11. Werk zoeken

Dagloners, wachtend op de ‘heer’

In de dorpen moesten dagloners al sinds ver terug in de geschiedenis op het dorpsplein wachten tot de ‘heren’ kwamen om te kiezen wie die dag op hun velden mocht werken. Dat werk gaf geen garantie hoe lang de werkdag zou duren en er was ook verder geen enkele stabiliteit. Het kon een klus zijn voor een dag of voor een week al naar gelang de ‘meneer’, de chef of de voorman van de boerderij dat besliste. En het salaris voor het werk van een hele dag was miserabel en karig. Het was voor de werker alleen genoeg om de basisbenodigdheden te kopen voor die dag. Deze ‘peoná’ (werkdag) duurde van zonsopgang tot de zon aan de horizon verdween. Na de burgeroorlog werkten mensen vele jaren voor slechts een maaltijd en een handvol kikkererwten of linzen om mee naar huis te nemen. En iedereen die een verbetering van zijn salaris of van zijn arbeidsomstandigheden durfde te eisen, kwam op een ‘zwarte lijst’ terecht, waarna het moeilijk was om werk te vinden.

Om deze reden werden veel dagloners gedwongen naar andere landen te emigreren, hetzij naar Midden-Europa, Catalonië of Baskenland. Mannen emigreerden eerst en zodra hun werk hun stabiliteit bood, keerden ze terug naar hun dorp en namen hun gezin mee.

Onder deze omstandigheden groeide ik op. Ik ging op zoek naar bouwwerkzaamheden in de stad Sevilla. Ik zocht de ene baan na de andere zonder succes, totdat ik aan het eind van de dag moe en verslagen de bus terug naar mijn dorp nam. Op die manier gingen weken voorbij tot ik, als ik geluk had, een werk vond waar ze een ‘pion’ nodig hadden. En dan was mijn enige zorg te weten of ik de baan had en wanneer ik kon beginnen. Je hoorde niets te vragen over de arbeidsomstandigheden, de uren of het salaris, want dan liep je het risico niet aangenomen te worden.

Antieke steenfabriek

Toen ik 18 jaar was, besloot ik te emigreren naar Catalonië waar ik werk kon vinden in een steenfabriek. Het merkwaardige aan deze baan was dat ik, toen ik de fabriek bezocht om erachter te komen of ze een arbeider nodig hadden, te woord werd gestaan door de eigenaar van de fabriek. Deze man bood me een baan aan en ik vroeg wanneer ik kon beginnen. Hij vertelde me dat ik de volgende dag kon beginnen. Daarop nam ik afscheid van hem en liep ik weg. Maar de  man riep me terug en vroeg of ik de arbeidsvoorwaarden en het salaris niet wilde weten, aangezien hij garanties wilde hebben dat deze baan me echt interesseerde. Die houding van die zakenman veroorzaakte bij mij op dat moment een emotionele schok, want in Andalusië was een dergelijke houding van een zakenman ondenkbaar en hooguit het resultaat van fantasie.

(Door Paco Gamboa)

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *