Bij de dokter

Ik lig in bed en moet plassen. Dat is vrij normaal. Er gaat eigenlijk geen nacht voorbij dat ik niet mijn bed uit hoef om te plassen. Ik verbaas me er altijd over dat mijn kinderen dat nooit hoeven. Dat die gewoon in de ochtend opstaan en dan een reuzenplas doen. ‘Waar laten ze die plas zo lang?’, vraag ik me dan af. Mij lukt het niet.
Maar vannacht kreeg ik een uurtje na plas 1 alweer aandrang om plas 2 te doen en toen ik daarvoor snel de trap was afgedaald merkte ik dat het een heel klein plasje was, dat in geen verhouding stond tot de enorme aandrang die me mijn bed had uitgejaagd. En….vanmorgen weer die aandrang, waarvan ik een vermoeden had dat die ook wel loos alarm zou zijn. ‘He,jasses, heb ik nu weer een blaasontsteking?’
Een paar uur later zit ik bij de dokter. Ik heb mijn plas ingeleverd en die staat te wachten op een analyse in een plastic bak achter de assistente. Ik wacht. De wachtkamer zit vol. Patiënten worden geroepen en verdwijnen. Er komen nieuwe, die ook geroepen worden en verdwijnen. De wachtkamer is nu een stuk leger. Ik zit er nog steeds. Ik vraag aan de assistente hoe het ervoor staat. Is men mijn plasje niet vergeten? Het staat er nog steeds. Er waren zoveel mensen voor me. Ok, ik wacht nog wel even. Inmiddels voel ik dat ik er eigenlijk geen aanwijzingen meer zijn voor een blaasontsteking. Ik heb helemaal geen aandrang meer en ik voel me best ok, behalve dat ik wat suf en melig ben, maar dat ben ik wel vaker de laatste tijd. Ik bekijk de mensen, mijn grote hobby. Een jonge meid komt artikelen die niet vergoed worden door de verzekering aanprijzen. Ze heeft een koffertje op wielen bij zich en een kartonnen blad met proefmodellen. Ik zie dat het lastig is voor haar om vrolijk en fruitig haar waren aan te prijzen bij het sceptische ‘hoofd van de doktersreceptie’. Ze biedt aan nog wat proefmonsters te brengen uit haar auto en daarmee wordt aarzelend ingestemd. Ze geeft haar visitekaartje af en met een stralende glimlach neemt ze afscheid, een glimlach die direct van haar gezicht verdwijnt als zij zich heeft omgedraaid. ‘Wat een hondenbaan ook’, denk ik meewarig. Even later is zij terug met een doos met wat pakketjes erin. Er staat nu een rij van 4 mensen voor de balie en zij sluit netjes aan. ‘Daar sta je dan met je dozen’, zeg ik. ‘Ja, anders worden de andere mensen boos op me’, zenuwlacht ze. ‘Nou,je hoeft toch alleen maar even wat af te geven?’, denk ik hardop mee. Een aardige mevrouw in de rij heeft het gehoord. ‘Ga jij maar voor, hoor, als het alleen maar even afgeven is’, zegt ze vriendelijk en dankbaar geeft het meisje haar pakketjes af. Ze lacht naar mij en ik knipoog ook maar even. Ik zie haar snel naar de WC verdwijnen. ‘Zij moest kennelijk ook nog nodig plassen’, mijmer ik en weer denk ik: ‘wat een ellendebaan’. Ik zie haar even later weglopen, met inderdaad weer die uitdrukking op haar gezicht die geen overmatige werkvreugde verraadt.
Na nog een half uur is eindelijk de uitslag van mijn plasje bekend. Het is helemaal ok. Ik ben opgelucht en voel me ineens een stuk onbezorgder. Ik heb inmiddels wel twee adviezen te pakken om blaasontstekingen te voorkomen van twee andere dames in de wachtkamer. Dame 1 heeft me aangeraden mijn urinebuis te verwijden, iets wat bij haar goed geholpen heeft, maar wat bij mij afvalt wegens ‘aan mijn buis wordt niet gesleuteld’. Dame 2 zweert bij het slikken van cranberrytabletten. Met die tabletten heeft zij blaasontstekingen kunnen voorkomen. Omdat ik dat vaker heb gehoord, ga ik direct vanuit de dokterswachtkamer naar de drogist, waar ik voor mezelf een grote pot aanschaf.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *