Zo een antwoord vind ik geweldig. Op de één of andere manier ziet mijn vader kans om er in al zijn breekbaarheid en kwetsbaarheid in dat bed toch nog waardig uit te zien. Wat een aristocraat is mijn vader! Ten afscheid steekt hij nog even zijn hand naar ons op.
Alle broers en zussen van mijn vader zijn al jaren geleden overleden, op één zus na. Zij is helaas sinds kort volledig blind. Die zus heeft ook dochters, waarvan één dochter contact met mij heeft opgenomen via de mail. Zij had in mijn weblog gelezen. Ik vind het erg leuk dat zij dit contact heeft gezocht en ga haar vandaag of morgen bellen.
Het is voor mij heel fijn om op die manier toch contact te hebben en hopelijk te houden met de directe familie van mijn vader, die ook mijn familie is. Het is jammer dat ik zowel het contact met mijn vader als dat met mijn grote familie het grootste deel van mijn leven heb moeten missen.
Wat beschrijf je het allemaal mooi! en ik ben ook blij dat je weer ‘gewoon’ Monique wordt.
Van oude menschen, de dingen die voorbijgaan…
?