Het is ineens snel gegaan. Mijn altijd sterke en gezonde vader is niet meer sterk. De afgelopen maanden is hij in een rap tempo verzwakt. Aanvankelijk ging het goed met hem, dankzij de goede zorgen van zijn buren. Hij deed samen met hen zijn boodschappen, lopend achter een rollator, want met zijn evenwichtsvermogen is het al een tijdje niet zo best gesteld. Hij liep al enige tijd in huis met een stok en buiten achter de rollator. Maar hij deed nog heel veel zelf. Maakte nog zijn eigen ontbijtje met een gekookt eitje, waarbij hij steevast de tafel helemaal netjes dekte. Hij is een man van gewoonten en tradities. Altijd netjes gekleed. Streek zijn kleding ook lange tijd zelf.
A ging een paar keer per dag kijken of alles goed was met hem. En dat was steeds ook zo. Elke dag om klokslag 6 uur ging hij naar A en W voor zijn warme maaltijd.
Maar de laatste maanden voor zijn 99e verjaardag begon mijn vader steeds meer te verzwakken, hoewel hij qua gezondheid nog altijd niets mankeerde. Hij ging steeds meer in zijn bed liggen tussen de maaltijden door. Mogelijk heeft dit dagritme hem steeds meer verzwakt. De laatste tijd heeft hij vaak geen trek in het avondeten en komt hij daarvoor zijn bed niet meer uit. Hij staat wankel op zijn benen en is twee nachten achter elkaar gevallen, toen hij zijn bed uit ging om te plassen. Gelukkig tot nu toe zonder nare gevolgen. Maar het is natuurlijk een gevaarlijke situatie die ontstaan is.
De huisarts is erbij gehaald en een zorgcoördinator. Hij moet zo snel mogelijk naar een crisisopvang. Daar zal dan bekeken worden of hij een vaste plek moet krijgen in een verpleeghuis of in een verzorgingshuis. Als hij eenmaal een vaste plek heeft om te verblijven, zal de huur van de flat waar hij zo gelukkig was worden opgezegd. Dat idee breekt mijn hart en ook dat van A.
Voordat het zover is, wil ik hem nog gaan zien in zijn eigen huis. Ik heb A ingelicht dat ik morgen kom. Het liefst had ik me met de auto laten brengen door één van mijn kinderen, maar zij zijn allemaal druk met hun werk bezig. Dus ik heb een treinretour geboekt. Hoe vermoeiend het ook voor me is met stok, ik voel dat ik niet langer kan wachten met hem op te zoeken.
Hij zegt nu al regelmatig dat hij niet zo een zin meer heeft in het leven. Als hij eenmaal niet meer thuis woont, zal dat gevoel alleen maar sterker worden. Ik ben bang dat hij niet lang meer zal leven. En dat net nu het contact tussen mij en mijn vader zoveel inniger is geworden.
Ik ben net gebeld door A. Morgen om 10.30 zal mijn vader worden opgehaald door een ambulance en naar een kliniek worden gebracht. Ik had net onze treintickets besteld naar Heerlen. ‘Geeft niet,’ zegt A. Haar man werkt morgen maar een halve dag en kan ons opvangen en naar mijn vader in de kliniek brengen.
Ik heb over dit alles een triest gevoel, net als A en W. Deze verandering is onomkeerbaar.
Ik ben al enige tijd bezig met een tekening van mijn vader. Op die tekening zie ik hem in zijn waardigheid en tevens kwetsbaarheid van de afgelopen tijd. Ik herken veel van mezelf in de structuur van zijn gezicht. De tekening was bedoeld als cadeau voor hem. Maar hij is nog niet af en komt te laat. Nu is het een cadeau voor mezelf. De tekening zal een plekje krijgen aan de muur in mijn huis, in de buurt van de tekening die van hem is gemaakt toen hij jong was en die ik mag hebben.