Het ochtendgebed heb ik verricht. Als ik ermee klaar ben, wacht ik even in mijn bed. Dit om mijn kinderen die voor het werk allebei moeten douchen niet voor de voeten te lopen. Ik luister naar het nieuws en hoor iets over bejaarden die gevaar lopen in de flats waarin zij in de regel worden ‘opgeborgen’. Ze zijn vaak niet goed ter been en als er brand uitbreekt vormt dit een groot risico. Hoe kunnen zij zich immers snel bevrijden uit de benarde situatie van bijvoorbeeld een brand, als de lift het niet doet en de brandtrap voor hen geen optie is. Omdat er in een bejaardenresort alleen maar bejaarden wonen is er geen jong en daadkrachtig persoon aanwezig om ze te helpen vluchten voor het vuur.
Er wordt gesproken over een vrouw van 67 die overleden is omdat zij zich niet snel uit de voeten kon maken. De journalisten hebben het over ‘de groep bejaarden’ onder ons. Ik bedenk me met schrik dat ik daar nu bijhoor met mijn 64 jaar. Ik behoor tot de groep mensen die meer risico loopt door het gebruik van krakkemikkige broodroosters die kortsluiting veroorzaken. De groep die zou kunnen gaan slapen zonder het gas onder het ouderwetse koffiepotje uit te doen.
Ik zet het nieuws uit en schud de gedachte als zou ik een bejaarde zijn van me af. Naast mijn bed staan mijn asics al klaar, die ik gisteren in een doos onder mijn bed vond. Ik heb me voorgenomen vandaag voor douche en ontbijt te gaan joggen. Ik kan niet echt zeggen dat ik popel om rennend de deur uit te gaan, maar weet ook dat ik dit nooit zal doen als ik vandaag de knoop niet doorhak. Zodra zoon en schoondochter het huis hebben verlaten trek ik de voordeur achter me dicht, gekleed in een sportbroek, t-shirt en vestje. Het is aardig fris. Ik spied om me heen of ik niet begluurd wordt door nieuwsgierige pottenkijkers. ‘Wat kan dat me eigenlijk schelen,’ spreek ik mezelf toe. ‘Ik doe niets dat verboden is.’
Als ik de weg moet oversteken geeft een aardige automobilist mij voorrang. Al te veel eer voor de paar meter die ik tot nu toe slechts heb afgelegd. Ik ren-dribbel verder. Het gaat niet lekker. Dan herinner ik me weer dat ik mijn voeten netjes moet afrollen. Hak-tenen, hak-tenen. Ja, nu gaat het al soepeler, Maar echt prettig voel ik me er nog steeds niet bij. Ik had gehoopt vogelgefluit te horen, maar de paar kleine vogeltjes die ik hoor worden overstemd door het gekras van meeuwen en kraaien. Het ochtendlied van de merel, waar ik zo van houd, is al lang gezongen. Ik ben te laat. Ik hoor wat machines dreunen van bouwvakkers. Op straat ligt een aanzienlijke hoeveelheid straatvuil. Mensen die voorbijlopen kijken me niet aan en ik mijd dan ook maar hun vijandige oogopslag. Ik jog door, neem geen pauze, voel wel dat het steeds beter gaat en dat ik het warm krijg. Maar het euforische gevoel dat ik vroeger gewend was te krijgen blijft weg. Ik voel geen grote plannen in me opkomen.
Al joggend bereik ik na een rondje van een ongeveer 2 kilometer de voordeur weer. Ik wil niet te hard van stapel lopen, maar dit langzaam opbouwen. Ik ga zitten, drink water, ga douchen, neem een ontbijt en merk dat de koffie mij niet smaakt. Ik heb een daverende hoofdpijn en voel snot achter mijn wangen. Aha, ik ben verkouden aan het worden! Vandaar dat ik me niet lekker voel en geen eetlust heb.
Ik ben even gestopt met dagelijks joggen……Eerst maar uitzieken.
Wees Voorzichtig. Veel werk, weinig eten en veel zorgen.
Dat valt wel mee. Mijn kinderen zorgen goed voor mij. No te preocupas, mi dulce.