Ik ben vroeg gaan slapen, omdat ik pijn had in mijn schouder, nek en arm. Om 3.00 uur in de nacht (duiveltijd, zeggen sommigen) word ik wakker. Ik heb nu pijn in beide schouders en mijn rechterarm en verder in mijn nek tot ongeveer halverwege mijn hoofd.
‘Karamba’, denk ik. ‘Wat gebeurt er nu?’ Ik weet niet hoe ik moet gaan liggen om rustig verder te kunnen slapen. Ik draai naar links, nee dat is niks, naar rechts, dat is helemaal niet fijn en op mijn rug, dat gaat wel. Behalve dat het lijkt of iemand me een flinke klap in mijn nek heeft gegeven.
Ik ben niet blij. Vier maanden loop ik nu met die pijnlijke rechterbovenarm en nu lijkt het wel of het niet beter wordt maar steeds slechter.
Dan herinner ik me dat ik vandaag geen ibufprofen meer heb genomen vanaf de ochtend. Ik dacht: ‘Waarom zou ik. Het is helemaal niet goed, al die sterke middelen.” En nu moet ik het bezuren. Ik neem een paracetamol, die in mijn ladenkastje ligt. Ik heb inmiddels een hele apotheek tot mijn beschikking. En dan sukkel ik gelukkig in slaap op een mistige wolk.
In de ochtend zit ik niet stralend aan het ontbijt. Ik ben nu eenmaal slecht in de rol van zieke of geblesseerde. Ik kan wat dat betreft slecht tegen mijn verlies. Mismoedig herinner ik me dat ik een jaar geleden nog enthousiast liep te springen in de sportschool, jongere meiden verbaasd achter me latend. En nu is het voor mij bijna onmogelijk mijn haar op te steken. Een jasje uitdoen kan ook alleen maar met veel tact en beleid. Anders gil ik het uit van de pijn.
Ik begin een conversatie met mijn lief die ongeveer als volgt verloopt:
“Als ik blijvend pijn ga krijgen en dingen niet meer kan doen, dan ben ik weg.” “Waar weg?” ‘Naar ergens waar ik niemand tot last ben. Jij moet dan maar iemand anders zoeken die wel gezond is.” “Hoezo denk je dat?” “Ik ben een sjagrijnige zieke en daarmee wil ik anderen niet tot last zijn. Ik trek me dan liever terug.” “Dus jij wilt je verstoppen in een grot?” “Ja, net als een beer die zijn winterslaap doet. Wachten tot het over is.”
Ik blijf nog wat doorzeuren over mensen die kost wat kost in leven willen blijven. Nou, ik niet. “Liever heb ik dat het dan maar snel over is,” verklaar ik bitter.
De stemming is nu echt gedrukt. Waar is de opgewekte Shabnam? Ik zie dat mijn lief verdrietig op zijn bordje kijkt.
Dan neemt hij ineens het heft in handen, kijkt me recht in de ogen en zegt: “Onthoud één ding. Ik ben niet met jou een relatie begonnen om je in de steek te laten als je ziek bent. We zijn voor goede en slechte tijden bij elkaar. Zou jij mij in de steek laten als ik ziek mocht worden?” “Nee, maar verzorgen zit nu eenmaal in ons vrouwen. Waarom denk je dat het meeste verplegend personeel uit vrouwen bestaat?” “Dan vergis jij je in mij,” gaat Achie onverstoorbaar verder.
En dan herinner ik het me ineens weer. Wij samen hadden een deal. Together, for better en for worse.