Vannacht had ik weer hetzelfde euvel: veel aandrang en weinig plas met een vervelend gevoel daarbij. Een constante en onaangename druk op mijn plassertje. Ik stond op, gooide daarbij het glas water om dat naast mijn bed stond en mompelde tegen Ahmad, die daarvan wakker werd: “Kan zo niet slapen, ga naar beneden”.
Daar zit ik enige tijd te lezen en gruwel een beetje als ik lees hoe de hoofdrolspeler van het verhaal een ander op nare wijze ombrengt. Na een paar keer me ontlast te hebben op de WC wordt de druk wat minder en slaap ik nog een paar uurtjes. In de ochtend twijfel ik: plasje weer naar dokter brengen of niet. Ik voel me wat suf, lees verder in het spannende boek over een man die alleen het gevoel heeft dat hij leeft als hij op het spanningsveld tussen leven en dood balanceert en die spanning ook opzoekt. Dit alles na een succesvol en gezapig leven te hebben geleid met een design bankstel en roestvrij stalen keuken.
Ik kan mijn plasje brengen tot 11.30 en doe dat net op tijd. Wil ik erop wachten? Nee, ik ga naar huis en bel wel over de uitslag. Hoe laat kan dat? Om 13.00 uur, wordt me gezegd. Even voor enen bel ik en krijg te horen dat er ‘niks aan de hand was met mijn urine’, maar dat een collega mij persoonlijk wil spreken. Die collega is nu even met pauze en of ik over twee minuten kan terugbellen. Ja, hoor. Ik geef haar even tijd en bel na 5 minuten terug. Nu krijg ik te horen dat de collega niet op haar plaats zit en of ik even wil wachten of wil terugbellen. Ik kies ervoor om te wachten. ‘Nee, toch maar niet’, zegt het meisje aan de andere kant van de lijn, want ik moet gewoon even wachten omdat er nog anderen voor me zijn. Ik zal worden teruggebeld. Verbouwereerd hang ik op. Het is nu inmiddels 13.30 en ik heb wel meer te doen. Moet boodschappen halen en koken en wil graag weten of ik ook een recept moet ophalen voor antibiotica. Ik voel me afgescheept en woede begint in mij op te borrelen. Ik kraam onredelijke dingen uit als: “onbeschofte hoefddoekdragende onbenul!”, wat gelukkig alleen door Ahmad wordt opgevangen. Ik besluit opnieuw te bellen, woedend en met nog steeds die hevige druk op mijn plasser.. Ze laten me lang in de wacht staan en ik vermoed al dat ze mijn nummer hebben herkend en denken: “Laat dat mens maar wachten”. Ik houd echter vol en eindelijk om 1.45 krijg ik een aardige jonge vrouw aan de lijn, die direct weet van de ‘hoed en de rand’. Gisteren was er inderdaad nog niets te vinden in mijn urine, maar vandaag wel. Ik heb toch een ontsteking van de urinewegen (‘hèhè, eindelijk duidelijkheid’, denk ik opgelucht). Maar op het moment dat ik eerder belde was zij juist bezig te overleggen met de dokter. Deze vond het verstandig om de infectie te behandelen met antibiotica (‘gelukkig”). Ik zeg haar nog even dat ik de gang van zaken raar vind, hoe ik te woord ben gestaan door haar collega’s en zij verontschuldigt zich voor het ongemak. Ik aanvaard haar verontschuldiging en spring op mijn fiets, op weg naar de apotheek met verlossende medicijnen.
Wat een gedoe! gelukkig weet je nu wat je hebt en word je behandeld.
Maar dat hele traject – één en al frustratie 🙁