Ik bel Els. Het gesprek dat ik zojuist voerde met mijn vader blijft aan me knagen. Ik wil horen van Els of er iets bijzonders heeft plaats gevonden dat zijn plotselinge aanval op mijn moslim zijn kan verklaren.
Ik vraag hoe het met haar is en zij vertelt me dat met de montere stem die ik van haar ken. Niet zo goed. Zij begint ook steeds zwakker te worden, heeft veel meer gezondheidsklachten dan mijn vader en kan het niet altijd opbrengen de deur uit te gaan. Soms kan zij goed lopen en soms helemaal niet. Maar zij is dingen aan het regelen. Zo heeft zij geregeld dat als zij het op een gegeven moment niet meer aan zal kunnen om voor hem te zorgen, dat er dan professionals komen om hem eten te brengen e.d., zodat hij toch zelfstandig zal kunnen blijven wonen.
Ik vertel haar dat ik net mijn vader heb gebeld en van hem een en ander gehoord heb en dat ik geschrokken ben van de uitspraak die hij deed over mijn geloof. Dat ik niet begrijp waar dit ineens vandaan komt, omdat hij er vroeger nooit wat over zei, zelfs niet in de tijd dat ik hem opzocht met een hoofddoek. Ze lacht het een beetje weg. ‘O joa’, zegt ze met haar Limburgse tongval. Daar heeft zij wel haar best voor moeten doen. Iedere keer drukte zij hem op het hart niets over de hoofddoek te zeggen en dat deed hij dan ook niet.
Ze stelt me gerust, lieve Els. Ze zegt dat Ahmad en ik altijd welkom zijn om haar te komen bezoeken in haar huis. Dat ik me niet te veel moet aantrekken van de woorden van een oude, wat vergeetachtig wordende man. Hij heeft de afgelopen weken veel stress gehad. Ze legt me verder niet uit waaruit de stress bestond, maar na alles wat ik gehoord heb over haar medische klachten en al de regelzaken kan ik me er wel iets bij voorstellen.
Dan laat ze zich ontvallen dat hij hij stress had gehad, omdat hij een belangrijke afspraak had met ‘iemand’, maar dat die niet kon doorgaan omdat zij niet mobiel genoeg was om hem te begeleiden. Maar toen is ‘die persoon’ bij hem thuis gekomen en kon alles toch geregeld worden. Het feit dat ze niet zegt wie de persoon is met wie hij zo een belangrijke afspraak had zegt mij genoeg.
Ik tel de dingen die ik hoorde bij elkaar op. Een neefje dat ineens opduikt en zegt alles te willen regelen bij mijn vaders eventuele dood en een plotselinge verandering in mijn vaders gedrag naar mij. Ik besluit mijn intuïtie te laten oplossen in de mist waarin die waarschijnlijk gehuld dient te blijven en ben alleen maar blij met de warmte die ik van Els krijg.
‘Een moeder kan ik niet voor je zijn, maar zeker wel een goede invaller’, grapt zij. Els laat mij warmte voelen die ik gemist heb. Dat is voor mij belangrijk.