We komen thuis na een klein tripje naar Hipercor, waar we o.a. twee drie literpotten olijven kochten en een halve schapenkaas. Ik zie dat Els me gebeld heeft. Er gaan direct alarmbellen rinkelen bij me. Er is toch niets gebeurd met mijn vader? Normaal belt ze in de ochtend om een uurtje of 11 en nu ineens om 18 uur in de avond. Dat is vreemd. Ik luister haastig de voicemail af en hoor dat zij wil praten over het gesprek dat ik laatst had met mijn vader.
Ik bel haar zo snel mogelijk terug. En dan legt ze me uit:
Dat dit gesprek tussen mijn vader en mij nooit had mogen plaatsvinden zoals dat gebeurd is. Ze is er zelf over begonnen tegen mijn vader, die zelf niet aan haar vertelde dat ik hem gebeld had. Zij heeft hem min of meer ‘op het matje ‘ geroepen. ‘Dat gesprek met Monique laatst dat was niet fijn, Theunissen. Weet jij wel hoe een verdriet je haar gedaan hebt?’ Ja, hij besefte het wel en hij betreurde het ook. Hij gaf toe dat hij dingen heeft gezegd die hij niet had moeten zeggen.
‘Het is geen excuus’, zegt Els. ‘Maar hij ziet de dingen soms niet meer echt helder en haalt dingen ook door elkaar. Hij kijkt de krant door en dan leest hij ook nog vaak de koppen verkeerd. Hij begrijpt niet goed meer wat er om hem heen gebeurt. En hij is bang.’
Hij heeft het allemaal niet zo bedoeld als hij het gezegd heeft, maar hij is zelf niet in staat om dat te zeggen en daarom doet Els dat voor hem. Kan ik hem vergeven? Ja, dat kan ik, laat ik weten. Iemand hoeft maar een hand naar mij uit te steken en ik pak deze. Wat dat betreft ben ik een zacht ei. Ik vergeef heel gemakkelijk. Ik weet ook en ik heb gezien dat mijn vader in zijn non-verbale gedrag soms heel anders zich uit dan in zijn woorden. Ik heb in het verleden wel op diverse momenten warmte gevoeld van zijn kant. Daarom waren de woorden die hij uitte en het het feit dat hij me nu zou veroordelen om mijn geloof zo een klap voor mij. Ik begreep gewoon niet waar dit ineens vandaan kwam.
Het beste kunnen we het helemaal vergeten volgens Els. Verder vindt zij ook dat Ahmad en ik gewoon moeten blijven komen, desnoods in haar huis, en dan kunnen we even bij mijn vader langsgaan. Of hij kan naar haar huis wandelen met zijn rollator, als hij dat wil. Zij mag mij graag en denkt ook dat ik haar graag mag. ‘Ja, dat is zo,’ beaam ik.
En den praten we nog even door. Over spulletjes die ik misschien zou willen hebben. dat ik maar eens door zijn huis moet lopen en dingen aanwijzen. ‘Dat is niets voor mij’, zeg ik. ‘Daarvoor zou ik me schamen’ Maar ik heb wel een oogje op een mooi antiek bureautje en het getekende portret van mijn vader in zijn jonge jaren. ‘Die twee dingen ga ik voor jou reserveren’, zegt Els. Wat betreft de erfeniskwestie weet zij zeker dat zij en ik gemakkelijk door één deur zullen gaan. Dat denk ik ook wel.
Ik voel me opgelucht na dit gesprek. Hoop dat mijn vader ook werkelijk spijt heeft en dat hij nog beseft wat hij gezegd heeft. Want hij wordt ook wat vergeetachtig, aldus Els, al geeft hij dat niet graag toe. Ik kan in ieder geval niet boos zijn op een man van 96 jaar. Ik kan alleen maar respect hebben.